Heemkundig antiek; nr.1

Heemkronijk jaar:1981, jaargang:20, nummer:1, blz.6 - 18

HEEMKUNDIG ANTIEK

door: Peter Latjes

 

De eerste "antieker" is A. van Zutphen met Zijn Aardrijks- en Geschiedkundige Beschrijving der Provincie Noord-Braband  (Gorinchem 1820). Van hem is schrijver dezes slechts bekend, dat hij in 1820 eenzelfde uitgave voor de provincie Utrecht uitgaf.

 

"Geldorp ook bij letterkeer Geldrop genoemd, is een aanzienlijke vlek, stadsgewijze met straten betimmerd, en telt 1,443 inwoners, van welke er 1,075 als werklieden in de beroemde Lakenfabrieken hier bezig zijn. Onder die fabrieken is er een, die voor de oudste der geheele provincie gehouden wordt. (1)

Den 29 van wintermaand (2) des jaar 1627 stortte de spits der torens, door eenen geweldigen stormwind, naar beneden, door het dak der kerk, juist toen de Priester de mis las. 500 menschen werden hierdoor zoo verpletterd dat men de lijken niet onderkennen kon, maar dezelve met manden in de graven moest dragen! (3)

Hier zijn twee groote molens, welke door rieviertjede Ru! of Kleine Dommel gedreven worden (4); de eene dient tot het malen van graan, en de andene is een olie- en volmolen, welke in beide zaken, het olie slaan en het vollen of vullen namelijk slechts door éénen man worden waargenomen.

Zes Gehuchten, (namelijk: Riel, Hoog Geeldrop, Hulst, Hout, Konijnhuis (5) en Gijzenrooi,) eene gemeente zuidwestelijk van Helmond (6) en niet ver van het voorgaande dorp gelegen, onder hetwelk zij kerkelijk behoort, met 162 verspreid staande huizen, geene Kerk of Schoolgebouw, en 800 inwoners, van welke geenen eenen, door liefdadigen onderstand van anderen behoeft gehouden te worden.

Heeze met zeer goede Wei en Hooilanden aan weenszijden van de riviertjes de groote en kleine Rul, heeft 1,670 inwoners, 2 gereformeerde-  en eene Roomsche Kerk.

Leende een fraai en welbetimmend dorp, goede Wei- en Hooilanden en 1,364 inwoners; vele denzelven drijven, buiten ’s Lands , grooten handel in koper (7). Men houdt deze Heerlijkheid, uitgenomen Loon op Zand, voor de beste der gansche Meyerij.

(1)  Hierbij moet niet worden gedacht aan een fabriek in de tegen-woordige betekenis van het woord. Deze verkreeg Geldrop pas in het jaar 1831, toen Hendrik van der Nahmer daar de eerste door een stoommachine gedreven wolspinnerij oprichtte.(Verhagen, F.B.A.M., Geldrop, economische-statistische beschrijving van een industriële plattelandsgemeente vanaf begin der 19e eeuw. Eindhoven 1945, p. 48-49 (dissertatie in Tilburg).

(2)  Dit is de oude Nederlandse benaming voor de maand december. (Downer, W., Tijdrekenkunde voor de Nederlandse geschiedenis. uit: "Zuid-Holland", jrg. 6 (1960), nummer 2, p.43.

(3)  De schrijver verwijst in een voetnoot naar: Hanewinckel, S.,  Reize door de Majory van ’s-Hertogenbosch in den jaare 1798, p. 54.

(4)  Andere benaming voor Genoenhuis.

(5)  Meer hierover in Verhagen t.a.p., p. 23-25.

(6)  Van Zutphen behandelt Noord-rabant kantongewijs. Vandaar dat hij Helmond als uitgangspunt neemt.

