Koninklijke Bandfabrieken B.V.

Heemkronijk jaar:2011, jaargang:50, nummer:4, pag:75 -84

KONINKLIJKE BANDFABRIEKEN B.V.

v.h. Vullinghs’ Band-, Veter- en Elastiekfabrieken N.V. (1) 
HEEZE – GELDROP 1865 - 2009 

Herinneringen van een oudgediende bij de Koninklijke Bandfabrieken in Heeze en Geldrop 

door: Joan Hegener 

Als lid van de Eindhovensche Fabrikantenkring was ik vanaf 1957 in de gelegenheid om gedurende bijna veertig jaren een goed beeld te krijgen van de industriële ontwikkeling in deze regio. Dat beeld kreeg ik niet alleen tijdens de maandelijkse vergaderingen van deze kring op de eerste vrijdag van elke maand maar ook en vooral op de jaarvergadering in januari van elk jaar. Op deze laatste vergadering mocht iedere directeur van de circa veertig aangesloten bedrijven een betoog houden over de gang van zaken in het afgelopen jaar en de vooruitzichten voor het komende jaar. De aandachtige toehoorder kreeg daar een goed beeld van, en enig inzicht in de grote verscheidenheid van bedrijven, leden van de Kring, met personeelsbezettingen van honderd tot meerdere duizenden medewerkers, die actief waren op allerlei boeiende en belangrijke werkterreinen. Mijn indruk was dat ons bedrijf het te midden van vele giganten op hun gebied vaak helemaal niet zo slecht deed. Het werkgebied van de Koninklijke Bandfabrieken B.V. (K.B.) was door de duizenden artikelen en honderden toepassingsvarianten dusdanig gevestigd en gespreid in afzetkanalen, dat de kwetsbaarheid van het bedrijf daardoor geringer was wanneer de conjunctuur eens wat terugviel en de verkopen achterbleven. In het jubileum-gedenkboek "EEN EEUW AAN BANDEN" dat in 1965 werd uitgegeven bij de herdenking van het honderdjarig bestaan van het bedrijf, genaamd Vullinghs’ Band-,Veter- en Elastiekfabrieken N.V. te Heeze, is beschreven dat de fabriek in 1865 ontstond door een samenwerking van de firmanten J. Vullinghs met J.F. Pompen van Sterksel. Deze laatste was lid van  Gedeputeerde Staten in Noord-Brabant en onder meer in samenwerking met J. Smits van Oyen te Eindhoven de mede-grondlegger van de Tramweg Maatschappij De Meijerij, die de stad Eindhoven verbond met plaatsen in het omliggende land, zoals Weert en ’s-Hertogenbosch.   

Het station van deze maatschappij stond aan het Raiffeisenplein te Eindhoven. De Bandfabriek werd gevestigd aan de Kapelstraat 73 te Heeze en was telefonisch bereikbaar onder telefoonnummer 2. In geschiedkundig opzicht is het heel merkwaardig het volgende vast te kunnen stellen. Rond 1880 werden juist de locomotieven van deze tramwegmaatschappij vervaardigd door de Firma Backer en Rueb te Breda en bijna een eeuw later, in 1970, waren in Heeze in de weverij zeer moderne bandweefgetouwen in productie, die van diezelfde fabrikant afkomstig waren. Het bedrijf werd in het jubileumjaar gekenmerkt door een hoge mate van vakmanschap, hetgeen zich onder meer uitte in de elders in dit artikel beschreven producten, namelijk bandsoorten die als halffabrikaten worden gebruikt in producten van andere bedrijven. Het betreft producten zoals droge elco's, die functioneren in ABS autoremsystemen, airbags, veiligheidsgordelsystemen en kunstmanen die in de ruimte circuleren. Het artikelenassortiment is in de verschillende decennia sterk uitgebreid en was onder meer bestemd voor toelevering aan de textiel-, confectie- en tricotage-industrie, de elektrotechnische en grafische industrie, kartonnages en boekbinders, matrassen-, camping- en meubelindustrie, modische grossiers,
   
76
warenhuizen en schoenindustrie, overheid, defensie en nog zeer veel andere soorten afnemers in binnen- en buitenland, zoals verder nader beschreven.   

