Het jaar 1809 en de Leendse huisarts Jacobus de la Geneste (1)

Heemkronijk jaar:2009, jaargang:48, nummer:4, pag:67 -74

HET JAAR 1809 EN DE LEENDSE HUISARTS JACOBUS DE LA GENESTE (1) 

door: Piet Willems (in samenwerking met René de Leuw) 

Dit artikel gaat voornamelijk over de voorgeschiedenis van de eerste officiële gemeentearts van Leende, Jacobus Josephus Joannes Baptista de la Geneste. In het tweede deel wordt uitvoerig stil gestaan bij de Leendse dokter zelf. Jacobus was een van de tien kinderen van de Tilburgse huisarts Jacobus Vincentius de la Geneste. We noemen hem in deze bijdrage daarom ook wel Jacobus jr. Hoe zijn roepnaam luidde, weten we niet. In Leende zullen de meeste mensen hem wel hebben aangesproken met ‘meneer dokter’, of iets van dien aard. De reden dat we De la Geneste voor het voetlicht halen is gelegen in zijn geboortejaar 1809, nu tweehonderd jaar terug. Voor de Wolstad was dat een belangrijk jaar. Koning Lodewijk Napoleon verleende Tilburg toen stadsrechten. Ter viering van deze bicentennial in oktober 2009 besloot de stad aandacht te schenken aan de levensloop van alle in 1809 geboren Tilburgers.   

 

Dat uitzoeken gebeurde met de hulp van vele vrijwilligers. Een van hen was Goirlenaar René de Leuw. Ook hij nam meerdere personen voor zijn rekening. Onder hen ‘onze’ Jacobus de la Geneste. De Leuw raakte zo gefascineerd door Jacobus jr en zijn familie dat hij een onschatbare hoeveelheid gegevens – tekst zowel als illustraties - boven tafel wist te halen. Een unieke kans om een en ander aan onze lezers door te geven. We mochten die niet laten schieten. Tilburg bracht alle onderzoeksresultaten zelfs samen op de website www.geborenin1809.nl en René de Leuw gaf ons de volle vrijheid om van zijn oogst gebruik te maken. Een hartelijk woord van dank is hier zeker op zijn plaats! 


 Lodewijk Napoleon

• Stadsrechten en Peerke Donders

• Chirurgijnen, doctores, vroedvrouwen en meesters

• Geslacht De la Geneste • Jacobus jr de la Geneste en Leende 

Lodewijk Napoleon

Het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw stonden voor Europa in het teken van de ‘grote’ Napoleon Bonaparte. De op Corsica geboren ‘veldheer’ wilde zowat heel het Europese continent aan zich verbinden. Dus ook Holland. In 1806 benoemde hij zijn broer Lodewijk Napoleon tot koning van ons land. Napoleon Bonaparte was namelijk niet zo tevreden over het eenhoofdige bestuur van raadpensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck. Tijdens het koningschap van Lodewijk Napoleon (1806-1810) werd de titel minister ingevoerd. Ministers waren dienaren van de koning en alleen aan hem verantwoording schuldig. Zij werden door hem benoemd en ontslagen. Verder waren er een advieslichaam, de Staatsraad, en een Parlement, het wetgevend lichaam. Dat parlement van 39 leden kwam slechts één keer per jaar bijeen en had geringe bevoegdheden. Lodewijk Napoleon zette zich erg in voor de Hollandse zaak; eigenlijk veel meer dan zijn

 
68 

broer, de keizer, wenselijk vond. De koning probeerde zelfs Nederlands te leren. Ook toonde hij zijn medeleven bij rampen en trachtte hij kunsten en wetenschappen te bevorderen. Dat alles was uiteindelijk niet naar de zin van de keizer, die zijn broer daarom tot aftreden dwong. Per 1 juli 1810 deed Lodewijk Napoleon afstand van de troon ten behoeve van zijn zoontje en op 9 juli 1810 werd Holland - bij het Decreet van Rambouillet - ingelijfd bij Frankrijk. Er kwam namens keizer Napoleon een Franse stadhouder, Charles François Lebrun, hertog van Plaisance, die met drie intendanten het bestuur voerde. Een van die intendanten was de vroegere minister Gogel. Holland maakt tot november 1813 deel uit van het Eerste Franse Keizerrijk. 