(7)  Bedoeld zijn hier de teuten. Meer over Leendse teuten in het boek De Teuten Buitengaanders van de Kempen onder redaktie van W.H.Th. Knippenberg, uitgegeven in de serie Kultuurhistorische Verkenningen in de Kempen als deel V (Eindhoven, 1974).  Speciaal de artikelen:Coenen, J., Onbekende Teuten uit de Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten, p.187-193en Knippenberg, W.H.Th., Andere Teuten uit Heeze en Leende, p.194—195.

De tweede antieker geniet in heemkundige en historische kringen een grote bekendheid: dominee Stephanus Hanewinckel, vooral bekend door het werk: Reize door de Majory van ’s-Hertogenbosch in den jaare 1798,(Amsterdam 1799). Zijn boek Geschied- en aardrijkskundige beschrijving der stad en Meiëry van ’s-Hertogenbosch (Nijmegen 1803)is aanmerkelijk minder bekend bij het grote publiek.

S. Hanewinckel werd op 5 oktober 1766 geboren te Nuenen als zoon van predikant Hermanus en Catherina Elisabeth Sluiter. Hij trad in de voetsporen van zijn vader en was predikant in diverse Noordbrabantse plaatsen. Op 21 oktober 1798 huwde hij met Alida Johanna Clara von Schmidt auf Altenstadt (1779-1858). Op 15 december 1856 stierf hij op 90-jarige leeftijd.

"STERKSEL is ene kleine Heenlijkheid, liggende éne uur ten oosten van Leende in de heide, en bevattende slechts 60 Inwoners, welke allen van den Landbouw leven. De Heer van Heze, Herbert gaf deze heerlijkheid als een vrij goed, geen Leen onderworpen (1), aan de abdij van Everbode (2), in het Kwartier van Leuven (3) in Brabant gelegen (4).

Hertog Hendrik I van Brabant (5) nam die bezitting dier Abtdij, bij brieven van 1220 (6) in zijne bescherming, hetwelk door Hertog Jan II van Brabant (7) in 1298, omtrent deze en andere bezittingen die Abtdij, werd vernieuwd. Schoon de Heer van Heze geen Rechtsgebied (Jurisdictie) aan die Abtdij over Sterksel had gegeven, heeft zich dezelve echter van tijd tot tijd daar in gevestigd, waarover wel eens verschil is ontstaan; zo als ook tusschen de Bedezetters (8) van Sterksel en die van Heze in 1532, welk verschil weder in 1680 vernieuwd werdt”.

(1)  Het was dus niet als leengoed aan een adellijk heer uitgegeven, zodat er geen leenplichten aan waren verbonden.

(2)  Bedoeld is de abdij Averbode in de Belgische provincie Brabant op 8 kilometer van het stadje Diest.

(3)  Het hertogdom Brabant was onderverdeeld in vier kwartieren, waarvan dat van Leuven er een was. De anderen zijn die van Antwerpen, Brussel en 's-Hertogenbosch.

(4)  Een transcriptie van een vertaling van de oorspronkelijke Latijnse akte staat afgedrukt in Meindersma,W., De Heerlijkheid van Heeze, Leende en Zes-Gehuchten, Zaltbommel 1911, p. 10-11.

(5)  Was hertog van Brabant van 1190-1235.

(6)  Meindersma t.a.p. p. 11 verwijst voor de originele akte naar: "Butkens  Trophées  de  Brabant etc.  ’s-Gravenhage 1724  tome  I Blz. 66”.

(7)   Was hertog van Brabant van 1294-1312.

(8)   Belastingen aan de landsheer werden in deze tijd vaak geheven middels zogenaamde "beden". Ieder dorp en iedere  stad in het hertogdom werd voor een bepaald bedrag aangeslagen. Hierop stelden in iedere plaats personen dit bedrag voor ieder hoofd van de bevolking apart vast. Zij werden "bedezetters" genoemd.

