Wat was, wat werd, wat is (2)

Heemkronijk jaar:2010, jaargang:49, nummer:2, pag:23 -35

WAT WAS, WAT WERD, WAT IS (2) Geldrop? De geschiedenis van een leefgemeenschap door alle tijden heen 

door: Jacques van Laarhoven 

Bronstijd, 2000 – 800 v. Chr.   

 

In de Bronstijd wordt het landschap door de mens steeds meer onder handen genomen. In Geldrop is het dan nog niet druk. Tot nu toe zijn er zo’n 5 à 6 vermoedelijke huiserven bekend. Scherfmateriaal, dat op bepaalde plekken geconcentreerd wordt aangetroffen, geeft hiervoor wel een sterke aanwijzing. Ook de uit deze periode zeer kenmerkende grote kuilen (voorraadkuilen?) zijn op verschillende plekken vastgesteld bij alle onderzoeken die tot nu toe zijn uitgevoerd. De mensen hadden in die tijd een gemengd landbouwbedrijf. Dit betekende een vestiging in de buurt van een riviertje in verband met grasland voor het vee (natte grond). Dit was ook van voordeel voor de drinkwatervoorziening. Hout naast het riviertje werd gekapt voor allerlei doeleinden, zoals brandhout, gereedschap, maken van manden, vlechtwanden voor de huizen en schuurtjes. Vee zorgde daarna dat opschietend  
                                                

1 G.A.C. Beex en pater Wiro Heesters, Noord-Brabant in de Late Bronstijd en IJzertijd, Het Noordbrabants Genootschap, ’s-Hertogenbosch 1978.  

 

hout werd weggevreten, waardoor er graslanden langs de rivieren ontstonden. Een enkele vondst uit deze periode zoals een bronzen hielbijl is bekend van de akkers in de buurt van Paassens Hut in de Meelbossen. Als het beekdal voldoende was ontgonnen, werden op de hoge randen akkers aangelegd en de nog hogere delen bleven bos of heide. Het bos leverde eikels voor de varkens en bouwmateriaal.  Op de heide werd schapenteelt bedreven, wat wol, vlees en melk opleverde. Verder werden daar bijen gehouden voor was en honing. De boerderij stond meestal op de rand van het beekdal tussen grasland en akkerland. Bij ons in Geldrop was de situatie enigszins afwijkend. De bewoning lag hier meer op de hoge gronden van Genoenhuis. Er lagen wel hier en daar verspreid een aantal vennetjes. Bij ons zijn onder andere noordelijk van de fietsenstalling bij zwembad De Smelen, noordwestelijk van restaurant Cocody en in het midden tussen Cocody en begraafplaats  ‘t Zand sporen  van bewoning terug gevonden. Deze sporen leverden in ieder geval twee erven en een aantal bijgebouwen op. Dat er in de Bronstijd aan graanteelt werd gedaan is bewezen door de vondst van verbrande graankorrels in grote zogenaamde voorraadkuilen. De voor deze periode kenmerkende grafheuvels zoals bij Toterfout-Halve Mijl of de grafheuvels bij Oss, met het beroemde
                                                

2 Internetsite RMO, Leiden.

 
24

vorstengraf dat overigens uit de overgang Bronstijd/ IJzertijd stamt, zijn uit onze omgeving niet bekend of nog niet herkend als dusdanig. We moeten bij de term bronstijd niet verwachten dat er overal bronzen voorwerpen of werktuigen werden gebruikt. We moeten eerder den-  ken aan voorwerpen met een symbolische waarde: je gaf er welstand mee aan of je offerde deze voorwerpen. Of er veel “gebruiksvoorwerpen” van brons waren is niet altijd even duidelijk. Veel van de gevonden voorwerpen vertonen nauwelijks gebruikssporen en worden vaak in clusters (deposities) gevonden wat meer duidt op offergaven. We vinden dit soort deposities vaak in de buurt van beken of venige gebieden, zoals pingo’s en moerassen, die van oudsher een betekenis kennen als gebieden waar geesten voorkomen of waar de voorouders werden vereerd. In graven worden   

 

over het algemeen weinig bronzen voorwerpen gevonden. Een uitzondering hierop vormt het zogenaamde vorstengraf van Oss, maar dat stamt dan ook uit de overgang van de Bronstijd naar de vroege IJzertijd. 

IJzertijd, 800 – 50 v. Chr.

