Het is een gelukkig brouwer die een goede gist-stam heet

Heemkronijk jaar:1984, jaargang:23, nummer:3, blz.88- 88

HET IS EEN GELUKKIG BROUWER DIE EEN GOEDE GIST- STAM HEEFT

door: A.L.H.Th.Veldhuizen-van Geffen

Wie een glas schuimend bier aan de lippen zet om zijn dorst te lessen, zal daarbij meestal niet bedenken dat het gerstenat reeds genoten werd in een tijdperk dat tenminste zesduizend jaar achter ons ligt. De oudste gegevens over het maken en het gebruik van bier waren al bij de Babyloniërs bekend. Zij lieten wilde honing door toevoeging van water gisten, waardoor een alcoholische drank ontstond. Deze drank, die men meth noemde, wordt als voorloper van het bier beschouwd.

Toen men leerde om van graan brood te bakken, kwam het wel eens voor dat een deel van het beslag ging gisten. Door gebruik te maken van gistend graan, ontstond een alcoholische drank die al meer op ons bier begon te lijken.

Het bierverbruik heeft zich vanuit Egypte over Europa verbreid. In ons land dronken de Germanen (100 v.Chr.) al een brouwsel uit gerst of tarwe dat een gistingsproces had doorgemaakt. In de middeleeuwen was het aantal brouwerijen in ons land zeer groot. Het was hoofdzakelijk een huisindustrie. Tijdens de Gouden Eeuw was bier de nationale drank. Jong en oud dronk bier omdat het de enige drank was die geen gevaar voor de gezondheid opleverde. Water was immers dikwijls met allerlei ziektekiemen besmet.

Het brouwproces (koken) en de alcohol maakten bier tot een zuivere drank. Later, toen men meer wist van ontsmettingsmethoden en hygiëne, moest het bier een deel van zijn terrein afstaan aan dranken als koffie en thee.

Omstreeks 1900 waren er nog 480 bierbrouwerijen in ons land. Tegenwoordig zijn er nog nauwelijks twintig in bedrijf. Een ervan was de "Stoombierbrouwerij De Zwaan" van de familie Godschalx te Leende, waar in 1965 een feestje gebrouwen werd rond het toen 150 jaar oude huis. Dit schitterende gerestaureerde pand op de Oostrikkerdijk, is een van de markantste gebouwen van het dorp. Volgens wijlen Sjef van der Zanden, Leende's heemkundige bij uitstek, zou deze brouwerij-boerderij in 1815 gebouwd zijn door ene "blinde" Waal. Het pannendak werd gemaakt door Jean de Waal Pauluszoon, die in de registers van de Burgelijke stand stond aangetekend als "Coureur de Paille" (strodekker). Opdrachtgever was Willem Maas, eigenaar en brouwer, wiens zoon Tilman van 1860 tot 1877 burgemeester was van Leende.

De stenen voor het brouwershuis zijn afkomstig uit de steenovens van de "Leemkuilen" nabij Valkenhorst. Bij de brouwerij hoorde ook een moutmolen, gelegen in de Broekakkers, ongeveer ter hoogte van de tegenwoordige Eikenlaan-Lindenlaan, op een perceel van wijlen bakker A.F. van Weert. De brouwerij aan de Oostrikkerdijk (in de 17de eeuw Cruijsstraat geheten) verkeerde wel in goed gezelschap; alle naaste buurlui waren caféhouders.

Bekend is het bezoek dat brouwer Willem Maas op 10 augustus 1843 kreeg van omtrent 2000 Belgische soldaten, die met twee stukken geschut naar Leende waren gekomen.

"Zij staken de Belgische vlag op den toren en haalden bij Willem Brouwer het bier uit de kelder, dat zij zelf op mestkarren naar de legerplaats bij Boshoven trokken en daar uitdronken”.

Een ander verhaal uit die tijd gaat over de ontrouwe brouwersknecht Willem van Meijl Judzn. die in de geheimen van het brouwen werd ingewijd op voorwaarde dat hij die aan niemand verder zou leren. Edoch . . .,  naar verluidt ging de knecht er met de geheimen van door. Later brouwde hij in het klooster der Minderbroeders te Weert en Megen het beste bier in de kloosterbrouwerij. (Zo hij de pij gedragen heeft, is dat niet zo verwonderlijk).