Bijzonderheden over Lodewijk Napoleon 

• Koning Lodewijk Napoleon zetelde achtereenvolgens in ’s-Gravenhage, Apeldoorn, Utrecht, Amsterdam (Paleis op de Dam) en Haarlem. 

• In november 1806 werd het Continentaal Stelsel ingevoerd, waardoor handel met Groot-Brittannië werd verboden. 

• Lodewijk Napoleon toonde in 1807 bij de ontploffing van het kruitschip in Leiden en in 1808-1809 bij overstromingen van de grote rivieren zijn medeleven met de getroffen bevolking. 

• In 1808 werd de provincie OostFriesland aan het koninkrijk toegevoegd, waardoor er ook drie extra leden in het wetgevend lichaam kwamen. Per 31 maart 1810 werden Zeeland, Brabant en een deel van Gelderland aan Frankrijk afgestaan, waarna het ledental van het parlement met zes werd verminderd. 

• In 1808 werd het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten te Amsterdam opgericht. In Den Haag kwam een Koninklijke Bibliotheek. 

• In 1809 verleende koning Lodewijk Napoleon aan vijf Nederlandse ‘dorpen’ (Assen, Meppel, Oosterhout, Roosendaal en Tilburg) stadsrechten. De toekenning aan Tilburg vond plaats op 18 april 1809. Stadsrechten hebben sinds de Grondwet van 1848 (Thorbecke) geen betekenis meer. 

• Toen Lodewijk Napoleon op 17 en 18 april 1809 Tilburg bezocht toonde hij zich erg onder de indruk van de bedrijvigheid in de wollenstoffenindustrie. Ongeveer 4650 mensen verdienden daarin toen de kost. Tilburgse notabelen grepen niet zonder succes het bezoek aan om te pleiten voor meer privileges, zoals het mogen leveren van uniformen aan het leger en het zwaarder belasten van de invoer van grondstoffen. Tilburg zou uitgroeien van plattelandsdorp tot industriestad.

• In augustus/december 1809 vond een Britse invasie op Walcheren plaats, die echter door de Fransen en Bataven teniet werd gedaan.  

Stadsrechten en Peerke Donders

Het initiatief om het jaar van de stadsrechten met een heemkundig project te herdenken kwam van het Regionaal Archief Tilburg en de afdeling ’s-Hertogenbosch-Tilburg van de Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV). Met het project wilde Tilburg een stuk herkenbare geschiedenis naar voren halen. 338 Tilburgse kinderen zagen in 1809 het eerste levenslicht. De in 1809 geborenen te achterhalen, was nog niet zo eenvoudig. Pas vanaf 1811 werd er een geboorteregister bijgehouden. Tilburg had in tijd die twee kerken, die van ’t Heike (de belangrijkste) en die van ’t Goirke. Rond 1800 was er alleen in de omgeving van de kerk en de Heuvel aaneengesloten bebouwing. In de doopregisters kon men de katholieke geborenen vinden. Uit de volkstelling van 1809 bleek dat het dorp Tilburg toen 9108 inwoners telde, van wie er 8914 katholiek waren. Men was dus voor de volledigheid ook op andere bronnen aangewezen. Zoals de L’Etat de Population van 1810 (erg verfranst en onnauwkeurig) en de begrafenisregisters

