De strijd om de tienden van Heeze en Leende (4)

Heemkronijk jaar:2008, jaargang:47, nummer:4, pag:63 -71

DE STRIJD OM DE TIENDEN VAN HEEZE EN LEENDE (4) 

door: Klaasje Douma  

In de vorige afleveringen van ‘De strijd om de tienden van Heeze en Leende’ zijn, na een algemene inleiding op de geschiedenis van de tienden in Noord-Brabant in de negentiende eeuw, de gebeurtenissen in onze regio in 1848 en het eerste deel van 1849 de revue gepasseerd.1 In deze aflevering volgen allereerst de resterende gebeurtenissen uit juli 1849. Daarnaast kom ik nog terug op de houding van de kerk en op de inning van de tienden in de aanloop naar het tiendenproces. Dat proces zelf zal in een volgende aflevering aan bod komen. 

Juli in Leende

Het door de barones in een brief genoemde schietincident in Leende2 vormde de aanleiding voor een onderzoek ter plekke door de officier van justitie bij de arrondissementsrechtbank te Eindhoven3. Het leek hem raadzaam ’s nachts een patrouille van twintig man door de straten van het dorp de ronde te laten doen. Het binnenrijden van de tienden, overdag, werd in Leende ook begeleid door de marechaussees. Een verslag van deze activiteiten vinden we allereerst in de brief van 23 juli 1849 van burgemeester Hyacinthus van Dijk aan districtscommissaris jonkheer mr. Carel Frederik Wesselman.4 Ook hij meldde dat de tienden niet verpacht waren. De barones verzorgde het inrijden van de tienden                                                  

1 Klaasje Douma, ‘De strijd om de tienden van Heeze en Leende(1)’, Heemkronyk 47 (2008) nr. 1, 3-8, ‘De strijd om de tienden van Heeze en Leende (2)’, Heemkronyk 47 (2008) nr. 2, 23-34 en ‘De strijd om de tienden van Heeze en Leende (3)’, Heemkronyk 47 (2008) nr. 3, 43-52. 2 Zie voor de vermelding van het schietincident: Douma, ‘De strijd om de tienden (3)’, 49. 3 Jonkheer mr. Jan Olphert de Jong van Beek en Donk. Zie hiervoor: Douma, ‘De strijd om de tienden (2)’, 29-30. 4 Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC), Provinciaal Bestuur Noord-Brabant, 1814 – 1920, inv.nr. 4420 Correspondentie over door Rijk in Noord-Brabant verpachte tienden, 1848 – 1849, Brief van 23 juli 1849 van burgemeester H. van Dijk aan districtscommissaris jonkheer mr. C.F. Wesselman. Deze brief is een bijlage bij een brief van 25 juli 1849 van gedelegeerd districtscommissaris jonkheer mr. C.F. Wesselman jr. aan gouverneur mr. A.J.L. Borret. 

met eigen karren en personeel, waarvoor zij  twee huizen met schuren te Leende had gepacht. Hij vervolgde: 

(…), dat gepasseerde Vrijdag avond [20 juli; KD] er een geweer of pistool schot door het huis van den Jan Philipsen, een der verpachte schuuren, is geschoten; dat hiervan kennis is gegeven aan den Heer Officier van Justitie der Arrondissements Regtbank te Eindhoven, welke op heden, vergezeld van een der Regters en de Griffier, benevens een Luitenant der Marechaussée, dit hebben komen opnemen en tevens hebben goedgevonden, dat er des nachts eene patrouille van 20 man door de straten de ronde zoude doen, om de rust te bewaren, welke men hoopt dat niet verder gestoord zal worden, ofschoon dat het te voorzien is, dat er dikwijls botsingen tusschen de collecteurs der tienden, welke van de Brigades Marechaussé zijn vergezeld, en de eigenaars der landerijen zullen voorvallen. 

Ook Johanna Catharina berichtte in haar brief over het bezoek van de commissie van de rechtbank. Blijkbaar waren de autoriteiten toch wel enigszins geschrokken van het schietincident, want ze boden haar bescherming aan: “eene commissie van het tribunaal is maandag naar Leende geweest om onderzoek te doen naar het schieten op het huis van Philipsen (…) de leden dier commissie zijn later op het kasteel gekomen, om mij te vragen of ik tot beveiliging mijner bezittingen of persoon militaire hulp verlangde ik heb dit aanbod niet aangenomen doch mijn verlangen geuit dat de [rest van de brief ontbreekt; KD].5  

Hoewel een schietincident natuurlijk geen kleinigheid was, krijgen we toch uit alle correspondentie de indruk dat de onrust niet het niveau bereikte van het jaar daarvoor en dat alle partijen van mening waren dat het binnenhalen van de tienden over het algemeen goed verliep. Ook gedelegeerd                                                 

5 Huisarchief Kasteel Heeze (HKH), inv.nr. D14, bundel 2, Ongedateerde conceptbrief. Deze brief was waarschijnlijk gericht aan gouverneur mr. A.J.L. Borret en gezien de inhoud opgemaakt in de laatste week van juli 1849.