Rond de eeuwwisseling kwam Ant. Arts uit Budel als eigenaar op de brouwerij, echter niet voor lang. Bij hem werkten Trienke en Marjan Verduin, Cornelis Smets en Giel Lammers, die uit Budel afkomstig waren. Het is niet bekend of ze in Leende zijn blijven wonen, alhoewel deze namen ook nu in het bevolkingsregister zijn te vinden.Op de gevel van de brouwerij stond: "Stoombierbrouwerij De Zwaan". De daarop afgebeelde zwaan keek in de richting van Heeze, hetgeen tevens verklaart waarom de buurtschap aan de andere zijde (het noordelijke gedeelte van de Broekerstraat) ook nu nog met "Zwanengat" wordt aangeduid. De omgeving van de brouwerij moet in vroegere tijden een waterrijk gebied geweest zijn, waar regelmatig zwanen te zien waren.

In 1907 kocht ene Christianus Godschalx (wat een prachtige naam) de brouwerij, het woonhuis, de stallen en opstallen van de erven Maas en vestigde zich als brouwer en landbouwer. Christianus was afkomstig uit een gezin van 12 kinderen en groeide op te Berlicum, waar zijn vader naast het ambt van burgervader ook bierbrouwer was op de eigen brouwerij. Johannes, de oudste broer van Christianus, had het recht zijn vader op te volgen als brouwer, terwijl broer Corstianus de 'kroonprins' was voor de burgemeesterszetel. Zodoende moest Chris een ander plaatsje zoeken, want op het erf van zijn vader was geen plaats meer.

Brouwen en besturen hoorde gedurende vele eeuwen van geslacht op geslacht bij de familie Godschalx. De naam "Gode-scalcus" is van oorsprong een voornaam en behoorde eens toe aan een Slavonische vorst uit de elfde eeuw  (1).

De gemeente Berlicum werd van 1831 tot 1935 bestuurd door een burgemeester-brouwer Godschalx.  In 1716 belandde de familie in de brouwerijwereld door het huwelijk van Antonie Godschalx uit den Dungen(burgemeesterszoon) met de weduwe van Tongeren, die in Middelrode eigenaresse was van "De Drie Zwaantjes". Daar lag dus de basis van het Godschalxbier; zodoende kan men gerust stellen dat deze familie tot een van de oudste Brabantse brouwersgeslachten behoort.

Terug naar Leende waar Christianus zijn eigen bedje moest spreiden en de familietraditie zou voortzetten. Hij brouwde zijn bier en . . . nee hij werd geen burgemeester, hoewel hij vele jaren lang zitting had in de gemeenteraad van Leende. In 1909 trouwde hij met Maria Strijbosch, dochter van de toenmalige burgemeester van Heeze. Zij kregen twee dochters en twee zonen. Doch tien jaar later werd dit jonge huwelijk door een drama getroffen. Het paard dat het koetsje trok waarmee Maria van het station in Heeze naar huis reed, schrok ergens van en sloeg op hol. Maria kreeg van de schrik een hartinfarct en stierf.

Haar kleinzonen Theodorus en Christianus vertellen daarover "Het moet gebeurd zijn in de buurt van Adje van de Wurff op de Leenderweg; grootvader heeft in die moeilijke tijd al het mogelijke gedaan om de zaak draaiende te houden". Het brouwen was eigenlijk maar bijzaak, hoewel je met een produktie van een 60 hectoliters per drie maanden van een flinke brouwerij kon spreken. Toch was dat niet voldoende om van te leven. Christiaan was op de eerste plaats boer; in 1923 bezat hij 19 stuks rundvee en flink wat eigen land. Op het "molenschut"-land tussen Leende en Sterksel nam hij grote ontginningen ter hand. Het vak van boer en brouwer ging hand in hand. De brouwer had ook een droogzolder nodig om het gerst te drogen, dat hij eerst zelf verbouwd had. Het verhaal gaat dat het leger in '14-'18 grote behoefte had aan gedroogde groenten; Christianus had en de groenten en de droogzolder; hierdoor verkreeg hij flinke extra inkomsten.

"Er wordt altijd beweerd dat iedere brouwer zijn eigen recept heeft; helaas is het Godschalx  bierrecept verloren gegaan", zegt Theo spijtig. "Als amateur brouwer zou ik het graag kennen en eens willen uit proberen. Maar bier brouwen is nu eenmaal aan vaste regels gebonden, zowel vroeger als nu. Iedereen weet dat het in de grote brouwerijen wat gestroomlijnder toegaat dan in grootvaders kelder. Maar de ingrediënten zijn dezelfde gebleven. Bier bestaat uit gerst, hop, water en gist.