Het werd een typisch ‘familiebedrijf’ genoemd, niet alleen omdat het van oudsher door twee families werd geleid, maar ook omdat het qua personeelsbezetting kon bouwen op medewerkers en medewerksters, die van vader op zoon en vaak ook moeder op dochter daar werk vonden. Aanvankelijk was er ook nog een vestiging die als dependance gesticht was in Weert. De eigenaren van de fabrieken waren van katholieken huize en brachten dan ook christelijke waarden in de praktijk in het bedrijf. Daardoor lieten heel veel ouders, die daar grote waarde aan hechtten, hun kinderen niet elders gaan werken. Men ging naar "de Vullingh”. De directeuren Hegener (een directe nazaat van Pompen)en De Vlam (zwager van Hegener) werden geprezen om hun betrouwbaarheid, en zo diende ook het afgeleverde product naar de klant te getuigen van uitstekende kwaliteit. Zo was het ook heel normaal dat zeker tot de jaren vijftig van de vorige eeuw, tijdens het werk vaak gebeden en gezangen weerklonken. Verderop wordt ook de viering van het H. Hartfeest beschreven. Naast de latere Koninklijke Bandfabrieken B.V. (voorheen Vullinghs) bevonden zich in Heeze andere bedrijven van naam, zoals Van Engelen en Evers (de stichter werkte ooit ook zelf bij Vullinghs), de VIF Pudding Fabriek, Tricotagefabriek Van Rooy, Buijsen Metaalverwerking en een Melkfabriek aan de Leenderweg. Deze bedrijven waren alle ook georganiseerd in de Heezer Fabrikantenkring. De industriële ontwikkeling in
Heeze heeft ook nadien een grote vlucht genomen. De K.B. verhuisde in 1987 naar het Industrieterrein Spaarpot in Geldrop. Op de plaats van het vertrokken bedrijf werden winkels en woningen gevestigd. Een heel markant en fraai ogend hoofdgebouw was uit de kom van Heeze verdwenen. Het bedrijf ging zeer zorgvuldig om met de medewerkers. Waren deze eenmaal gepensioneerd dan kwamen vooral de mannen elke eerste vrijdag van de maand eerst hun pensioen ophalen om elkaar daarna te treffen aan de koffie met een goede sigaar, waarbij de directie zich steeds ook liet zien. Een borreltje besloot de samenkomst. Er was grote betrokkenheid onder het personeel en een goede onderlinge verstandhouding. Veel werknemers vervulden functies in het Heezer sociale leven en waren lid van de fanfare en de twee gilden. Het oude ketelhuis omvatte twee zeer grote stoomketels, naar men zei wel de grootste van het zuiden. Deze zorgden voor de aandrijving van een reuze stoommachine, aandrijfwiel van ca. zes meter, waarmee via aandrijfassen en  -banden alle weefgetouwen en vlechtmachines draaiende werden gehouden. Dit totdat elektromotoren deze wijze van aandrijving kwamen vervangen. De ketels werden gestookt met kolen, nootjes zes, en de kolen werden aangevoerd vanaf het station dat werd aangelegd omstreeks 1913.  Het ketelhuis werd gedreven door de machinist Simelon, van oorsprong een Belg. Deze werd later opgevolgd door H. Rovers. Ook niet onvermeld mag blijven zijn broer Anton, chef weverij. Beiden waren zonen van B. Rovers (ooit koetsier in Erp), van wie ook nog twee dochters in het bedrijf werkten. Al met al zal de familie Rovers wel goed zijn geweest voor tezamen bijna tweehonderd dienstjaren. De familie Rovers was zodoende een van de betrouwbare hoekstenen van de firma Vullinghs. Moeder Rovers had op het Kasteel van Heeze bij de Baron gewerkt en diende later in hotel Barendsma, dat bekendheid genoot toen het nog hotel Van Dijk heette. Dit vanwege de vele schilders die er ooit werkten en hun doeken achterlieten als dank voor het genoten onderdak. De ketels werden aanvankelijk met de hand gevuld en moesten ook in de nacht op een laag niveau blijven branden. Daarom woonden de machinisten ook naast het bedrijf. Later kwamen er apparaten die de ketels automatisch van kolen konden
   
77
voorzien, totdat weer veel later op aardgas werd gestookt en een geheel nieuw ketelhuis op een andere plaats op het terrein kon worden gebouwd. Het grote statige bedrijfsgebouw, opgetrokken in rode baksteen met vier etages, nam in het centrum van Heeze een opvallende plaats in.  Het was gelegen naast de vroegere woning van dominee Kremer en schuin tegenover het gemeentehuis. Naast dit gebouw stond de oude woning van de familie Vullinghs. Deze woning is in de jaren zestig van de twintigste eeuw verbouwd en ingericht als kantine. Gedurende enige tijd was voordien de Algemene Bank Nederland (ABN) er gevestigd ter overbrugging van de tijd, nodig om een nieuw gebouw in Heeze te betrekken. Maar   

  

 

desondanks is de relatie met die bank zelfs daardoor toch niet permanent gebleken. Een aantal ‘eigen’ zogenaamde bedrijfswoningen waren er in Heeze voor
huisvesting van meerdere medewerkers, die er vaak hun leven lang bleven wonen. Ook dat gaf de mensen een zekerheid waarin zij zich thuis voelden. Vermeldenswaard is ook nog dat direct na de bevrijding door de Engelse troepen (het bedrijf is in de oorlog gespaard gebleven) op 19 september 1944 het kantoor tijdelijk werd gevorderd. Het moest dienen als basis voor het toenmalige hoofdkwartier van de troepen die in Zuid-Brabant waren gelegerd en van daaruit opereerden. Enkele officieren (een Fransman, Wit-Rus en Amerikaan) vormden een bijzondere groep met speciale opdrachten. Persoonlijke contacten met hen hebben nog lang voortbestaan. Tezelfder tijd werden in de brede gangen, grenzend aan de blekerij en ververij in de fabriek, door de bevrijders een groot aantal douches ingericht. Daar kon een warmwatervoorziening worden aangeboden want de stoomketel en installaties hadden de oorlog immers goed overleefd. Vele duizenden Britse militairen zijn in de eerste weken na de bevrijding dan ook zodoende in het bedrijf geweest waar zij konden genieten van een fijne, welverdiende warme wasbeurt na heelhuids te zijn teruggekeerd van het slagveld.   