   64

districtscommissaris Wesselman jr. toonde zich in zijn brief van 25 juli 1849 aan gouverneur Borret tevreden met het verloop van de gebeurtenissen: 

Gisteren begaf ik mij naar de gemeente Heeze, ten einde den waren staat van zaken, omtrent het al of niet plaats hebben van ongeregeldheden bij de tiendwinning op te nemen. Tot mijn genoegen, kan ik UHEG informeren, dat de tienden tot nu toe door Mevrouw van Tuyll van Serooskerken zonder het minste feitelijk verzet worden opgereden, zoowel te Heeze als te Leende, in laatstgenoemde gemeente echter altijd in tegenwoordigheid der Brigade Marechaussée. De gemoederen waren over het algemeen rustig, en men was niet bevreesd, dat de wanordelijkheden van verledene jaar zich zouden herhalen. Het weinige rumoer en horengeschal, dat op Zondag en Maandag avond te Heeze is gehoord, was van geen verder gevolg, en zoude door een aantal jongens verrigt zijn. Te Leende is door het raam boven de deur van het huis van zekeren Jan Philipsen geschoten, die zijne schuur aan Mevrouw van Tuyll tot berging harer tiendvruchten had verhuurd, nadat omstreeks 11 vimmen6 waren ingeschuurd, deze man heeft zich bang gemaakt, waarop de vruchten uit zijne schuur zijn gehaald en elders geplaatst geworden.7 

De arme Jan Philipsen, slachtoffer van het enige echte geweldsincident, was Joannes Gerardus Philipsen, die in 1817 te Leende werd geboren. Volgens het Hoofdelijk invullingsregister was hij in 1849 woonachtig aan de Leenderstraat 103.8 Johanna Catharina toonde zich in haar brief ook tevreden over het inrijden van de tienden. In Leende vervulde de marechaussee haar taak uitstekend en in Heeze was begeleiding niet
                                                

6 Volgens ‘Van Dale’ is een vim een hoeveelheid van honderd of 120 bos: een vim rogge.  7 BHIC, Provinciaal Bestuur Noord-Brabant, 1814 – 1920, inv.nr. 4420 Correspondentie over door Rijk in NoordBrabant verpachte tienden, 1848 – 1849, Brief van 25 juli 1849 van gedelegeerd districtscommissaris jonkheer mr. C.F. Wesselman jr. aan gouverneur mr. A.J.L. Borret. 8 Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe), Hoofdelijk invullingsregister van Leende 1849. De genoemde Joannes Gerardus Philipsen was de enige J. Philipsen die stond ingeschreven. Zijn gegevens zijn, behalve de geboortedatum, onleesbaar. 

noodzakelijk. Volgens de barones waren de inwoners trots op het vertrouwen dat zij in de bevolking stelde. Door de burgemeester afgelezen publicaties hadden volgens haar ook veel tot een goed verloop bijgedragen:   

 

De brigade marechaussees vervuldt uitmuntend haren pligt – onze karren die naar Leende gaan worden dagelijks door de marechaussees vergezeld – hier te Heeze gaat het inhalen geregelt voort, zonder dat er eene bijgeleiden van noode is – de inwoners zijn grootsch op het vertrouwen dat ik in hen stel – de publicatien laatstleden zondag door de Burgemeester op orde van den gouverneur afgelezen hebben veel goeds verrigt – hadden de gemeentebesturen zulks voorleden zomer gedaan, zoude het oproer geen plaats gehad

   65

hebben en de vereeniging van de luy niet hebben tot stand kunnen komen.9 

Juli in Heeze

In Heeze was dus geen begeleiding van de sterke arm nodig bij het binnenhalen van de tienden. Op wat hoorngeschal na was alles rustig gebleven. Burgemeester Deelen was, in zijn verslag van 23 juli 1849 aan districtscommissaris Wesselman, ook overtuigd van de positieve invloed van de waarschuwingen die de bevolking voorgehouden waren. In zijn verslag kunnen we lezen wat er zich precies heeft voorgedaan in Heeze:10 