 

De gerst werd niet alleen hier in de omgeving verbouwd, maar ook van elders geïmporteerd. Het was bekend dat gerst van de kleibodem meer suiker bevatte. Het drogen, kiemen en eesten op de grote zolders was uitgekiend hand- en vakwerk. De keuze van de houtsoort voor het houtvuur, b.v. beuk of eiken was al bepalend voor de smaak van het bier, terwijl de temperatuur van het eesten de kleur van het bier bepaalde. Hoe hoger de temperatuur was, des te donkerder kleurde het bier. Nadat in voornoemde moutmolen het graan was geplet, werd van dit gerstemout een beslag gemaakt. Hiervoor had men zacht, helder en kiemvrij water nodig, wat ook belangrijk was voor de smaak. Het bronwater hadden we in huis. Hier liggen nog zes å zeven putten, waarschijnlijk liggen er meer. Van de hop gebruikt men de vrouwelijke, onbevruchte hopbellen oftewel de bloesem. De hop die olie, harsen, bitter- stoffen en looizuur bevat, geeft de typische bittere smaak aan het bier en heeft tevens een konserverende werking. Deze werd voornamelijk geïmporteerd uit België. Wat is bier zonder alcohol? Door de gist worden de moutsuikers omgezet in alcohol en koolzuurgas. Zo belangrijk als voornoemde ingrediënten zijn voor de bereiding van bier, zonder een goede gistcel valt er niets te brouwen. Het is een gelukkig brouwer die een goede giststam heeft, is een slogan die ook nu nog in de brouwerswereld opgang doet. Stel je voor dat je duizenden liters gistend bier hebt liggen en er komt een verkeerde giststam in, dan is de produktie van maanden werk naar de knoppen, maar ook de verdiensten. Hoe kwam men nu aan een goede bacterie? Meestal kon men van een bevriende brouwer een stukje gist krijgen, waarmee verder werd gewerkt.”

Zo bracht eens een zekere Carlson uit Denemarken per postkoets een speciale gistcel mee uit Beieren, die hij in zijn hoge hoed bewaarde en bij elke halte water gaf. Hij kweekte die cel verder, waarmee een biersoort ontstond die zich snel door Europa verbreidde.

Theo vervolgt: "Vroeger brouwde men hoog gistend bier bij een temperatuur van 15 tot 20 graden. Door de komst van de koelinstallaties werd het laag gistend bier erg populair, de zogenaamde pils, een lekker blond biertje. Die nieuwe investeringen waren voor de kleine brouwerijtjes niet haalbaar en de omzet daalde. Het was vechten tegen de bierkaai" Het einde van de brouwerij en daarmee ook van een eeuwenlange familie traditie was in zicht. Jammer voor Christianus en zijn nageslacht. Ook jammer voor het personeel, dat toen een beste boterham verdiende. Zo was er de brouwmeesterknecht Piet-Jan de Waal; in feite was hij dé brouwer, die verantwoordelijk was voor het gehele proces. Hij was de man die bij wijze van spreken zijn vinger in de ketel stak en zei: "Kaat, doe er nog es wat hop bij!" Verder werkten er nog Kaat de Waal, Jantje Biemans, Peer van Laarhoven en Bert Cox.

Tot 1926 heeft de brouwerij gedraaid. Twee redenen hebben geleid tot de sluiting ervan: De eerste was de genoemde opkomst van het laag gistend bier en de daarmee gepaard gaande hoge investeringen voor de aanschaf van koelinstallaties, die nauwelijks opgebracht konden worden. De tweede reden zal in verband gestaan hebben met het failliet gaan van de ontginningsmaatschappij uit Sterksel. Immers elke katholieke zakenman uit deze buurt had al zijn centjes op één bepaalde bank staan. Omdat de bank op de fles ging was Christianus zijn zuur verdiende kapitaaltje kwijt. En met hem vele anderen.

Er moest brood op de plank komen, zodat er naar anderen wegen werd gezocht. Van het brouwen stapte hij over op de fabrikage van limonades. Daar moet men zich niet te veel van voorstellen. Het was niet zo dat de hele familie sinaasappels en citroenen stond uit te persen. De simpele ranja werd gemaakt van uiteraard water, kleurstof, zoetstof en koolzuur. De kinderen waren er gek op! In die periode ontstond ook de zogenaamde 'Champagne-pils'.  Een sjieke naam voor een simpele gazeuse met de kleur van . . . bier! Het is opmerkelijk dat de grote brouwerijen pas na de Tweede Wereldoorlog met de produktie van frisdranken zijn begonnen, ook onder invloed van de up-dranken die uit Amerika kwamen overwaaien.