 
 69

(vanuit de leeftijd terugrekenen). Met de nodige inspanning kwam men nog tot 165 hervormden, 14 joden, 10 luthersen, 3 remonstranten en 2 menisten of doopsgezinden. Bedacht moet worden dat er tot inval van de Napoleontische legers in 1795 en de Staatsregeling van 1798 (gelijkstelling van de godsdiensten) sprake was van een bevoorrechte positie van de calvinisten. Een aantal van de 338 geboren Tilburgse baby’s was natuurlijk – zeker in die tijd - geen lang leven beschoren. Met grootsteedse generositeit rekende de schoonste stad van het laand ook hen die in 1809 vóór 18 april geboren werden tot de doelgroep van het project, dat op 1 oktober 2008 werd opgestart. Elke meezoekende vrijwilliger kreeg omtrent vier personen toegewezen. Bij voorkeur mochten ze zelf kiezen. De bekendste Tilburger uit 1809 is zonder twijfel Peerke Donders. Hij werd geboren in het gezin van een arme thuiswever en op 27 oktober in de parochiekerk van ’t Goirke gedoopt. Toen hij 6 jaar was, overleed zijn moeder. Een jaar later kreeg Peerke een stiefmoeder. Door huisknecht te worden op het seminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel kon de arme Donder(s) toch zijn wens om priester te worden in vervulling laten gaan. In 1821 had hij zich aangesloten bij de congregatie van de Redemptoristen. Zijn priesterwijding vond plaats in Oegstgeest, in 1841. In een zeilschip (!) mocht hij als 33jarige priester al een jaar nadien mee naar Suriname, om daar te werken voor en onder de melaatsen. De boottocht duurde 46 dagen. In 1855 werd Peerke overgeplaatst naar de melaatsenkolonie in Batavia, een voormalige plantage gelegen aan de oever van de Coppenamerivier, stromend van het zuiden naar het noorden, dwars door Suriname.  Daar werd hij in 1856 pastoor. Op 14 januari 1887 is Peerke Donders er in Batavia overleden. Zijn lichaam is later bijgezet in de kathedraal van Paramaribo. In 1982 is Peerke Donders zaligverklaard.  

Chirurgijnen, doctores, vroedvrouwen en meesters

In de familie De la Geneste kwamen meer dokters voor. Daarom eerst enige informatie over het beroep zelf. Aan het begin van de 19de eeuw was in de medische wereld nog duidelijk sprake van drie aparte beroepsgroepen. Vroedvrouwen bedreven de verloskunde, chirurgijns hielden zich bezig met de uitwendige heelkunde en de inwendige geneeskunde was het terrein van de medicinae doctores. In de steden was dit onderscheid het duidelijkst, maar in de dorpen waren - bij gebrek aan goed opgeleide medicinae doctores - de chirurgijns werkzaam op alle drie gebieden. De chirurgijns waren lid van een eigen gilde. Binnen de gildestructuur vervulde de praktijkopleiding van eigen bekwame leden een belangrijke rol. Na een vierjarige praktijkopleiding met examen kreeg de nieuwe meester-chirurgijn het recht zich te vestigen als hele of halve vrije meester. Het onderscheid halve of hele vrije meester bestond uit de toevoeging van onder andere het barbierschap! De in hoger aanzien staande geneesheren, ook wel medicinae doctores genoemd, hadden hun opleiding genoten aan de medische faculteit van een hogeschool: Leiden, Harderwijk, Utrecht, Franeker of Groningen. Ook Leuven telde veel Brabantse studenten. De studie werd afgesloten met een promotie, dissertatie in het Latijn. Het stadsbestuur gaf toestemming tot vestiging. Na 1801 kwam er een kentering in de organisatie van de medische wereld. De Provinciale Commissies van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt werden ingesteld. Deze commissies hielden het toezicht op de medische beroepsgroep. Nieuwe leden van de verschillende medische takken moesten een examen afleggen voor de commissie. Aanvankelijk was het nog verboden de medische disciplines gecombineerd uit te voeren, maar in 1838 werd dit verbod opgeheven. Jacobus de la Geneste jr studeerde al af in de drie disciplines. Na zijn benoeming tot dorpsdokter in 1836 te Leende volgde in 1848 zijn benoeming tot vroedmeester. Elk