Op zondag den 15 dezer heb ik betrekkelijk het onderwerpelijke bij publicatie doelmatige waarschuwingen gedaan, waar dan wel gehoor aan schijnt gegeven te zijn, echter op zaterdag avond den 21. dezer heeft zich eenig horengeschal in het zuidwestelijke van de Gemeente doen hooren, waarop ik mij naar de brigade maréchaussée vervoegde, dewelke, bereids op patrouille zijnde, ik aan het Kruys / dorpsstraat buiten de kom / werwaarts men het geluid hoorde, heb aangetroffen, dewelke mij te kennen gaf zich over het gehucht Kreyl naar Heezerenbosch, in welke gehuchten men hetzelfde geluid hoorde, te hebben begeven, - zijnde alzoo circa halfelf ure niets meer gehoord; - geene zamenscholing van personen scheen te hebben plaats gehad. Nu gisteren avond ongeveer om tien ure hoorde men in weerwil der publicatie van denzelfden dag, wederom tusschen beide eenig horengeschal dat nu en dan met eenig geschreeuw of lawaai werdt opgevolgd. De Brigade Kommandant had twee maréchaussées uitgezonden om zoo mogelijk te onderzoeken welke wending het dien avond nemen zou, die zich geposteerd hebbende eene troep volks van de zijde van Heezerenbosch en Ven naar Oudemolen, hebben zien afkomen, alwaar uit een
                                                

9 Zie noot 5. 10 BHIC, Provinciaal Bestuur Noord-Brabant, 1814 – 1920, inv.nr. 4420 Correspondentie over door Rijk in NoordBrabant verpachte tienden, 1848 – 1849, Brief van 23 juli 1849 van burgemeester A.J. Deelen aan districtscommissaris jonkheer mr. C.F. Wesselman. Deze brief is een bijlage bij een brief van 25 juli 1849 van gedelegeerd districtscommissaris jonkheer mr. C.F. Wesselman jr. aan gouverneur mr. A.J.L. Borret.

huis een schot gelost wierd, - een wijl daarna heeft de troupe zich ontbonden, en zich elk huiswaarts begeven, zijnde alzoo om 11 of 11 ½ ure alles wederom stil geworden. Hoe wel ik vertrouw dat men zich niet feitelijk tegen de invordering der tienden zal verzetten / hetwelk tot heden nog niet heeft plaats gehad / kan men echter hiervan zich niet verzekerd houden daar men nu en dan verneemt dat er nog ingezetenen zijn die zich als ontevreden over de wijze der invordering der tienden uitlaten. – (…)   

 

Het in het verslag van Deelen genoemde schot komen we in de overige correspondentie niet tegen. Het heeft in ieder geval geen aanleiding gegeven tot verdere opwinding. Achteraf lijkt gouverneur Borret met zijn tactiek om geen militairen in te zetten, de goede keuze te hebben gemaakt. Wellicht dat zo’n inzet juist aanleiding was geweest voor veel gewelddadiger verzet. Het verzoek om militaire assistentie uit begin juli komt nu dan ook over als redelijk voorbarig.11 Burgemeester Deelen was overigens, zoals we hebben gelezen, op 23 juli 1849 nog niet helemaal gerust op een goede afloop. In Heeze deed zich eind juli dan ook nog een incident voor, waarvan op 29 juli 1849 een proces-verbaal is opgemaakt.12 In dit proces-verbaal lezen we het volgende:                                                 

11 Zie voor de discussie betreffende militair ingrijpen: Douma, ‘De strijd om de tienden (3)’, 49-51. 12 BHIC, Provinciaal Bestuur Noord-Brabant, 1814 – 1920, inv.nr. 4420 Correspondentie over door Rijk in Noord

   66

29 Juli 1849 verschenen voor de burgemeester Jan van Asten arbeider oud 25 Jaren, Gerardus Janssen landbouwer oud 40 Jaren, Willem Verest wever oud 34 Jaren, Dirk Verest wever oud 27 Jaren en Adriaan Jansen voerman oud 29 Jaren allen wonende te Heeze. Zij hadden gehoord dat er ’s nachts rogge gestolen werd van de akkers en waren gisteravond om circa 10 uur naar de akker gegaan en ’s morgens half een op de akker van Jan van den Berg timmerman te Heeze bemerkten zij vier personen waarvan zij er twee kenden te weten Martinus Bick en Frances Bick beiden oppassers van Mevrouw van Tuyll van Serooskerken en wonende te Heeze die allen met snaphanen gewapend waren. Jan van Asten vroeg hen wat ze kwamen doen of ze de graanschoven kwamen stelen. Marten Bick op zijnen knie viel, naar het geluid van het knippen te rekenen, de haan of hanen van het geweer overhaalde, en onder het uiten, van een aantal vloeken en verwenschingen de komparanten gebood, geen voet breed digter te komen, of dat hij hen anders zoude dood schieten. Zij zijn toen naar huis gegaan. 