Naast de produktie van limonade ging Christiaan Godschalx in 1926 verder als groothandelaar in dranken. De eerste bestelling deed hij bij de Bavaria Brouwerij in Lieshout. De betreffende bestelbon siert de wand van het café. In 1935 werden de grote koperen brouwketels verkocht aan Pieter Swinkels; met andere woorden: Bavaria nam "De Zwaan" over. Omdat grootvader Christiaan (geb.1878) het allemaal wel voor gezien verklaarde, namen zijn zonen Piet en Harrie het agentschap over; eerst samen, later ieder voor zichzelf. Vader Piet bleef werkzaam bij de Bavaria en behield de ouderlijke woning, waar hij in 1941 trouwde met Fransiska van Kessel.

Harrie ging verder als slijter van gedestileerde dranken, die daarvoor ook de nodige papieren had.

Christianus Godschalx stierf in 1948, op 70-jarige leeftijd.

Piet Godschalx moest flink aan de weg timmeren om een redelijke omzet te halen. Hij ging tot diep in de nacht de baan op, omdat hij zelf zijn klanten moest werven. De volgende morgen stond hij weer vroeg op om het bier te bezorgen. Zijn noeste arbeid werd uiteindelijk beloond. In 1960 kreeg hij de vertegenwoordiging van de Bavaria voor de gehele Kempen. Vanaf die tijd ging het in sneltreinvaart de goede kant op. Inmiddels moe geworden van al dat gesjouw en nog maar een goeie vijftiger, besloot Piet Godschalx op zijn gemak een caféke te beginnen. "Het huis was er ruim genoeg voor. Een gedeelte was onderverhuurd aan een bloemist, boven stonden zelfs kamers leeg en daarboven lagen de grote droogzolders. De salon was hiervoor de uitverkoren plaats. De 'goei' kamer was een soort heiligdom waar we alleen op zon en feestdagen inkwamen, met een blauw fluwelen bankstel, grote stoelen met leeuwenkoppen, grandioos mooi antiek en in het midden een grote smeedijzeren kachel. Die ruimte werd door een architect uit Stiphout verbouwd tot een bruin café. Hij was het ook die de juist goede naam hiervoor bedacht. In 1964 kon vader Piet in zijn caféke "Het Brouwers- huis" beginnen. Deze onderneming werd een succes. "Zo'n succes dat de mensen op zaterdag en zondag met 'de benen buiten hingen' en ons vader én ons moeder, ons zuster, m'n broer Chris en ik ons uit de naad stonden te werken om al die dorstige kelen te lessen".

Zo'n tien jaar later nam de derde generatie de zaak over. Theo Godschalx ging door met de groothandel en vader Piet  -inmiddels zestig jaar-  kon het zich veroorloven om met zijn vrouw te gaan rentenieren. Helaas kreeg hij geen kans hier lang van te genieten. Hij stierf in 1975, 63 jaar oud.

Het café werd verhuurd aan Wim van Kempen, kok van beroep, die er een eethuisje in begon. Ook dat werd een sukses. Hij was een goede kok, zodat zijn gasten er met plezier naar binnen gingen en weer voldaan vertrokken. Totdat deze jonge man weer eens wat anders wilde, de wijde wereld in trok, waarna Els Godschalx het café, eens door haar vader begonnen, voortzette. Er werd een feestzaaltje bij gekreëerd, terwijl een uitsmijter altijd wel geserveerd kan worden. Het is een prettige gedachte dat de klein- en achterkleinkinderen van Christianus nog steeds, leven in de brouwerij brengen.

BRONVERMELDING

 (1)       Gode-Scalcus = knecht van God. Er was eens een vorst van de Wende, hij verenigde in 1043 verschillende Oosteuropese stammen tot één rijk en trachtte deze te kerstenen; in 1066 werd hij gedood te Lenzen aan de Elbe. Kerkfeestdag 7 juni. In de 12e eeuw kwam de naam uit het Oosten ons land binnen. In de 13e eeuw was hij vooral populair in Dordrecht en omgeving.

Uit:  J. van de Schaar. Namenboek Asten, A.F.N. van. "Brouwhuysen te Leende". Heemkronijk, 1965.

Willems, P. "Feest rond Brouwershuis". In: dagblad Oost-Brabant d.d. 4-11-1965.   

 

Ga terug