Als we de overzichtskaart van de op Genoenhuis vermoedelijke IJzertijderven vergelijken met die met de Bronstijderven, kunnen we vaststellen dat ze in hetzelfde gebied worden aangetroffen. Veel veranderingen in het landschap zullen er niet zijn opgetreden. Er was alleen wat meer van het landschap ontgonnen. Er werd nog wel steeds, zoals in de Bronstijd, een woonplek verlaten als de grond uitgeput was. In het Historisch Openlucht Museum
                                               

  3 M. Wesdorp, De bewoningsgeschiedenis van een dekzandplateau te Geldrop Noord-Brabant tot aan de Romeinse tijd,  Doctoraalscriptie Culturele Prehistorie, 1997. 

 25   

Eindhoven kun je in het gedeelte dat zij Eversham noemen mooie voorbeelden van IJzertijdgebouwen bekijken. Daar wordt getoond hoe ze in de IJzertijd geleefd kunnen hebben. Tijdens een onderzoek door het Amsterdams Archeologisch Centrum is westelijk van Cocody een uitzonderlijk mooie plattegrond uit de IJzertijd opgegraven. Het gaat hier om een zogenaamd drieschepig huis met drie woon-/stalruimtes, inclusief de wandgreppels. De op het plaatje zichtbare kringgreppels zouden volgens de onderzoekers moeten duiden op grafconstructies, mogelijk uit de Bronstijd. Ze zijn echter nogal smal, wat niet gebruikelijk is voor een kringgreppel om een grafheuvel. Waarom zouden we hier niet te maken kunnen hebben met het wandgreppeltje van een  

 

                                                 

4 Zie noot 3. 5 Foto: J. van Laarhoven.

 
26   

 

kirgun of rondhuis, zoals nu nog in Kazachstan?  Hoe moeten we ons het landschap in deze tijd voorstellen? Ruim vijftig jaar geleden, in het midden van de twintigste eeuw, vonden we ze nog. Als je de schoorsteen wegdenkt, heb je een beeld van hoe een IJzertijdboerderij in het landschap gestaan kan hebben. Zeker in de begintijd, na de stichting, in het midden van een graanveld. Later zal door uitputting van de bodem een verder gelegen graanveld in gebruik geweest zijn. Gezien de vondsten van voedselresten op andere plaatsen kunnen we stellen dat er vooral aan graanteelt, het verbouwen van wortel- en knolgewassen en    

 
                                               

  6 Zie noot 1. 7 Zie noot 1.

het telen van diverse koolsoorten tijd werd besteed. Ook zijn er bij opgravingen veel doppen van hazelnoten gevonden. Mogelijk werden die als wintervoorraad gebruikt. Een duidelijk bewijs dat er geakkerd werd, zijn de in 1977 gevonden ploegsporen van een eergetouw8 in het huidige centrum van  ’s-Hertogenbosch. Restanten van dit soort akkertjes zijn bij ons ook in de buurt van de IJzeren Man vastgesteld. Door het ontginnen (rooien van bossen) ontstonden vanaf de Bronstijd heidevelden, waar schapen gehouden werden. De heide ontstond op de verlaten akkertjes die uitgeput waren, doordat er nog niet bemest werd. Bovendien hielden de schapen de ontstane heidevelden vrij van berken en dennen. Wat wij dus nu kennen als onze beroemde Brabantse natuurgebieden: “de heide”, is een cultuurlandschap, dat er al was in de IJzertijd en zijn ontstaan kent in de Bronstijd.   

 
                                                

8 Eenvoudige houten ploeg, die gedurende het grootste deel van de prehistorie in gebruik was. Vanaf de IJzertijd werd het eergetouw voorzien van een met ijzer beslagen punt. 9 Zie noot 5.

 
 27  

 

Bewijs van de schapenteelt zijn ongetwijfeld de vele spinklosjes die in IJzertijdopgravingen altijd gevonden worden. Van Geldrop zijn er echter niet zoveel bekend. Een mooie grote spintol is in 1966 gevonden bij de ontgrondingen op Genoenhuis. Verder worden er vaak weefgewichten of delen ervan gevonden. In het Historisch Openluchtmusem Eindhoven kun je nog steeds bekijken hoe dit weven gedaan wordt. Soms werden er voor bepaalde “belangrijke” personen grafheuvels opgeworpen zoals in Oss.   