 

Binnen het bedrijf zijn heel wat personen betrokken geweest bij het verzet gedurende de oorlogsjaren 1940-1944, totdat op 19 september Heeze zonder slag of stoot werd bevrijd. Schrijver dezes, woonachtig in Eindhoven, was gedurende een aantal dagen met zijn ouders gelogeerd in Hotel Peters, dat was gelegen tegenover het bedrijf en later de bekende Rotisserie van de familie Bayens zou herbergen. Nogal onverwacht snel naderden
   
78
de Britse troepen Heeze en bevrijdden het dorp van de nauwelijks aanwezige bezetters. Wekenlang rolden tanks, trucks en troepen langs op weg naar andere oorden. In het Hotel Peters konden wij van de bezoekende Engelsen het eerste Engels leren, waarvan we natuurlijk nadien veel voordeel hebben gehad. 

De directieleden

Van oudsher had het bedrijf de naam een sociaal beleid te voeren. Dit was onder meer te danken aan de persoonlijke instelling van de heren P.J.F.M. Hegener, E.M.J. de Vlam en J. Vullinghs, die vanaf 1917 respectievelijk 1923 de directie voerden. De heer J. Vullinghs overleed in het jaar 1950 tijdens een reis naar Rome; hij was de laatste Vullinghs-nazaat in de mannelijke lijn. Buiten het bedrijf waren de directieleden ook op andere gebieden actief en mag hiervan het volgende worden vermeld. P.J.F.M. Hegener was oprichter en president van de St. Vincentiusconferentie in Heeze en lid van het Stichtingscomité van het Retraitehuis Heeze van de Paters Jezuïeten (hij was oud-leerling van het Jezuïetencollege Katwijk aan den Rijn). Daarnaast was hij onder meer penningmeester van de Werkgeversvereniging in de Textiel te Tilburg (zie elders) alsmede lid van het hoofdbestuur van de A.N.W.B. Voorts bekleedde hij de functies van kerkmeester in de parochie Villapark, commissaris bij ETOS en voorzitter van het Oranjecomité in Eindhoven. Hier was hij evenals de heer E. de Vlam woonachtig. Deze laatste was aldaar onder meer voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis, afdeling Eindhoven. Beide directieleden waren dragers van onderscheidingen. De heer P. Hegener was Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en de H. Gregorius de Grote en de heer E. de Vlam was drager van het Ereteken van het Nederlandse Rode Kruis. Men ging niet alleen op een zeer persoonlijke wijze met de medewerkers om maar er bestond ook een goede verhouding met elk van hen. Op het vlak van de interne communicatie was er bijvoorbeeld een heel bijzondere traditie ontstaan, die zeker gememoreerd dient te worden. Eens per jaar vond op het feest van het H. Hart de zogenaamde ‘Heilig Hartviering’ plaats. Dit was een personeelsbijeenkomst van de directie met het voltallige personeel, waarbij ook de deken en burgemeester van Heeze als gasten aanwezig waren. Er was een toespraak van de directie, waarin uitvoerig werd bericht over de gang van
zaken van het bedrijf, enige wapenfeiten en verwachtingen. Ook sprak men een gebed uit en werd een kerkelijk lied gezongen, waarna de hernieuwing van de toewijding aan het H. Hart geschiedde door de deken. Tot besluit werden sigaren, versnapering en een drankje aan alle aanwezigen verstrekt. 

Het personeel: trouw aan Vullinghs

Veelvuldig waren de jubilea: een 12½-, 25-, 40-, 50- en ook 60-jarig dienstverband werd feestelijk gevierd met toespraken, geschenken, oorkonde en een receptie. Tekens van goede verbondenheid van mensen met het bedrijf en waardering van directie voor medewerkers. Bij de viering van de eerstgenoemde jubilea werden oorkonden met insignes van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel aangeboden. Deze werden natuurlijk ook bij veertig en vijftig jaar trouwe dienst overhandigd, maar daarnaast was bij die gelegenheden ook de burgemeester van Heeze (na 1985 Geldrop) aanwezig om namens Hare Majesteit een decoratie uit te reiken. In de loop der jaren zullen zeker meer dan zeventig maal koninklijke onderscheidingen zijn verleend. Het betrof vooral de Bronzen, Zilveren en Gouden Eretekenen, behorend bij de Orde van Oranje-Nassau.   