Al met al een vreemd voorval. Het feit dat er ’s nachts personeel van de familie Van Tuyll van Serooskerken op pad was, is nog wel te verklaren. Zij zouden gecontroleerd kunnen hebben of ’s nachts de oogst niet clandestien werd binnengereden. Ze ontmoetten de anderen op de akker van Jan van den Berg, een van de aangeklaagden in het tiendenproces. Hij wilde zijn tiendvruchten natuurlijk niet afdragen. Wat het belang van de aangevers was, is mij niet duidelijk. Waarom zij zich geroepen voelden om ’s nachts te gaan controleren of er graan gestolen werd van de akkers en wie die dieven dan wel zouden zijn, wordt uit het proces-verbaal niet duidelijk. De oppassers Martinus en Francis Bick vinden we terug in het bevolkingsregister van Heeze. Martinus, geboren in 1776 te Zesgehuchten, van beroep jager, was als weduwnaar woonachtig op Eimerik 33 en overleed in
                                                                         

Brabant verpachte tienden, 1848 – 1849, proces-verbaal van 29 juli 1849. Dit proces-verbaal is bijgevoegd bij een brief van 30 juli 1849 van burgemeester A.J. Deelen aan gouverneur mr. A.J.L. Borret, 

1860 te Heeze.13 Zijn zoon, Johannes Franciscus, was met vrouw en twee zonen woonachtig op Kapel 223a. Hij was ook jager en was in 1818 te Geldrop geboren.14  Jan van Asten was met onder andere zijn vader en broer woonachtig op Ginderover 17. Hij werd in 1824 te Heeze geboren, was volgens het bevolkingsregister stroodekker en overleed te Heeze in 1885.15 De beide Jans(s)ens in het proces-verbaal waren broers. Gerardus werd in 1808 te Leende geboren en overleed te Heeze in 1876 en Adriaan werd in 1819 te Heeze geboren en overleed aldaar in 1878. Van de twee Veresten heb ik alleen Willem gevonden. Hij woonde, onder andere samen met zijn vader, op Ginderover 20 en stond ingeschreven als wever.16 Hij was in 1814 te Heeze geboren en overleed aldaar in 1894.   

 

De kerk en de tienden

Zoals we in een vorige aflevering gezien hebben, was de kerk in Leende als medeeigenaar van de tienden, partij in het conflict.17 De kerk deed een poging om haar tienden te verpachten, maar er werd niet op geboden, zoals we kunnen lezen in de brief van 23 juli
                                                

13 RHCe, Bevolkingsregister Heeze 1850-1860. 14 RHCe, Hoofdelijk invullingsregister van Heeze 1849. 15 Zie noot 13. 16 Zie noot 13. 17 Douma, ‘De strijden om de tienden (2)’, 32.

   67

1849 van burgemeester H. van Dijk van Leende aan districtscommissaris Wesselman:  De andere Tienden, aan de kerk toekomende, is voor leden Vrijdag geveild, doch er is geen bod op gedaan en is men overgegaan, om dezelve door de eigenaars van den grond, ieder van den zijnen te laten inrijden en uitdorschen en later het graan in geld te verantwoorden.18 

Jean Coenen schrijft in Leende ook over het inhalen van de tienden van de kerk door de boeren en het later verrekenen in geld. Hij stelt dat de tiendheffers door het kerkbestuur waren afgekocht, maar dat de tienden ten behoeve van het onderhoud van de kerk wel opgehaald moesten worden.19 Volgens het hiervoor aangehaalde citaat was de kerk echter gedwongen over te gaan tot een verrekening in geld omdat de tienden niet verpacht waren en daarom niet door een pachter werden binnengehaald.   

 

Pastoor Gast van Heeze was opnieuw in verwarring ten aanzien van de positie die hij moest innemen.20 Hij had in de kerk en via de biechtstoel het standpunt van de bisschop duidelijk gemaakt, dat diegenen die zich in 1848 de tienden hadden toegeëigend, deze                                                 

18 Zie noot 4. 19 Zie Coenen, Leende, 221. 20 Zie hiervoor ook: Douma, ‘De strijd om de tienden (2), 3233.

 

alsnog moesten teruggeven. Dit kunnen we lezen in zijn brief van 24 september 1849: Ten gevolge van vroeger Schrijven van Uwe Doorl: HoogEerw: en nu latere Communicatie volgens het geuit verlangen van Uwe Doorl: Hoogh: door den Eerw: Hr Pastoor van Leende ons gedaan hebben we openlijk in de kerk de gevoelens van Uwe Doorl: HoogE: wegens de Tiendvrugten medegedeeld namelijk dat Alle dewelke zich Alhier deze zich, het vroegere Jaar hebben toegeeigend de verplichting op Zich geladen hebben van restitutie. Wij hebben die ook in de Biegtstoelen geurgeerd.21 