 "GEHUGTEN (De Zes) zijn 6 buurtschappen, welke Geldrop ten zuiden. westen en noorden als omringen; zij liggen dus niet alle gelijk Bachiëne (1) stelt, langs de Kleine Dommel, maar sommige liggen eral vrij ver verwijderd. Zij behoren thands Kerkelijk onder Geldrop en gerechtelijk onder Heze. Deze Zes Gehugten zijn: Hoog Geldrop, Hout, hetgeen onderscheiden is van de Buurt Hout bij Oosterhout in de Baronnie van Breda,  en Hout ene Buurt van Mierlo, Riel, hetwelk men met het gehucht Riel in het Kwartier van 0osterhout (2) niet mag verwarren: hier plagt eertijds ene kapel te staan; doch deze is,schoon Bachiene zeqt (3), dat zij nog nog in wezen is, in vorige oorlogen vernield; Hulst, hetwelk men te onderscheiden heeft van de Stad Hulst in Vlaanderen: Gyzenrode en Konynhuis, gewoonlijk Genosis of Gnoenhuis genoemd, doch verkeerd. - - - - --

Het is zeer waarschijnlijk dat deze Gehuchten in vroegere tijden onder Geldrop gehoord hebben, of daar mede verenigd geweest, en naderhand daar van afgescheiden en bij Heze gevoegd zijn  (4); hetgeen wel kan hebben plaats gehad toen beide heerlijkheden aan het huis van Horne toekwamen, zo als in het jaar 1462 stand greep. ------

Schoon zij Kerkelijk onder Geldrop en Gerechtelijk onder Heeze horen, maken zij echter te samen een bijzonder dorp uit, bevattende 741 Inwoners  (5).

(1)    Bedoeld is het boek van Bachiene, W.A., Vaderlandsche geographie, of nieuwe tegenwoordige staat en hedendaagse geographie, der  Nederlanden, Amsterdam 1791.

(2)  (2)     De meierij van ‘s-Hertogenbosch was verdeeld in: stad en vrijdom van ‘s-Hertogenbosch, alsmede  de kwartieren Kempenland, Oisterwijk, Maasland en Peelland.

(3)  De auteur verwijst in een voetnoot naar Bachiene, t.a.p., deel IV, p.
       575-576.

(4)  Smulders, F.W. beweert in zijn artikel Zesgehuchten (Heemkronyk, jrg. 1 (1962),no. 6, p. 1-2: 't Lijkt me toch voor de  hand liggend, dat het dorp "Zesgehuchten” vanouds bij de heerlijkheid Heze en Leende gehoord heeft.

(5)  Volgens de volkstelling van 1795 (Van de Graaff, S., Tabellen behorende tot het eerste stuk der statistiek van Braband, Amsterdam 1807). 

G£LDORP of G£LDROP is ene Heerelijk (1) of een dorp, het geen zeer regelmatig met straten gebouwd is,waarom ook sommigen denken, dat dit Dorp ene stad geweest zij. De kleine Dommel of Rul stroomt ten oosten langs dit dorp, en scheidt Groot en Klein Braakhuizen, (twee buurten die gerechtelijk ondser Geldrop gehoren) van hetzelve. Op dit riviertjen liggen hier twee schone  molens, zijnde de éne eeen Koorn- en de andere een Olie en Volmolen (2)

De Kerk dezer Heerlijkheid, die in net midden van het Dorp ligt, is een groot gebouw, voorzien van enen hogen, zwaren en schonen Toren: de Spits van denzelven werdti op den 27 van Wintermaand 1627 door een onweder, omver en op de Kenk gesmeten, door welken val dezelve instortte; de Priester was juist bezig met het lezen der Misse, zijnde het op dien dag de feestdag van Joannes den Evangelist (3); de Kerk was dus vol menschen, en meer dan driehonderd (4) denzelven werden door dien val verpletterd en zwaar gekwetst. De Spits is naderhand wee opgebouwd. -------