 

10  Zie noot 2.

Uit het zogenaamde Vorstengraf komt een zwaard, dat nu in het Rijks Museum voor Oudheden te Leiden te zien is. Het is momenteel wel beter gerestaureerd. Ook uit Someren en Bergeijk is bekend dat er zwaarden zijn gevonden. Meer bekend uit de IJzertijd zijn de zogenaamde urnenvelden, waarbij de dode na crematie in een linnen zakje of een urn onder een heuveltje werd begraven. Daarbij werd dan vaak een kringgreppel rond het heuveltje aangelegd. Zo’n urnenveld uit de Vroege IJzertijd (Harpstedtperiode) is in het voorjaar van 2004 op Genoenhuis, westelijk van de IJzeren Man, opgegraven. 

Romeinse tijd en Salische Franken,  50 v. Chr. – 500

na Chr. Uit de Romeinse tijd is er in Geldrop niet veel gevonden. Een enkele afvalkuil of een waterput in de buurt van de IJzeren Man en een aantal munten in de buurt van de begraafplaats van Zesgehuchten. Er werd wel regelmatig bij veldverkenningen aardewerk gevonden op de geploegde akkers, maar niet meer in ongestoorde grond. Het lijkt erop dat het Romeinse Geldrop tijdens ontgrondingen in de jaren zestig van de vorige eeuw voor een belangrijk deel is vernield. Wel is er bij het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam in 1989 aan de Emopad een huisplattegrond uit de Romeinse tijd gevonden. Of en waar er nog Romeinse resten zitten op Zesgehuchten, is niet met zekerheid te zeggen. Wel weten we 
  
                                                                         

11 Zie noot 5. 12 Foto: J. Lodewijk.

 
28   

 

dat de Romeinen, of liever de verromeinste bewoners van deze streek liever op de droge, hoge gronden woonden. En deze gronden lagen op een strook die nu onder de hoogspanningsmasten ligt. Deze strook is bijna helemaal ontgrond en ondertussen overbouwd. Zowel bij het eerste onderzoek uit begin van  de jaren negentig van de vorige eeuw en tijdens de bouw is er vrijwel niets meer gevonden. Wel is er op een strook tussen de Emopad en waar nu de Elendil ligt een aantal plattegronden van hutten uit de laat-Romeinse tijd gevonden. Deze periode wordt ook wel aangeduid als de tijd van de Salische Franken. De hier gevonden hutkommen zijn meestal gebruikt voor allerlei werkzaamheden zoals brons- en ijzerbewerking, weven en   

 

13 Zie noot 5.   

 

waarschijnlijk ook glasbewerking. Een indicatie hiervoor vormden onder andere de vondst van brokstukken van zogenaamde weefgewichten, slakresten van bronsbewerking en stukjes glas. 

Na de Salische Franken verschijnen er nieuwe bewoners op Zesgehuchten. We moeten deze mensen zoeken zuidelijk van de grote begraafplaats ‘t Zand. Het lijkt erop dat deze Merovingische boeren hiernaar toe zijn gehaald door de Merovingische koningen om dit gebied te ontginnen. Van deze mensen, die afkomstig waren uit Zuid-Duitsland, zijn huisplattegronden, maar ook, wat vooral tot de verbeelding spreekt, hun grafkamers teruggevonden. Het daarin gevonden materiaal wordt tot nu toe alleen in Zuid Duitsland aangetroffen. Vandaar dat München graag de restauratie van dit eerste materiaal, dat mooier                                                                          

14 Zie noot 5. 15 J. Bazelmans en F. Theuws, Tussen zes gehuchten. De laatRomeinse en middeleeuwse bewoning van Geldrop-’t Zand, 1990.

 
 29  

en completer was dan wat zij hadden, op zich heeft genomen.  Als we naar de tekening van de nederzetting kijken lijkt dit een rommelig geheel te vormen. We moeten niet vergeten dat niet alle huizen gelijktijdig aanwezig waren. Met B, C en D worden drie belangrijke erven aangeduid. De belangrijkste bewoners (de stichter van de nederzetting en zijn familie?) werden daarna in grafkamers op hun erf begraven. De grafkamers konden vooral door naslagen van Madelinuspenningen (gouden muntjes) worden gedateerd op ± 675. De eerste grafkamers van ruim 2 bij 2 meter lagen onder oost-west georiënteerde christelijke graven uit de Karolingische periode. Niet alle grafkamers hadden dit formaat van 2 bij 2 meter, er zijn ook smallere gevonden van ongeveer 1,20 bij 2 meter. Opvallend was dat de meeste grafkamers al in een vroeg stadium leeggeroofd moeten zijn. Ook toen al wisten de mensen precies waar de kostbaarheden zaten. Mogelijk heeft de eigen familie het zonde gevonden, vooral wapens, mee te begraven. 