 
70 

jaar publiceerde de Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt een zogenoemde lijst met de beoefenaren der geneeskunst. Publicatie vond plaats in het Provinciaal Blad. Alle gemeenten kregen dit blad toegestuurd. In het Provinciaal Blad stond ook een aantal voorwaarden opgesomd waaraan de medische beroepsgroepen moesten voldoen. Bijvoorbeeld over welke medicijnen een plattelandsdokter diende te beschikken, over welk instrumentarium en wat de onderhoudseisen waren. Een greep: 

(25)

Lijst der Geneesmiddelen en Werktuigen, welke de hiervoor gemelde GeneeskunstOefenaren ten platten Lande, ieder in hun vak, overeenkomstig artikel 8 der Instructie lett. A., voor de Med. Doctores, gearresteerd bij Koninklijk Besluit van 31 mei 1818, n°. 63, en art. 12 en 13 der Instructie lett. C., voor de Heelmeesters ten platten Lande, gearresteerd bij het zelfde besluit, verplicht zijn aanschouwbaar voorhanden te hebben. 

GENEESMIDDELEN 

Braakmiddelen. 

Tart.Emet Tart. Potas Stibiat ………………… ……………...een dragme.

Pulv. Rad. Ipecacuanhæ. ……………………… ……….vier dragmen. 

Purgeermiddelen. 

Mann. Calabrina. …………………………………..zes oncen.

Pulv. Rad. Rhei ……….………………………...twee oncen.

Fol. Seunæ.……………………..vier oncen.

Sal. Mirab. Glaub. Sulph. Sodæ …………....................................vier oncen.

Crem. Tartari. Tart.Potas. acid. depur  …...............................................ach t oncen.

Fruct. Tamar. ………………………………… acht oncen.
Syr. Rhei ………………………………… .vier oncen. 

Wormmiddelen. 

Sem. Santonicæ ………………………………....twee oncen.

Cort. Geoffroyæ ……………………………… …twee oncen. 

Windbrekende middelen. 

Ol. Menth. Crisp. …………………………….. twee dragmen.

Ol. Menth. Piper. … … … … … … … … … … … . t w e e d r a g m e n . 

(26) 

Zacht openende en Slijm oplossende Middelen.

Zuurdempende Middelen.

Uitwaseming bevorderende Middelen.

Pisdrijvende Middelen.

(27)

Hoestverzachtende en fluimlossende middelen.

Opwekkende, prikkelende of zenuwmiddelen.

Pijnstillende middelen.

Krampstillende zenuwmiddelen.

(28)

Versterkende en bederfwerende middelen.

Bittere of maagmiddelen.

Verkoelende middelen. Scheurbotwerende middelen.

Kwikmiddelen.

(29)

Bloedstempende en samentrekkende middelen.

Roodmakende en bijtende middelen.

Oplossende middelen.

Verzachtende middelen.

Pleisters.

(30)

Zalven.   

 

 
 71

 

HEELKUNDIGE WERKTUIGEN 

Twee á vier goede lancetten. Twee á vier apostematie lancetten. Een á twee goede bistorien. Een regte schaar. Een kromme schaar. Een stilet, liefst van zilver. Een gesleufde sonde. Kromme en regte naalden. Bandages met en zonder spalken. Lavementspuit. Injicieerspuitje, hetwelk behoort voorzien te zijn van een gekromde buis, die aan het einde bol en vol gaatjes is. Tourniquet. Mannen catheter. Vrouwen catheters, zoo wel zilveren als elastieken. Spons-balijn. Twee troiquarts, een groote en kleine. 

(31)

Ook moeten de Heelmeesters ten platten Lande altoos voorhanden hebben de Nederlandse Apotheek, en voorzien zijn van behoorlijke maten en de ingevoerde nieuwe gewigten. Terwijl de Chirurgie Doctores en de stedelijke Heelmeesters, behalve de bovenstaande Instrumenten, nog moeten voorhanden hebben: 

Een trepaan toestel.

Een amputatie stel. 