Volgens de aangesprokenen was hen door de advocaat mr. Sassen echter verzekerd dat dit alleen voor de kerkelijke tienden van Leende gold.22 Graag wilde Gast weten hoe hij zich moest gedragen: 

Zoo op het oogenblik komt men mij zeggen dat zij dHr Advocaat Sassen hebben gesproken die hen de Stelligste Verzekering heeft afgegeven; dat het Schrijven van Uwe Doorl: alleen maar betrekking heeft op de kerkeTienden Van Leende. dit incident brengt weder nieuwe Verwarring enz. Mag ik dan met den diepsten eerbied UDH verzoeken, ons wel te willen doen kennen Hoe hier best op te antwoorden en, ons desaangaande Verder te gedragen. 

De aanloop tot het tiendenproces 

Vergeleken met het jaar daarvoor kende het oogstseizoen in 1849 al met al een rustiger verloop. Hoewel zich ook in de daaropvolgende jaren in de provincie nog wel problemen voordeden23, komen we de namen Heeze en Leende dan niet meer tegen. Wel
                                                

21 Brief van 24 september 1849 van pastoor J. Gast van Heeze aan bisschop H. den Dubbelden. Geciteerd in: Engels, ‘Revolutie in Heeze’, Bijlage 54-55. 22 Tijdens de zitting in het tiendenproces te Eindhoven van 4 juni 1849 pleitte namens de gedaagden advocaat mr. Sassen, verbonden aan het kantoor van procureur Schutjes, en tijdens het hoger beroep in het tiendenproces komen we advocaat mr. W.Fr. Sassen tegen als vertegenwoordiger van de gedaagde A. Scheepers. Of het in beide gevallen om dezelfde persoon gaat en of deze persoon of één van deze advocaten de door pastoor Gast genoemde mr. Sassen is, heb ik niet kunnen achterhalen.  23 Zie Douma, ‘De strijd om de tienden (1)’, 8.

   68

speelde het tiendenproces hier nog een rol. Op dat proces ga ik in een volgende aflevering in. In deze aflevering kijk ik nog naar het verloop van de inning van de tienden over 1848 in de aanloop naar dat proces. In de vorige aflevering hebben we gezien dat de familie Van Tuyll van Serooskerken via een ‘Bekendmaking’ de tiendplichtigen een laatste mogelijkheid bood om de tienden te voldoen.24 Deze laatste mogelijkheid, in december 1848, blijkt toch niet de laatste te zijn geweest. Uit de briefwisseling tussen advocaat mr. Martinus van den Acker en Johanna Catharina barones van Tuyll van Serooskerken-van Westreenen blijkt dat men in januari 1849 nogmaals een oproep heeft gedaan om de tienden binnen vier dagen te voldoen op het kantoor van Van den Acker.25 Op 11 januari 1849 ontving de barones van haar advocaat een lijst met namen van mensen die betaald hadden of uitstel wilden. In de begeleidende brief was Van den Acker van mening dat, nu men niet meer eenstemmig handelde, de coalitie van landlieden uit elkaar zou vallen indien men over zou gaan tot de gerechtelijk dagvaarding van drie of vier mensen.26  

De lijst van 11 januari 1849

De lijst bevat alleen maar namen en geen woonplaatsen, behalve bij een aantal personen afkomstig uit Zesgehuchten. Omdat een aantal betalingen via notaris Freher hebben plaatsgevonden, lijkt het aannemelijk dat het hier om Heezenaren gaat. Van de volgende personen heb ik met (redelijke) zekerheid kunnen vaststellen om wie het gaat:27                                                 

24 Douma, ‘De strijd om de tienden (3)’, 46-47. 25 HKH, inv.nr. D14, Portefeuille, Brief van 5 januari 1849 van mr. Martinus van den Acker aan J.C. barones van Tuyll van Serooskerken-van Westreenen. 26 HKH, inv.nr. D14, Portefeuille, Brief van 11 januari 1849 van mr. Martinus van den Acker aan J.C. barones van Tuyll van Serooskerken-van Westreenen. 27 Met behulp van de zoekmachines van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven te Eindhoven (RHCe) en het Brabants Historisch Informatie Centrum te ’s-Hertogenbosch (BHIC) heb ik gezocht naar personen met de op de lijst voorkomende namen in Heeze, Leende en Zesgehuchten. Aan de hand van de leeftijden heb ik bepaald of het aannemelijk was dat de gevonden personen in 1849 eigenaar