 

 
                                                

16 N. Roymans en F. Theuws, Een en al zand. Twee jaar graven naar het Brabants verleden, 1993. 17 Zie noot 5.

 
30   

   

    

 

Onder links was het restant van een lanspunt en rechts onder een ruiterspoor.18    

18 Foto’s links: zie noot 5. 19 Zie noot 2.

 
 31
           
 
                                                

20 Foto’s links + munten: zie noot 5. 21 Knikwandpot en kralen zie noot 2.

Karolingische tijd tot Volle Middeleeuwen, 8e – 12e/13e eeuw 

 

In de Karolingische tijd lijken er, gezien de huisplattegronden op de tekening hierboven, minder mensen op deze plek te wonen. Schijn bedriegt, de huizen uit de Karolingische periode lijken nu wat meer gespreid door het landschap te liggen. Bij opgravingen vanaf 1989 zijn op verschillende plaatsen Karolingische huisplattegronden en waterputten terug gevonden. Tijdens de Merovingische periode is men langer (zo’n 250 jaar) op dezelfde plek blijven wonen. Dicht op elkaar blijven wonen, zonder bemesting van de grond toe te passen, is een lastig iets. Hoewel we uit kloosterarchieven weten dat de kloosters het drieslagstelsel invoerden, raakte de grond uitgeput en was men verplicht op een andere plaats te gaan boeren om tot een goede opbrengst te komen. Dit zal waarschijnlijk de reden zijn dat de Karolingers zijn gaan verhuizen.  De waterputten bestonden in deze tijd uit uitgeholde boomstammen. Duidelijk is vast te stellen dat de Merovingische en Karolingische putten een kleinere doorsnede hadden en een kleinere ingravingskuil dan de putten uit Volle Middeleeuwen. 
                                                
2 2
Zie noot 16. 

 32 

Ondanks het feit dat er een behoorlijk aantal Karolingische erven is gevonden, wordt de begraafplaats van deze Karolingers gemist. In Dommelen is zo’n begraafplaats in de buurt van de plek van de oude kerk/kapel gevonden, maar Geldrop kende in deze periode nog geen kerk of kapel. Toch moeten deze mensen ergens in ons gebied van Genoenhuis begraven zijn. De meest logische plekken, de hoge ruggen in het landschap, hebben tot nu toe niets opgeleverd.    

 

 

23 Zie noot 5. 24 Zie noot 5.  

 

Na de Karolingische tijd lijkt het wat leger te worden in dit gebied. Bewoningssporen uit 10e/11e eeuw zijn er maar enkele gevonden. In de 12e eeuw neemt de bevolking toe gezien het aantal huisplattegronden dat er gevonden is. De hele periode tot 13e/14e eeuw blijft dat zo. Een mooie plattegrond is op zijn oorspronkelijke plek in de Elendil zichtbaar gemaakt. Deze woon-/stalhuizen hebben een zeer kenmerkende bootvormige plattegrond. Ook de bij de erven horende waterputten worden nog steeds gemaakt van uitgeholde boomstammen, alleen de doorsnede is wat groter geworden. Was de doorsnede in de Merovingische en Karolingische periode nog rond de 1 meter, nu hebben ze vaak een doorsnede van 1,20 meter. Ook de ingravingskuil vertoont een forse uitbreiding. Was dat eerst zo’n 3 meter, in de Volle Middeleeuwen kan zo’n kuil een doorsnede van wel 6 meter hebben. De tot nu toe best gedocumenteerde waterput is opgegraven in wat nu de zuidoostelijke hoek van de grote begraafplaats ‘t Zand is. In deze put werd onderin een maalsteen geklemd om verder inklappen te voorkomen. Vanaf de 13e eeuw zien we een nieuw verschijnsel: de mensen vertrekken vanaf de hoge koppen en trekken naar de beekdalen. Dit is een verschijnsel dat
                                                