VROEDKUNDIGE WERKTUIGEN

1e. De verloskundige tang, liefst van Levret, met de nieuwste verbeteringen, beschreven en afgebeeld in de handleiding der verloskunde door G.Salemon, uitgegeven te Amsterdam in 1817, het tweede deel, pag. 356, plaat 1, figuur 4.

2e. De hefboom liefst van de Bree, insgelijks beschreven en afgebeeld in hetzelfde werk, tweede deel, pag. 337, plaat 1, figuur 5.

3e. Stompe haken, dergelijke als beschreven en afgebeeld zijn in hetzelfde werk, tweede deel, pag. 339, plaat 2, figuur 2.

4e. Scherpen haken, liefst de zoogenaamde Levretsche Smeltische, beschreven en afgebeeld als voren, pagina 340, plaat 2, figuur 3.

5e. Een hoofdboor, liefst de schaarvormige van Denman, beschreven en afgebeeld als voren, pagina 339, plaat 2 figuur 3.

6e. Een klisteerspuit.

7e.Vrouwe catheters, zoo wel zilveren als elastieken.

8e. Een tinnen injicieerspuitje, hetwelk behoort voorzien te zijn van een gekromde buis, die aan het einde bol en met vele gaatjes doorboord is. 

(32)

Al deze instrumenten, zullen ten allen tijde schouwbaar moeten voorhanden zijn, wanneer dezelve bij de visitatie worden gevraagd, en wel zindelijk, glad en roest beveiligd; zijnde voor het laatste zeer doelmatig, dat de werktuigen nauwkeurig en glad verlakt, en met Cacao boter besmeerd zijn. De Kommissie vestigt de oplettendheid der Artis Obstetriciae Doctores, Vroedmeesters en Vroedvrouwen in het algemeen, ter behartiging hunner, bij Zijner Majesteits besluit van den 19 maart 1839, no. 89, gearresteerde instructie. 

Geslacht De la Geneste

Drie van de vier personen die De Leuw toegewezen kreeg, overleden jong. De la Geneste bleef over. De Leuw had zelf voor deze persoon gekozen, omdat de naam hem intrigeerde! En inderdaad, een schot in de roos. De la Geneste bleek niet zo maar een Tilburgse familie, overigens van oorsprong afkomstig uit Nijmegen, voordien uit Grave. Volgens het blad Numaga, 1959 pagina’s 52 en volgende, beschikt dit geslacht ook over een familiewapen1. Numaga is de vereniging voor 
                                                

1 Het oudst bekende wapen van dit geslacht is geschilderd op een olieverfportret dat waarschijnlijk in 1698 werd geschilderd door W. van der Elst. Het is doorsneden: a. op zilver, een rechtsgewende opvliegende vogel van zwart met takje in de bek, staande op een zwarte grond; b. op blauw, drie zespuntige sterren van zilver, geplaatst 2-1. Dekkleden van

 
72   

 

de geschiedbeoefening van Nijmegen en omgeving. Ze werd in 1954 opgericht door een bont gezelschap van historici en amateurs onder de bezielende leiding van prof. L.J. Rogier. Numaga - de naam van Nijmegen in de Frankische tijd, toen Karel de Grote hier zijn paleis bouwde - stimuleert de beoefening van de geschiedschrijving van Nijmegen en omgeving. De vereniging wil het behoud van het cultuurbezit en het cultuureigene van Nijmegen en omgeving bevorderen en wil kennis daarover aankweken en verspreiden.  Gezien de meldingen van schenkingen zou de familie De la Geneste ook vermogend zijn geweest. Mgr Henricus de la Geneste heeft het blindeninstituut Henricus in Grave gesticht en zijn naam leeft er nog steeds voort in de scoutingbeweging. Een andere link met Tilburg is het feit dat met steun van zijn nicht Henriëtte de la Geneste in 1848 te Grave een
                                                                         

zilver en blauw. Helmteken: een vlucht van zilver en blauw, waartussen een vogel. In ‘Genealogische en Heraldische Gedenkwaardigheden in en om de kerken der Provincie Noord-Brabant’ Utrecht 1924 deel 1 bladzijde 220 Pc Bloys van Treslong Prins: Op een grafsteen te Grave: Doorsneden: boven een opvliegende duif met een klaverblad in den bek: op blauw drie sterren (6) 2 en 1; helmteken duif uit het schild tusschen een vlucht.