Het sociale beleid van het bedrijf uitte zich ook in de vorm van veel aandacht voor huwelijken, zieken en gedenkwaardige feiten in de familiekring zoals geboorten en zilveren en gouden bruiloften. Zeker vermeld moet worden, dat dit alles tevens een teken was van de grote trouw van de medewerkers aan het eenmaal gekozen bedrijf. Niet alleen bleken medewerkers zich te hebben
   
79
ontwikkeld tot vakbekwame en uiterst deskundige wevers, vluchters, ververs, finishers en opmaaksters, maar kennelijk voelden zij zich in de goede sfeer van het bedrijf ook goed thuis waardoor er ook heel weinig verloop was. Bovendien was er sprake van een als het ware traditie te noemen ervaring, namelijk dat heel veel families, vaders, zonen, kleinzonen hun werkend leven verbonden aan dit bedrijf, dat  zij dan ook niet verlieten voor hun pensionering. Zo is het niet te verwonderen dat het voetbalelftal gedurende een aantal jaren succesvol opereerde in de zomeravondcompetitie, waarbij de naam van het bedrijf werd verdedigd. Niet minder succesvol was gedurende zeker twee decennia de bedrijfsbrandweer. Deze ontstond uit het streven om op het complex van ca. 12.000 m2 de meerdere gebouwen te beveiligen en voor brand te vrijwaren. In de regionale brandweerwedstrijden kon de brandweer van eerst Vullinghs N.V. en nadien de Koninklijke Bandfabrieken B.V. de strijd aangaan met belangrijk grotere korpsen van onder andere DAF, Philips, Vlisco en Picus. Heel vaak zijn bekers van eerste en ook andere prijzen daarbij het korps ten deel gevallen. Ook dit getuigde van onderlinge saamhorigheid en vriendschap, ontstaan buiten het bedrijf, maar die ontegenzeglijk invloed op een goede samenwerking binnen het bedrijf gehad hebben. Gelukkig is er eigenlijk nooit sprake geweest van ernstige brand, maar bekend is het optreden van de brandweer bij branden elders in het dorp en daarbuiten en bij bosbranden in de naaste omgeving van Heeze. Het merendeel van de medewerkers was van katholieken huize. Men vond dat de fabriek  van ‘de Vulling’ geborgenheid gaf, het was als een grote familie. Men toonde veel   

incasseringsvermogen en mede door het geloof dat men koesterde, ging van dat alles een invloed uit die de mensen inspireerde. Enkele families waren protestant, zoals de families Wortman, Woudenberg en Hendriks. Zij waren toch even iets anders maar zeker even toegewijd. 

Afdelingschefs

Voor de Tweede Wereldoorlog waren gedurende lange jaren enige afdelingschefs afkomstig uit Duitsland, met name uit Wuppertal. Het waren onder meer de heren Piepenbring als weverijchef, Widmer als chef van de vlechterij en Missie voor de ververij. Hun grote vakkennis was hun reputatie. Piepenbring was de eerste die de patronen tekende, de jacquardkaarten sloeg en de leiding had over de weverij. Ook werd hij ingeschakeld bij de aankoop van nieuwe getouwen. Hij had immers goede contacten in Wuppertal, waar die getouwen voor de oorlog werden gefabriceerd. Veelvuldig werden weer nieuwere technieken voor het maken van artikelen toegepast. Voor het vervaardigen van onder meer festons en jacquardmotieven waren bijzondere vaardigheden vereist, zoals het werken met staaldraden. Meerdere artikelen zoals festons en galons, zijn soms veertig jaren en meer verkocht en kwamen dus weer in productie als de mode erom vroeg. Antoon Rovers werd als leerling-wever geplaatst onder toezicht van Piepenbring, die hem het vak leerde en die hij later zou opvolgen. Gezag, soms hard roepen en ook wel eens een flinke vloek, kenmerkte die ‘vooroorlogse’ afdelingschefs, wier dienstverband in Heeze met het verstrijken van de oorlog een einde nam. 

Aan het werk

Tot ongeveer 1965 was het gebruikelijk dat ook op zaterdagmorgen nog normaal tot 13.00 uur werd gewerkt op kantoor en in de fabriek; een werkweek van ca. 48 uur was normaal. De loonbetaling vond op vrijdagavond plaats in een loonzakje. Men werkte op stukloon. In het bedrijf was eigenlijk heel weinig ziekteverzuim en dat gaf het bedrijf een goede naam en ook voorsprong op anderen. Ploegenwerk, in tijden van hoogconjunctuur in drie ploegen, was nodig om aan de vraag te voldoen. Dat hield in dat gedurende volle 24 uren delen van het bedrijf verlicht, verwarmd en ook bewaakt moesten worden en dus maakte de nachtwaker zijn vaste

Een blik in een van de productiehallen. 

ronden met een klok. De technische dienst was dan ook van goede kwaliteit. Aan het periodieke onderhoud werd veel zorg besteed en de eigen werkplaats herbergde een aantal goede technici. Gaandeweg werden in eigen beheer ook kleinere machines ontworpen en vervaardigd, met name ten dienste van de opmaakafdeling. 