Afkomstig uit Heeze of Leende: Gerrit van Dijk28, de weduwe P. van Bussel (het betreft Johanna Geenen)29, Antonie van Kuijk30, Antonie van Riel31, Antonie van Hertroij32, Jan van den Berg33, de weduwe Arnoldus Bierings (het betreft Goverdina van den Berg)34 en Jan Bakermans35. Van hen hadden Antonie van Hertroij en Johanna Geenen om uitstel gevraagd, waarbij de laatste toezegde binnen vier weken te betalen. Goverdina van den Berg was een dochter van de ook vermelde Jan van den Berg.  Afkomstig uit Zesgehuchten: Thomas van den Bogaard36, Willem van Kol37, de weduwe P.
                                                                         

van een stuk grond waren. Bij elke naam wordt in een noot een verdere toelichting gegeven voor de keuze van de betreffende persoon.   28 Ik heb in de ter zake doende periode in Heeze en Leende één persoon gevonden met de naam Gerardus of Gerrit van Dijk. 29 In Leende komt de naam P. van Bussel in de ter zake doende periode niet voor. In Heeze is er voor 1849 één P. van Bussel overleden, namelijk de in 1840 overleden Peter van Bussel. Zijn weduwe is voor 1849 niet hertrouwd en het is aannemelijk dat zij in 1849 dus werd aangeduid als de weduwe P. van Bussel. 30 Ik heb in Heeze en Leende één persoon gevonden die in aanmerking komt met de naam Antonie van Kuijk. 31 In heb in de ter zake doende periode in Heeze en Leende één persoon gevonden met de naam Antonius of Antonie van Riel. 32 Ik heb in de ter zake doende periode in Heeze twee personen gevonden met de naam Antonius of Antonie van Hertro(o)ij. Beiden zijn onder ‘Genealogische informatie’ vermeld. 33 Ik heb in de ter zake doende periode in Heeze twee personen gevonden met de naam Jan of Johannes van den Berg die in aanmerking komen. Beide komen in het bevolkingsregister 1850-1860 voor, de een met de beroepen timmerman, looijer en herbergier, de ander met de beroepen landbouwer en kerkmeester. Op de lijst van 11 januari 1849 staat Jan van de Berg vermeld met de toevoeging schoenmaker en kerkmeester. De timmerman Jan van de Berg was een van de partijen in het tiendenproces dat in januari 1849 van start ging. Ik ben er daarom vanuit gegaan dat de andere Jan van de Berg degene is geweest die op de lijst van 11 januari 1849 voorkomt.  34 In Heeze is er in de jaren dertig en veertig van de negentiende eeuw één Arnoldus Bierings overleden, op 30 augustus 1845. Zijn weduwe is voor 1849 niet hertrouwd en het is dus aannemelijk dat zij in 1849 werd aangeduid als de weduwe Arnoldus Bierings. 35 Op de lijst van 11 januari 1849 staat Jan Bakermans vermeld als koster. In het bevolkingsregister 1850-1860 van Heeze komt één Jan Bakermans voor met het beroep koster.  36 Ik heb in Zesgehuchten alleen een huwelijk van een Thomas van den Bogaard kunnen vinden. Gezien de huwelijksdatum zou hij de genoemde persoon kunnen zijn.

  69

van de Putten (het betreft Helena Maria Deelen)38 en Joseph Versleeuwen39. In het verloop van 1849 bleef men zich bezig houden met de inning van de tienden over 1848. Voor zover daar informatie over bekend is, zal ik hierop in een volgende aflevering nog terug komen. 

Genealogische informatie40

Jan Philipsen Joannes Gerardus Philipsen (zoon van Godefridus Philipsen en Johanna Willemina Tangering), geboren te Leende, 12-11-1817, in 1849 woonachtig op Leenderstraat 103.