klooster van de Tilburgse Zusters van Liefde kon worden gesticht. In Tilburg worden deze nonnen gekscherend ook wel krengen van barmhartigheid genoemd. De familie had ook nauwe contacten met mgr Joannes Zwijsen, Kerkdriel 1794-Den Bosch 1877. Deze richtte twee congregaties op, een voor mannen en een voor vrouwen. Inderdaad de Tilburgse Zusters van Liefde. Zwijsen was eerst tien jaar pastoor van de Dionysius-parochie op ’t Heike in Tilburg. Werd in 1851 apostolisch vicaris van het bisdom Den Bosch. Hij bleef daar wonen toen hij in 1853 – bij het herstel van de Kerkelijke Hiërarchie in Nederland - tevens aartsbisschop van Utrecht werd. Tot 1868 vervulde hij deze dubbelfunctie. Als aartsbisschop werd Zwijsen op eigen verzoek dat jaar opgevolgd door mgr Andreas Schaepman. 

Vader Jacobus Vincentius de la Geneste

Een van de telgen uit het geslacht De la Geneste was Jacobus Vincentius, op 22 oktober 1778 geboren in Nijmegen en in Tilburg op 24 november 1817 overleden. Jacobus sr was een zoon van Anthonius Bartholomeus en Clara Maria Robert. Jacobus sr trouwde op 22 augustus 1803 in Tilburg met Joanna Josepha Elizabeth de Laure, dochter van Balthazar en Maria Catharina le Heu. Balthazar de Laure was ook medicinae doctor, studeerde in Leuven en was in 1735 geboren in… Leende. Hij trouwde in 1773 te Eindhoven met Maria Catharina en overleed in 1802 in Tilburg. Joanne, de echtgenote van Jacobus sr, werd in Tilburg geboren en daar op 17 december 1776 gedoopt. Ze kreeg met haar man tien kinderen, waarvan Jacobus jr - de latere Leendse dokter – de vierde in de rij was. Joanne werd al in 1817 weduwe, maar ook andere tegenslagen bleven haar niet bespaard. Omstreeks 1840 is ze met enkele kinderen naar Wallonië verhuisd. Haar oudste zoon, Henricus Balthazar (1804-1857), was daar inmiddels pastoor in Luik. In het dorpje Thimister is Joanne op 19 december 1856 gestorven. Thimister-Clermont is nu een kleine gemeente van ruim 5 duizend inwoners

 
 73

in de Waalse provincie Luik. Ruim 84 procent van de plaats bestaat uit landbouwgrond. In Tilburg woonde het doktersgezin De la Geneste-de Laure op stand.    

 

In Het Zwarte Peerd, een karakteristiek pand aan de zuidzijde van de bekende Heuvel in het centrum van Tilburg. Het pand was omstreeks 1600 gebouwd en is rond 1900 gesloopt. In de loop der jaren hebben in dat pand verschillende artsen gewoond. Van 1776 tot 1780 was dat Hendrikus Florentius Heshusius, en van 1780 tot 1802 Balthazar de Laure. De Laure overleed op 24 december 1802. Zijn enige dochter was de hiervoor genoemde Johanna Josepha Elizabeth. Het echtpaar De la Geneste-de Laure trok in bij (schoon)moeder Maria Catharina le Heu, weduwe van de hiervoor genoemde Balthazar. Hier werden de tien kinderen van Jacobus Vincentius en zijn vrouw geboren, onder wie de latere Leendse dokter. De dokterswoning omvatte naast de woonvertrekken ook een stal voor paard en rijtuig. Jacobus Vincentius was in Tilburg tevens gemeenteraadslid. In die hoedanigheid zorgde hij voor een erehaag van 10 ruiters te paard ter ere van Lodewijk Napoleon, toen deze in april 1809 een bezoek bracht aan Tilburg. Op 10 juli 1844 zat Jacobus jr als gemeenteontvanger in het ontvangstcomité toen koning Willem II, op
weg naar het groothertogdom Luxemburg, ook door Leende kwam.2 