De Ondernemingsraad

Omstreeks 1948 is in het bedrijf door de toenmalige directie een ‘Kern’ opgericht, een overlegorgaan met het personeel. In latere jaren is dit orgaan geïnstitutionaliseerd als een volwaardige, aan de wettelijke voorschriften voldoende, officieel ingestelde ‘Ondernemingsraad’. Minimaal zes keer per jaar werden vergaderingen gehouden met verslaglegging over de gang van zaken, overlegzaken en notulen. Deze vergaderingen kwamen de onderlinge verstandhouding ten goede. In de loop der jaren zijn er vanzelfsprekend ook perioden voorgekomen waarin het nodig bleek, vanwege een teruglopende conjunctuur, reorganisaties door te voeren. Een enkele maal betrof dat dan helaas ook wel ontslagen onder het personeel. De bestaande O.R. vormde voor directie en medewerkers een platform waardoor kon worden bereikt, dat voor elkaars standpunten meer begrip kon worden opgebracht. Van groot belang was zeker ook het feit, dat ongeveer 85% van de medewerkers afkomstig was uit Heeze en naaste omgeving. Het bedrijf mocht zich verheugen in een goede faam waardoor men er graag ging werken. Vele jaren lang zijn anderzijds vanuit aangrenzende dorpen zoals
Someren, Geldrop, Weert, Leende, Budel en Sterksel mensen in Heeze komen werken. Er bestond in die tijden een gezamenlijke vervoersdienst met bussen, die het personeel als het ware thuis kwam ophalen. Dit geschiedde in goede samenwerking met de plaatselijke collega Van Engelen en Evers en de touringcaronderneming van de Firma Sprengers uit Heeze. In dit verband moet zeker ook de relatief goede verstandhouding worden vermeld, die bestond met de in de regio opererende vakbonden en hun afgevaardigden. Het overleg was beperkt en meestal kon worden volstaan met de onderhandelingen die de textielwerkgeversorganisaties over de C.A.O.’s voerden en waaraan de bedrijven zich conformeerden. Namens de werkgevers trad in vroeger jaren vooral mr. B.J.M. van Spaendonck op en in later jaren A.M. Eijkens. In tegenstelling hiermee toonde de overheid zich vaak ongevoelig voor door het bedrijf aangedragen argumenten. Zo stelde de Arbeidsinspectie zich star op waar het een aanvraag voor werktijdverkorting betrof, op momenten dat de conjunctuur dat noodzakelijk maakte. Ambtelijke molens maalden dan meestal zo traag, dat veel weken, soms maanden verloren gingen, voordat een bedrijf toestemming kreeg om de werktijden aan te passen. Intussen waren het de bedrijven die opdraaiden voor loonkosten zonder dat daar prestaties tegenover stonden. De onderbezetting maakte het immers aannemelijk, dat mensen beter thuis konden zitten dan op het bedrijf te zijn, waar onvoldoende werk werd geboden. De toestemming kwam dan vaak af als de conjunctuur weer begon aan te trekken. Op die manier werd de gang van zaken oneigenlijk beïnvloed door lagere overheden die hun functie niet adequaat vervulden, iets waarvan het bedrijfsleven de dupe werd. 

Textielonderwijs

Het textielonderwijs geschiedde van oudsher vooral in het eigen bedrijf. In Eindhoven gaf de Middelbare Textielschool met als directeur de heer Dijkmijer het onderwijs, maar dat was nauwelijks gericht op de bandindustrie. In Heeze hebben de twee bandfabrieken met vakkundige docenten uit eigen bedrijven langdurig dat onderwijs ter hand genomen, waarbij ook in de fabriek van Vullinghs een eigen ‘schooltje’ was gevestigd. Ook hiervan stonden ooit enige Duitsers aan de basis. Er
   
81
woonden nogal wat inwoners uit Wuppertal in Heeze. In latere jaren heeft ook de Stichting BETEX het textielonderwijs in de regio veel goede diensten bewezen. Gelukkig bestond er veel belangstelling voor dat onderwijs. Zo kwam het voor dat een van de medewerkers, P. Gubbels uit Budel (waar uitsluitend in de zinkfabrieken werk te vinden was), samen met anderen per fiets naar Heeze kwam om er de hele dag te werken. Na het werk ging men dan in de avonduren naar de avondschool en keerde daarna weer terug naar Budel. En dat dan vier dagen per week, warm eten was er dan meestal niet bij. 

Producten

Heel ver teruggaande in het fabricageproces is vermeldenswaard de productie rond 1925 van nikkelen metaaldraadband voor de N.V. Philips te Eindhoven. Dit diende voor plaatsing van radiobuizen in radio's, toen nog in opkomst. Dit band moest 18-20 mazen per vierkante centimeter hebben, een zeer stug werkje, waarbij hard aanslaan van de weefboom nodig was. Die mazen dienden vierkant te zijn, met 20 schot en 20 kettingdraden. Er kwam ook olie aan te pas en zware gewichten op de Blasberggetouwen, die in Wuppertal daarvoor waren aangeschaft. Het ‘opzetten’ kostte dagen en rieten en schaften hadden heel veel te verduren. Het was een moeilijk karwei, maar ook wel uniek! De radio was nog een luxeartikel, maar de Vullinghsafzet naar Philips ging goed, mede dank zij de goede contacten die de heer P. Hegener daar had met onder meer de heer A. Noordzij van Inkoop. Het artikel werd ook goed betaald. In een later stadium werden wolframgarens gebruikt die dunner en soepeler waren maar ook minder gemakkelijk te verwerken, ook wel omdat het garen minder goed te zien bleek. Aldus een relaas, ooit opgetekend uit de mond van wijlen Antoon Rovers. Zwaar band, webbing voor onder andere militaire koppelbanden, werd vervaardigd op speciale getouwen van zwaarder kaliber die afkomstig waren van de Zwitserse leverancier Jakob Muller in Frick. Eveneens werd daarop band voor legertenten gemaakt. Op alle militaire opdrachten moest bij het DKG (Dienst Kwartiermeester Generaal) worden ingeschreven. Niet eenvoudig, al bleek het mogelijk daarvoor binnen de Bond van
Nederlandsche Bandfabrikanten (BNB1) afspraken te maken. Dit laatste misschien niet geheel volgens de regels. Maar vaak kwamen opdrachten niet in Heeze, omdat voor een paar luttele centen prijsverschil in de offerte de grote opdrachten naar anderen gingen, naar het buitenland, met name België. Bij dit soort zaken kon men terecht vraagtekens zetten: in Heeze en elders waren immers de nodige investeringen gedaan om dat band voor Defensie te kunnen maken, maar op de inkoopbureaus van het leger zaten mensen die de offertes uitsluitend technisch en op de prijs beoordeelden, en zij beslisten dus mee over de werkgelegenheid in de bedrijven. Zij waren ontoegankelijk voor het
                                                          