Proces-verbaal van 29 juli 1849

Martinus Bick, (zoon van Johannes Bick), geboren te Zesgehuchten, 1776, jager bij J.C. barones van Tuyll van Serooskerken, woonachtig Eimerik 33, overleden te Heeze, 24-10-1860 (aangifte door zijn buurman Antonie van Gennip en de veldwachter Nicolaas Buis), gehuwd te Zesgehuchten, 06-06-1813, met Johanna Maria Kerkers (dochter van Franciscus Kerkers en Gertruijdis van Meijl), gedoopt te Leende, 09-08-1782, overleden te Heeze, 15-10-1839 (aangifte door haar
                                                                         

37 Ik heb in Zesgehuchten alleen een huwelijk van een Willem van Kol kunnen vinden. Gezien de huwelijksdatum zou hij de genoemde persoon kunnen zijn. 38 In de eerste helft van de negentiende eeuw is in Zesgehuchten één persoon met de naam P. van der Putten overleden, op 17-10-1843. Zijn weduwe is niet hertrouwd en het is dus aannemelijk dat zij in 1849 werd aangeduid als de weduwe P. van der Putten. 39 Ik heb in Zesgehuchten in de eerste helft van de negentiende eeuw twee personen gevonden met de naam Joseph of Josephus Versleeuwen, namelijk vader en zoon. Omdat de zoon werd geboren in 1829 is het aannemelijk dat het om de vader gaat. 40 De genealogische informatie is, voor zover niet anders vermeld, afkomstig uit de volgende op het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe) te Eindhoven aanwezige bronnen: voor de periode tot 1811: DTB Heeze, DTB Leende, DTB Zesgehuchten; voor de periode na 1811: de burgerlijke stand van Heeze, Leende, Zesgehuchten en Eindhoven, het Hoofdelijk invullingsregister van Heeze 1849, het Hoofdelijk invullingsregister van Leende 1849, het bevolkingsregister van Heeze 1850-1860, het bevolkingsregister Leende 1850-1860. Voorts heb ik gebruik gemaakt van de zoekmachine op internet van het RHCe en het BHIC.

echtgenoot en de veldwachter Gijsbertus Branten). Kind was o.a.: Johannes Franciscus Bick, geboren te Geldrop, 1818, jager bij J.C. barones van Tuyll van Serooskerken, woonachtig Kapel 223a, gehuwd te Heeze, 12-01-1843, met Johanna van der C(K)ruijs (dochter van Henricus van de Cruijs en Petronella Bluckers), gedoopt te Heeze, 0105-1810, overleden te Heeze, 17-06-1824. Jan van Asten (zoon van Adam van Asten en Maria van den Wildenbergh), geboren te Heeze, 28-06-1824, strodekker, overleden te Heeze, 09-01-1885, gehuwd te Heeze, 14-03-1860, met Elisabeth Snoeyen (dochter van Peter Snoeyen en Maria van Otterdijk), geboren te Heeze, 1512-1835, overleden te Heeze, 17-03-1884. Gerardus Jansen (zoon van Jacobus Jansen en Helena Maria Scheepers), gedoopt te Leende, 2902-1808, landbouwer, overleden te Heeze, 3010-1876. Adriaan Jansen (zoon van Jacobus Jansen en Helena Maria Scheepers), geboren te Heeze, 2801-1819, landbouwer, overleden te Heeze, 1805-1878. Willem Verest (zoon van Willem Verest en Petronille Bennis), geboren te Heeze, 22-051814, wever, woonachtig op Ginderover 20, overleden te Heeze, 04-11-1894, gehuwd te Heeze, 18-09-1858 met Goverdina van Weert (dochter van Jan van Weert en Margreta van Asten ), geboren te Heeze, 12-04-1828, overleden te Heeze, 28-08-1894. 

Lijst van 11 januari 1849

Gerardus van Dijk (zoon van Wijnand van Dijk en Geertrudis van den Berg), gedoopt te Heeze, 27-10-1789, overleden te Heeze, 30-11-1863, gehuwd te Heeze, 06-10-1826, met Anna Maria van den Boorne (dochter van Willem van den Boorne en Johanna Deelen), geboren te Maarheeze, 13-02-1795. Petrus van Bussel (zoon van Franciscus Godefridus van Bussel en Joanna Maria Bernaert), gedoopt te Heeze, 11-07-1775, overleden te Heeze, 2702-1840, gehuwd te Heeze, 13-02-1814, met Johanna Geenen (dochter van Wilhelmus Geenen