Gezin

Van de vijf broers en vier zussen van Jacobus de la Geneste jr hebben we (nog) niet van allen kunnen achterhalen of ze – behalve Jacobus jr zelf – ooit getrouwd waren. Alle kinderen stierven in hun geboorteplaats Tilburg. Behalve: de oudste, Henricus Balthazar 1804-1857, 53 jaar oud overleden in Thimister-Clermont; Marie Anne 1812-1880, 68 jaar in Befve (Land van Herve bij Luik); Charles 1813-1847, 34 jaar in Synkarach3, en Peter Dionysius, de jongste van de tien, 18171872, ruim 54 jaar oud in Algiers.Van broer Augustinus Joannes4, gedoopt op 14 juni 1810, is bekend dat hij stond ingeschreven als apotheker te Tilburg en overleden is vóór 1873, maar niet precies wanneer en ook niet waar. Peter Norbertus Panken (Duizel en Steensel 1819-Bergeijk 1904), de Westerhovense vrijgezelle schoolmeester, tekende in zijn dagboek5 op dat hij op maandag 9 januari 1865 Peter de la Geneste als gesprekspartner ontmoette op een teeravond van de landbouwafdeling Valkenswaard. Naar jaarlijks gebruik werd daar toen door een 35-tal leden lekker gegeten ten koste van de boetepot. Een van de aanwezigen was ‘de broer van ons medelid med. doctor De la Geneste’. Deze was al lang in dienst van het Franse leger, maar toen een maand met verlof in Nederland. Hij was – naar eigen zeggen - 1ste luitenant bij de Keizerlijke Garde van Napoleon Bonaparte, 47 jaar oud,
                                                

2  Zie ook de Kronijk van Heeze, gemaakt door Hendrikus Godefridus van Moorsel. 3  Charles, ook wel Carolus geheten, was werkzaam op Sumatra en is in de Padangse Bovenlanden overleden. 4  Augustinus verhuisde met zijn moeder naar Thimister. Op 21-9-1843 trouwde hij in Luik met Maria Catharina Dubois, bij wie hij twee, jong gestorven, kinderen kreeg. Op 12-4-1847 huwde hij, ook in Luik, met Agnes Barthelemi Elisabeth Delize. Bij haar verwekte hij ten minste vijf kinderen, geboren in Luik en Verviers. Als weduwnaar verhuisde Augustinus op 28-10-1873 naar Noville les Bois (provincie Namen). 5 De dagboeken van Panken zijn bewerkt en geannoteerd door dr Peter Meurkens uit Bergeijk en in 1994 in 6 delen uitgegeven. De ontmoeting tussen Panken en Peter de la Geneste staat beschreven in deel 2.

 
74 

gedecoreerd met vijf medailles of andere eretekens en had al aan 28 veldslagen deelgenomen. Het gesprek ging vooral over Parijs, dat door Panken in 1855 ook eens was bezocht, zodat deze en passant nog oude herinneringen kon ophalen. Wellicht heeft dokter Jacobus jr het feestje in Valkenswaard bijgewoond en zijn jongste broer Peter
meegenomen. Van de in Tilburg gestorvenen werd Johanna Jacoba 1814-1817 slechts 3 jaar en haar jongere zusje Angela Petronella 18161817 net niet een jaar. Oudste zus Maria Clara 1806-1838 haalde 32 jaar en haar broertje Antonius Andreas 1807-1820 werd 12 jaar. 

Wordt vervolgd.  

Ga terug