1 Algemene Bandfabrikanten Combinatie, die opgericht was in 1899, werd opgeheven. De B.N.B. staat voor Bond van Nederlandsche Bandfabrikanten die in 1933 werd opgericht nadat de hierboven vermelde combinatie werd opgeheven. Hiervan maakten bij de oprichting de circa 33 in Nederland opererende bedrijven, fabrikanten van geweven en gevlochten band, elastiek, etiketten, zwaar band en soortgelijke artikelen deel uit. Onder toezicht van het bestuur functioneerde een secretariaat, waar ook de kartelafspraken tussen de leden werden gecoördineerd en gecontroleerd. De vereniging was onder meer aangesloten bij de nationale vereniging van Textielondernemingen Fenetextiel.  In de loop der jaren hebben vanuit de Koninklijke Bandfabrieken de heren P. Hegener, J. Hegener en de heer E. de Vlam als bestuurleden gefunctioneerd. De heer J.H. Peeters was onder meer lid van de technische calculatiecommissie. De heer H.N. Evers is  Lid van Verdienste van de B.N.B., de heer J.G.M. Hegener is Erelid.  In 1958 is op initiatief van de B.N.B. met het oog op het ontstaan van de Europese Gemeenschap in samenwerking met de zes landelijke verengingen van Bandfabrikanten opgericht de Europese Branche Vereniging AERTEL (Association Européenne Rubans Tresses Tissues Elastiques); in een later stadium zijn daarbij de zogenaamde EFTA-landen toegetreden. Ongeveer vierhonderdveertig toonaangevende bedrijven waren daarin van 1958 tot 2008 verenigd. AERTEL was onder meer lid van de Europese Brancheorganisatie COMITEXTIL, gevestigd en werkzaam in Brussel. Een belangrijke organisatie, in dagelijks contact met alle gremia van de Europese Gemeenschap op het hoogste niveau. Gedurende vier jaar was J. Hegener president. Uit traditie werd de scheidende president “President d’Honneur”. In 2004 werd AERTEL opgeheven.  Deze vereniging B.N.B. herdacht in 2008 het 75-jarig bestaan en bij die gelegenheid is een gedenkschrift verschenen, dat is geschreven door de oud-fabrikanten  H.N.C. Evers, H.G.M. Hegener en A. Smits. Het is in beperkte oplage gepubliceerd en een beschrijving van alle aangeslotenen familiebedrijven die lid waren tussen 1933 en 2008 is daarin opgenomen. De titel luidt: Van Handwerk naar Denkwerk en het is officieel gedeponeerd bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het ISBN luidt 978-90-73192-00-3. De B.N.B. is in 2011 nog steeds actief. 
   
82
argument dat ook andere factoren moesten worden meegewogen zoals een onderbezetting in de bedrijven als de overheid een order gunde aan buitenlandse leveranciers in plaats van de Nederlandse. Dat kost de samenleving dan toch nog meer geld. Tijdens de oorlog is ook in het geheim gewerkt aan artikelen die direct na de bevrijding veel aftrek zouden vinden, zoals boekenleggers met ingeweven geallieerde vlaggen en oranjelint, waarvan miljoenen meters werden gemaakt. Na de oorlog was het natuurlijk nationaallint wat de klok sloeg. In dat verband mogen worden genoemd de artikelen vlaggenband en koord voor de vlaggenmasten. De meer en meer opkomende elektrotechnische industrie nam asbestband, katoenen isolatieband en glasband af. Ook was het bedrijf goed geëquipeerd voor het vervaardigen van decoratielinten voor ordetekens. Meer en meer werd ook het aandeel van garneerband versterkt, mode-industrie Van Kappel vormde meer en meer een afnemer van betekenis. 