 Aan de noordzijde bij de Rul, even buiten het dorp, staat het kasteel van Heze, zijnde een ouid maar goed fraai Gebouw; men kan aan hetzelve nog de verwoestingen, door den beruchten Marten van Rossem (5) gepleegd, bespeuren (6); op dit Kaasteel heeft zich de zesde Bischop van 's Hertogenbosch, Michiel 0phovius (7), na den overgang dier Stad aan Prins Frederik Hendrik in 1626 (8), enige tijd opgehouden; er is nog een kapel of vertrekjen op hetzelve, waar hij dagelijks de Misse las.  Bij dir Kasteel staat een zware vierkante hode Toren, dienende in vorige tijden tot ene sterkte tegen de invallen der Gelderschen (9). ------

De inwoners, die men op 1099 zielen schat (10), winnen voor het grootste gedeelte, enige boeren uitgezonderd, den kost met het weven van wolle lakenen: zij weven dezelven vry goed zodat de fijnsten wel eensvoor Leidsche of Verviersche lekenen werden verkocht. (11): 'er worden ook enige andene gestreepte stoffen gemaakt.

Dit eertijdsschone Dorp leedt zeer veel in vorige oorlogen; want het werdt den 25 September 1512 door 2200 Gelderschen  in de asch gelegd, wordende zelfs de Kerk en Toren, waarin vele menschen warengevlugt, niet verschoond, zodat vele Inwoneren in dezelven ellendig verbrandden (12). Van Rossem legde aan dit Dorp, in 1543, ene brandschatting op van twe honderd guldens (13). In 1593 werdt dit Dorp door de Franschen met roof en brand gedreigd, en in 1702 stond het leger der Bondgenoten bij deze Plaats, waardoor al het hooi, gras en veldgewassen verteerd werden (14).

 Dit Dorp, waar de derde algemene Vicarisvan ’s Hertogenbosch, na den Munsterschen Vrede in 1648, Joost Houbraecken (15) die den 2 Augustus 1658 tot de waardigheid werd verkoren, geboren is, schijnt zijnen naam ontleend te hebben aan de Gelderschen, zo dat Geldrop zo veel zegt als: Gelders Dorp; dit is zeer waarschijnlijk, dewijl deze Heerlijkheid (hetgeen iets bijzonders is) ter leen plagt gehouden te worden van den Hertog van Gelderland ten Zutphenschen Rechten (16).

(1)   De auteur schrijft in een voetnoot:  “J. van den Oudenhoven zegt, dat Geldrop ene Grondheerlijkheid is; waar de openbaren Heiën en Gronden, die genen bijzonderen eigenaar hebben, aan den Here behoren, iw.  Zie zijne Beschrijving van de Meierij, blz. 24 – 41, doch het is nog niet volkomen uitgemaakt, dat de Heerlijkheid enen Grondheerlijkheid zij. ------ Dit schrijft mij de Gel: Ackersdijck.

(2)   Zie hierover: Verhagen F.B.A.M., Geldrop; economisch-statistische beschrijving van een industriële plattelandsgemeente vanaf het begin der 19e eeuw, Eindhoven 1945, p. 23-25, (dissertatie in Tilburg).

(3)   Is de derde zondag van de advent.

(4)   Vergelijk van Zutphen, die beweert dat er 500 mensen omkwamen en hiervoor notabene verwijst naar Hanewinckel’s Reize. Verder nog: Jong, Dom. de, Kronyk van Heeze, Achelse Kluis 1953, p. 7-9 .

 

(5)   Leefde van 1478-1555. Vanaf 1518 in dienst van de Gelderse hertog Karel van Egmont en later van Willem van Kleef. Vooral de instelling waarmee hij oorlog voerde (“brandschatting is het magnificat van de oorlog”),  maakte hem tot een gevreesd legeraanvoerder. Brabant heeft nog als meeste van hem te lijden gehad. Bij de vrede van Venlo in 1543 ging hij in keizerlijke dienst over (Blockmans, W.P., Heerwaarden 3. van,  De Nederlanden van 1493 tot 1555: binnenlandse en buitenlandse politiek; uit: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 5, p. 478).