  70

en Marie Elisabeth Verbeek), gedoopt te Heeze, 07-05-1784, overleden te Heeze, 19-12-1859. Antonie van Kuijk (zoon van Jan Kuijk en Maria Vermeulen), geboren te Zesgehuchten, overleden te Heeze, 05-12-1871, gehuwd te Heeze, 07-06-1812 met Maria Thijs (dochter van Peter Joannes Thijs en Maria Henrica Aerts), gedoopt te Heeze, 17-12-1782, overleden te Heeze, 27-06-1849. Antonius van Riel (zoon van Joannes Jacobus van Riel en Johanna Maria van Weerden), gedoopt te Heeze, 23-02-1793, overleden te Heeze, 2803-1850 (aangifte door zijn buren Johannes van Bree en Hendrikus Bakermans), gehuwd te Heeze, 23-08-1827, met Joanna Snoeijen (dochter van Wilhelmus Snoeijen en Elisabeth Heerings), gedoopt te Heeze, 09-01-1800, overleden te Heeze, 22-07-1858 (aangifte door de buurman, de wever Antonius van Hof). Antonius van Hertroij (zoon van Wilhelmus van Hertroij en Cornelia de Laure), gedoopte te Heeze, 10-11-1800, overleden te Lieshout, 0604-1884, metselaar, gehuwd te Heeze, 25-051838, met Anna Maria Deelen (dochter van Joannes Gerardus Deelen en Joanna van Gerwen), gedoopt te Heeze, 15-11-1803, overleden te Heeze, 24-10-1861 (aangifte door de buren veldwachter Nicolaas Buis en smid Theodorus van Gennip). Antonius van Hertrooij (zoon van Martinus van Hertrooij en Geertruij Swinkels), geboren te Heeze, 08-06-1813, overleden te Heeze, 1812-1859, 1e gehuwd te Heeze, 04-05-1838, met Joanna Vermeulen (dochter van Henricus Vermeulen en Joanna van Hunsel), gedoopt te Heeze, 13-02-1810, overleden te Heeze, 2210-1852; 2e gehuwd te Heeze, 07-05-1853, met Geetruida Daamen (dochter van Franciscus Daamen en Adriana van Mierlo), geboren te Heeze, 22-12-1814, gehuwd geweest met Josephus Schenkels, overleden te Heeze, 07-081876. Jan van de Berg (zoon van Gerardus van den Berg en Joanna Theodora Coppens), gedoopt te Heeze, 10-12-1775, landbouwer en kerkmeester, overleden te Heeze, 03-05-1856 (aangifte door zijn buurman de koopman Martinus van Ekart), gehuwd te Heeze, 23-02-1800, met Adriana van
Rutten (dochter van Joannes van Rutten en Goverdina Deelen), gedoopt te Heeze, 10-051776, overleden te Heeze, 01-03-1819 (aangifte door haar buren de bouwmannen Jan Swinkels en Gerrit Vroomans).   

 

Arnoldus Bierings (zoon van Johannes Bierings en Petronella Lingers), gedoopt te Heeze, 09-091802, overleden te Heeze, 30-08-1845, gehuwd te Heeze 27-10-1832, met Goverdina van den Berg (dochter van Jan van den Berg en Adriana van Rutten), gedoopt te Heeze, 13-111810, overleden te Heeze, 20-04-1892. Jan Bakermans (zoon van Petrus Bakermans en Maria Theodora Verbeek), gedoopt te Heeze, 1207-1788, koster, overleden te Heeze, 09-011866, gehuwd te Heeze 14-02-1813, met Hendrina Smulders (dochter van Joannes Smulders en Maria van der Paal), geboren te Heeze, overleden te Heeze, 09-06-1816. Thomas van den Bogaerd (zoon van Gerrit van den Bogaerd en Petronelle N.N.), geboren te Zesgehuchten, gehuwd te Zesgehuchten,

  71

11-01-1816, met Anna Maria van Doorn (dochter van Goord van Doorn en Anna van Kuijk), geboren te Zesgehuchten. Wilhelmus van Kol (zoon van Arnoldus van Kol en Hendrina van Spijk), geboren te ’s-Gravenhage, gehuwd te Zesgehuchten, 28-10-1830, met Johanna Maria van Dooren (dochter van Johannes van Dooren en Johanna Maria Smulders), gedoopt te Heeze, 22-07-1801. 

Peter van der Putten (zoon van Peter van der Putten en Willemijn Klomp), geboren te Zesgehuchten, overleden te Zesgehuchten, 17-10-1843, gehuwd te Zesgehuchten 07-07-1833, met
Helena Maria Deelen (dochter van Franciscus Deelen en Maria van Bussel), gedoopt te Heeze, 12-06-1789, gehuwd geweest met Wilhelmus van Breugel, overleden te Zesgehuchten, 01-091856. Josephus Versleeuwen (zoon van Joseph Versleeuwen en Johanna Maria Verkuijlen), gedoopt te Zesgehuchten, 10-01-1799, overleden te Zesgehuchten, 29-07-1862, gehuwd te Zesgehuchten, 04-01-1827, met Maria van E(e)kart (dochter van Johannes van E(e)kart en Maria van der Linden), gedoopt te Zesgehuchten, 09-10-1798, overleden te Zesgehuchten, 25-11-1852.

 

Ga terug