Afnemers

Bekende Nederlandse bedrijven kochten bij Vullinghs, zoals de N.K.F. te Delft, EMI te Utrecht, EMF te Dordrecht, Philips te Zwolle, Bols en Klompé in Amsterdam, Lampe in Sneek, Henzo in Roermond, Hema en de Bijenkorf. In België waren Sarma en Innovation belangrijke klanten. Koninklijke Utermohlen in Utrecht en E.H.B.O. waren vaste afnemers voor oefenverband en verbandgaas. Heel bekend was ‘Seitje Boes’ op Marken, waar te zamen met Volendamse klanten veel klederdrachtenband werd afgenomen. Niet te vergeten is ook de Nederlandse Artillerie-Inrichting, ook wel de Kruitfabriek (Sopers) in Den Bosch die een artikel afnam waaraan speciale eisen werden gesteld. In het bijzonder mogen in dit verband worden genoemd de goede connecties met de families Vroom en Vehmeijer van Vroom en Dreesmann in den lande. Persoonlijke banden zorgden ook voor goede zakelijke relaties en dat heeft decennia geduurd. Natuurlijk speelden ook hier de prijzen een grote rol, maar dank zij goede kwaliteit en levertijden kwamen jaarlijks ‘afsluitingen’ tot stand die voor het bedrijf in Heeze een vaste bezetting betekenden en voor alle V&D-filialen in den lande tijdige kwaliteitsleveranties. Zo was en bleef de Koninklijke Bandfabrieken decennia lang de huisleverancier van V&D met haar tientallen
vestigingen. V&D dat altijd met enige trots verklaarde de eerste en ook grootste in ‘kleinvak’ te zijn geweest, waaraan het warenhuis zijn faam ontleende. Het is voor het nageslacht ook van belang te weten, dat het bedrijf in Heeze zo ‘allround’ was, dat het interessant is namen te noemen van andere afnemers, waarmee steeds zaken werd gedaan. In de elektrotechnische branche waren dat Nolte, Holec, PTT (‘droge sok’) en in de sigarenindustrie waren dat Willem II, Agio en Wintermans plus de Deli-Maatschappij. In andere branches: Inalfa, MSD, Contrimij, Ministerie van Defensie (Marine, Luchtmacht en Landmacht), BARA en De Haes in Eindhoven, en NEDCAR en DAF/Volvo. Daarnaast: Samsonite, Tweka, Laura Ashley, Vilenzo, Tricotop, Zevenslaper, Brepols, Claes, Elga, Bates Cepro, Brabantia, Pisa, Norma, en Edah, De Gruyter en Simon de Wit. Elke afnemer was een wereld op zich met eigen wensen en eisen, en daarop speelde K.B. in. 

Klantgerichte producent

Het bedrijf heeft zich altijd geheel ingesteld op de wensen die afnemers kenbaar maakten. Door de veelzijdigheid van het machinepark in de afdelingen weverij, vlechterij, ververij, blekerij en nabewerking was men in staat aan de meest uiteenlopende wensen en uitvoeringen te voldoen. Niet alleen in staat maar ook gedreven dat te doen. Natuurlijk was dat alleen mogelijk dank zij een groep van toegewijde medewerkers, die de opleiding en ervaring hadden om aan de eisen die de afnemers stelden, geheel te voldoen. De veelvoud van categorieën van klanten gaf een grote spreiding van activiteiten, zowel in de buitendienst van de verkoop als in de bezetting van alle afdelingen die met de uitvoering van de aangenomen opdrachten belast waren. Mede daardoor was het bedrijf ook wel minder kwetsbaar. Deze opzet gaf dan ook een zeer goede klantenbinding, zodat met heel veel afnemers langjarige contacten en dus goede banden (in de ware zin van het woord) ontstonden en konden worden gecontinueerd. De knowhow en toewijding die de klant bij de K.B. aantrof, ondervond waardering en leidde zodoende ook tot trouw aan de leverancier, die K.B. was. Sedert vele jaren was ruim dertig procent van de omzet op export gericht. In diverse landen waren eigen agenten actief. Als die landen kunnen in hoofdzaak worden genoemd: België, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Oostenrijk, Zwitserland,
   