(6)   Vermoedelijk is dit in 1512 geweest. Zie verderop.

(7)   Voor een korte levensbeschrijving:  Rogier, L.J., Geschiedenis van het Katholicisme in Noord-Nederland in de zestiende en zeventiende eeuw, deel II, p. 548-551.

(8)   Bedoeld is 1629.

(9) Deze invallen vonden plaats in de strijd tussen de Bourgondische vorsten enerzijds en de hertogen van Gelre anderzijds in de periode 1492-1543.

(10) Volgens de volkstelling van 1795 (Van de Graaff, t.a.p.).

(11) Niet toevallig als men bedenkt, dat er goede ekonomische kontakten bestonden tussen de Brabantse en Leidse textielindustrie (Van den Eerenbeemt, H.F.J.M., 0ntwikkelingslijnen en scharnierpunten in het Brabants industriële bedrijf 1717-1914, Tilburg 1977, p. 23-32)

(12) Zie ook: Houben, L.G.A., Geschiedenis van Eindhoven, Eindhoven 1889-1890, deel 1, p. 77.

(13) Houben, t.a.p., p. 108-110.

(14) In 1593 waren de koningen van Frankrijk en Spanje met elkaar in oorlog. Aangezien de toenmalige koning van Spanje, Filips II tevens Heer der Nederlanden was, waren deze gewesten eveneens automatisch in oorlog met Frankrijk. Vandaar de aanwezigheid van zijn soldaten. In 1702 verklaarde de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de oorlog aan Frankrijk in het kader van de Spaanse successie-oorlog. Specifiek voor Eindhoven en omgeving: Houben, t.a.p., deel II, p. 163-170 en Smits, F.N., Beknopte geschiedenis van Eindhoven, Eindhoven 1887 deel 2, p. 116-126

(15) Judocus Houbraken werd omstreeks 1619 te Geldrop geboren, studeerde te Leuven, was er enige tijd als docent werkzaam en bekleedde onder andere het vicariaat van de bisdommen ’s-Hertogen-bosch en Roermond. Overleden op 20 mei 1681. (Rogier, t.a.p., p. 581-583).

(16) Vermoedelijk is hiermede het Zutphens stadsrecht bedoeld. De hertog van Gelre was namelijk tevens graaf van Zutphen (Jansen, H.P.H., Middeleeuwse geschiedenis der Nederlanden, Utrecht/Antwerpen 19775, p. 143-144).

“HEZE, gewoonlijk Heze bij Leende geheten, is ene oude Grondheerlijkheid (1); want men leest reeds in de XII eeuw van enen Herbert, Here van Heze. In XIII eeuw was deze Heerlijkheid in het bezit van het graafelijk huis van Horne (Hoorn); want in 1285 gaf

Willem van Horne en Altena het recht van Patronaatschap der Kerken van Heze en Leende aan het Klooster van Keizersbosch, gelegen in het Graafschap Hoorn (2); welk Klooster de Tienden (3) te Leende plagt te bezitten, en voor nog maar weinige jaren verkocht heeft.

Eerst in 1333 droeg de Heer van Heze (4) zijne Dorpen van Heze en Leende, met al wat er toe behoorde, aan den Hertog van Brabant op, en ontving die weder in denzelven ter leen, behoudende de Hertog niets anders dan de Manschap, dat is: des Leenheers Recht (5), echter hadt de Hertog reeds in 1292 verleend, dat die van Heze en Leende hunne Hoofdlering in ’s Hertogenbosch moest halen.------

Deze Heerlijkheid, éne der grootste en voordeligste der gehele Meiërij, heeft ook altijd bijzondere voorrechten behouden; want de vrije Warande (6) is aan dezelve toegekend, en de Heide wordt door den Here aan de ingezetenen verhuurd.--------

Het Dorp Heze is niet schoon, liggende aan de huizen ‘er al te zeer venspreid; het heeft een schoon Kasteel van den Here, liggend aan de rechten oever van de Rul.