25 Zie noot 5.

 33

niet alleen in Geldrop wordt waargenomen. De reden daarvan is niet echt    

 

duidelijk, misschien verdroging van de hoge gronden? Maar dan zou je ook niet op deze hoge gronden kunnen boeren, maar dat gebeurt wel. Mogelijk is een mini-ijstijd de reden geweest, want we weten uit archieven en de schilderijen van onder andere Breughel de Oude dat er een koude periode is geweest aan het eind van de Middeleeuwen. Voor ons dorp betekent dit dat de oude woonplaatsen, waar veel meststoffen in de grond zitten, nu als akkers gebruikt gaan worden, terwijl de bewoning naar het beekdal en naar de randen van dit akkercomplex verhuist. Opvallend is wel dat in deze periode ook de versterkte huizen van de “heren” in de beekdalen verschijnen. Een reden zou kunnen zijn dat verdediging in een natte omgeving makkelijker te regelen is dan op een hoge, droge bult. De meest naar het oosten liggende bootvormige huisplattegrond is nog gevonden op wat nu het terrein van Tilborghs is, naast de tunnelbak van de Gijzenrooiseweg aan de westkant van het spoor. 

De Volle Middeleeuwen en de tijd daarna

De hierna afgebeelde kaart uit 1644, Quarta pars Brabantiae cujus caput Sylvaducis. Willebordus
                                                

26 Zie noot 5.

vander Burght describ., uitgegeven door Willem Jansz. Blaeu, laat mooi ons deel    

 

van Brabant zien met de verschillende waterlopen, kastelen, kerken en watermolens. De situatie voor Geldrop, of Geeldorp zoals op deze kaart, is licht afwijkend van de werkelijkheid. Het tweede kasteel aan de oostkant van de Kleine Dommel stond westelijk van dit riviertje en zuidelijk van het kasteel dat wij nu kennen. Verder klopt deze kaart niet als we naar de huidige kaarten kijken omdat er een behoorlijke vertekening is. Wel kunnen we stellen dat deze situatie al in de
                                                

27 D.R.Duncker – H. Weiss, Hertogdom Brabant in prent en kaart,  1983

 34 

13e/14e eeuw zo heeft bestaan. Ook de zes gehuchten worden redelijk duidelijk aangegeven. De bewoning is dan wel verdwenen van de oorspronkelijke plek en verhuisd naar de randen van deze hoge landerijen. Geldrop ontstaat op twee plaatsen op een hoge dekzandrug westelijk van de Kleine Dommel: de Groote Heuvel en de Kleine Heuvel. De verdere opbouw van Geldrop met Kerkstraat-Hofstraat-LangstraatMolenstraat-Wielstraat kent een stedelijke opzet, maar Geldrop is nooit tot een stad uitgegroeid. De oorsprong van deze opzet is te vinden in de wolnijverheid die een belangrijke plaats innam. Geldropse lakenloodjes zijn tot in Vlaanderen en Noord-Frankrijk terug gevonden.   

                                  

28 Fotokopie kadastrale kaart 1834 uit bezit Heemkundekring.    

  
Tot de eerste gebouwen van Geldrop, Gelres dorp?!, moeten het eerste huis van de heren van Geldrop: De Burght; het tweede huis: het kasteel; de kerk en de watermolen gerekend worden.  Gelres dorp? Geldrop blijkt uit de leenboeken van de graaf van Gelre leenroerig te zijn geweest aan Gelre, maar de hertog van Brabant wilde zijn invloed vanuit Leuven naar het noorden uitbreiden en sticht onder andere  ’s-Hertogenbosch. Verder sticht hij een aantal andere steden, zoals Eindhoven en Helmond, en verleent ze meteen stadsrechten. De goederen van de Graaf van Gelre komen steeds meer in de verdrukking te zitten en ook de heren van Geldrop besluiten zich als
                                                

29 Jean  Coenen, Alles wat hier leeft, spint, twernt en weeft. Geschiedenis van Geldrop en Zesgehuchten, 1987. 

  35

leenman van de hertog aan te melden. De heer van Geldrop heeft dan ook onder beide “leenheren” in veldslagen gevochten. De Burght was het oorspronkelijke huis van de heren van Geldrop en is later in gebruik als woning van de pastoor, die een bastaardzoon van de heer van Geldrop was. De eerste vermelding van het Kasteel is volgens Anton van Oirschot in 1405 en luidt als volgt: “T huys tot Geldrop met de voirborcht”. De kerk en de watermolen als zijnde belangrijke gebouwen zullen zeer waarschijnlijk, zoals in die tijd gebruikelijk, gesticht zijn door de heer van Geldrop.                   

 

Wordt vervolgd.                                                 

30 C.H.A.M. van Bokhoven, Geldrop in oude ansichten en Geldrop in oude ansichten deel 2, Foto Collse molen en weverijmuseum: zie noot 5 
         

36  
  

Ga terug