83
Denemarken, Noorwegen, Zweden, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Turkije. Enerzijds richtte men zich op afzet via agenten direct aan de grootafnemers, anderzijds op afzet naar grossiers die dan aan hun eigen afnemers verder leverden. Een verwijzing naar de algemene artikelenlijst van de B.N.B. is niet voldoende. Er waren ook veelvuldig nieuwe toepassingen, die door klanten werden aangevraagd. Ook liepen heel veel artikelen jarenlang door in de productie, kennelijk successtories bij de klant. Het is natuurlijk bijzonder en is in het jubileumjaar 1965 ook mede aanleiding geweest voor de toekenning van het predikaat ‘Koninklijk’ aan het bedrijf, dat topbedrijven als onder meer hieronder genoemd, afnemers waren en bleven van de K.B. Decennia lang deed men bijvoorbeeld zaken met onder meer Philips en Bols. Bij Philips, naast de deur in Eindhoven, werd vooral door goede persoonlijke contacten in de top van de twee bedrijven, al in een vroeg stadium metaaldraad- gaasband gevraagd. Het band kon door het bedrijf in Heeze op speciale weefgetouwen worden geweven en was bestemd voor de plaatsing van radiobuizen in de eerste radio's. In een later stadium ging de vraag uit naar glasweefselband, vervaardigd van glasvezelgarens die afkomstig waren van Owens Corning in de Verenigde Staten. Een van de toepassingen daarvan was verwerking in zogenaamde ‘droge elco's’, waarin Philips een leidende positie bezat. Deze werden als condensatoren toegepast in een veelvoud van producten en waren niet alleen bestemd voor toepassingen in de automobielindustrie (airbags en het aanspanmechanisme van de veiligheidsgordel bij onder meer Mercedes) maar ook in de Arianekunstmanen. Dank zij het feit dat de K.B. in het bezit was van zgn. ‘conventionele getouwen’, was het mogelijk de superdunne glasgarens zo te weven, dat draadbreuk was uitgesloten. Eigenlijk was de K.B. de enige leverancier die dit procédé beheerste. Van concurrentie was eigenlijk geen sprake. K.B. leverde dit product aan de Philipsbedrijven in Nederland en Oostenrijk. Een ander voorbeeld van een langdurige klantenbinding was de Erven Lucas Bols in Amsterdam. Gedurende vele, vele jaren was op elke kruik Oude Genever van Bols het rode etiketje dat was vastgezet aan de kurk met de naam Bols, kenmerkend en beeldvormend. Dit vuurrode etiketje, een centimeter breed en ca. 10 cm lang,
werd door Bols decennia lang verwerkt, zodat in de weverij permanent een weefgetouw bezet was met dit product. Kennelijk werd er voldoende jenever gedronken om die productie gaande te houden. Jaar op jaar werd in de fraaie ontvangstkamer van Bols aan de Overtoom een jaarcontract afgesloten. Vergelijkbaar was de productie van zogenaamd ‘enveloppenlint’ voor de Firma Klompé in Amsterdam. Ook hier was weer sprake van uitstekende contacten met de inkoopdirecteur, de heer Bakker. Klompé vervaardigde allerlei producten op gebied van papier en verpakkingen. Een bijzondere specialiteit was wel de grote variëteit in dozen postpapier in allerlei afmetingen en kleuren. Het postpapier werd verpakt in fraaie geschenkdozen, waarbij enveloppen en schrijfpapier werden voorzien van een fraai lint dat geheel moest overeenkomen met de kleur van het postpapier. Een grote schakering aan kleuren was dan ook het sterke punt van dit product. Aan de ververij en afdeling nabehandeling (onder meer het ‘vetvrij’ maken) van K.B. werden dan ook juist hier hoge eisen gesteld, die dank zij het vakmanschap van de medewerkers konden worden gerealiseerd. Het was een blijvend nauwe samenwerking tussen de twee bedrijven. Vanaf het jaar 1929 was de Firma Mode-Industrie W. van Kappel te Amsterdam een toonaangevende grossier die alles in Heeze liet fabriceren. De heer Willem van Kappel was de stichter en eigenaar van deze onderneming, die zelf bandsoorten ontwierp en voor eigen rekening liet maken; zijn sterk merk was WEKA. Heel veel nieuwe dessins kwamen tot stand en werden in band en lint geweven. Dank zij de uitgebreide mogelijkheden van een groot machinepark van jacquardgetouwen, kon de K.B. juist de firma Van Kappel uitstekend bedienen. Er werd de afspraak gemaakt dat Van Kappel alleen in Heeze zou kopen en dat K.B. die jacquardproducten uitsluitend voor de firma Van Kappel zou maken. Deze combinatie heeft in deze vorm zonder onderbreking gedurende meerdere decennia gewerkt, totdat vader en zoon Jeroen van Kappel kwamen te overlijden. De K.B. heeft toen het bedrijf overgenomen en het enige jaren in Amsterdam voortgezet op de oude en een nieuwe locatie, met eigen bedrijfsleiders. Daarna is het in 1985 naar Heeze overgeplaatst waarna het in Geldrop verder in het bedrijf werd geïntegreerd. In de confectie-industrie was Vullinghs kind aan huis. Namen als C&A, Berghaus, Peek en Cloppenburg waren vaste afnemers. Veel artikelen als
   
84
ophangband, lussenband, maatpasband (een patent van Van Kappel B.V.) en broekstootband vormden een vaste basis. De schoenindustrie kende vooraanstaande afnemers, waar onder andere werd geleverd aan BATA te Best. BATA was eertijds een van de grootste schoen- en pantoffelfabrieken van WestEuropa. Praktisch alle benodigde veters voor de herenschoenen en heel veel kilometers pantoffelboordband werden vanuit Heeze in Best afgeleverd. Veel andere schoenfabrieken waren gevestigd in de Langstraat. De eigen agent daarvoor was de firma Wildeman in Waalwijk.
Een grootafnemer van elastiek voor hoeslakens was in Turkije gevestigd in Edirne, waar per week grote hoeveelheden werden verwerkt: 300.000 meter elastiek per week was haalbaar. De vermogende eigenaren zorgden echter vaak voor problemen door te doen alsof zij krap bij kas zaten, zodat menigmaal niet alleen de Nederlandse Kredietverzekeringsmaatschappij erbij moest worden betrokken, maar ook het Nederlandse Consulaat in Istanboel. 

Wordt vervolgd.  

Ga terug