Regt tegen over dit kasteel ligt ene kleine Kapel (7), en aan de zuidzijde dezes Dorps staat enen grote Kerk, voorzien van enen Spitsen Toren (8). Bij en ontrent dit Dorp liggen zeer grote en schone Dennebosschen, doch deze hebben door den orkaan van 9 Nov. 1800 geweldig veel geleden (9); zij behoren aan den Here.

Heze maakt met Leende en de zes Gehuchten (zie van dezelven boven!) éne Heerlijkheid en Dingbank uit (10), ----------

Men stelt het getal der Inwoneren van Heze op 1493 Zielen (11); zij vinden hun bestaan, enige weinige Ambachtslieden uitgezonderd,in den Landbouw.

In 1506 werd Heze door Karel (12), Hertog van Gelder, geheel uitgeplunderd (13). In 1528 werden de Gelderschen door de Brabanters bij Heze en Leende geslagen (14), en verloren, behalve vele voorraadwagens, ontrent negen honderd doden.

In 1543 leide M. van Rossem aan dit Dorp ene brandschatting (15) op van twe honderd guldens.

In 1580 werdtWillem van Hoorn (16) Heer van Heze en Leende, op den 8 November te Quesnoi (17) onthoofd, omdat hij de zijde koos van de Algemen Staten (18) tegen de Koning van Spanje(19).

In 1693 dreigde de Fransche Gouverneur van Namur, om Heze en Leende in brand te steken, doch het bleef alleen bij bedreigingen (20).

Men moet Heze, dat de Meiërijënaar gewonelijk Hees noemt, niet verwarren met Hees bij Nijmegen, Hees bij Maastricht en Heesch in het kwartier van Maasland.

(1) "Vrije Grond-Heerlijkheid werd zij geheeten, omdat de heiden en andere ongecultiveerde gronden den Heer toekwamen." (Meindersma, W., De heerlijkheid van Heeze, Leende en Zes-Gehuchten, Zaltbommel 1911, p. 9-10).

(2) Dit klooster ligt in de Nederlands-Limburgse gemeente Neer, gelegen op ruim 10 kilometer van Roermond. Het indrukwekkende stamslot van de Van Horne's staat in het plaatsje Horn, gelegen op ruim 2 kilometer van Roermond.

(3) Een van oorsprong kerkelijke belasting, die werd geheven op het grondbezit en wel speciaal op de opbrengst daarvan. Vaak gingen deze in vreemde handen over door,zoals in dit geval, verkoop. In Nederland werd bij de wet van 16 juli 1907 (Staatsblad 222) alle tiendplichtigheid vervallen verklaard en vestiging van nieuwe tiendplichtigheid verboden (Kleine Winkler Prins, Brussel 19648, deel 3, p.1630).

(4) Zijnde Willem van Hoorne.

(5) Dit is het recht om als leenheer te worden erkend. (Meindersma, t.a.p., p.13).

De tekst van deze akte kan men bij dezelfde vinden op pagina 12 en 13.

(6) De auteur vermeldt hierover in een voetnoot: "Vrije Warande is een recht, waardoor het Jagen met honden en valken, of zo als men dat anders noemt: hair met hair en vederen met vederen te vangen, bij uitsluiting alleen aan den Eigenaar van zulk goed toekomt, daar in tegendeel elk geboren Brabanter overäl geheel Brabant door, de vrijë Waranden uitgezonderd, met valken en hjonden, zelfs op Jagten, die aan bijzondere Eigenaars toekomen, mag jagen.

(7) Bedoeld is de Sint Antoniuskapel, tegenwoordig kerkgebouw van de Nederlands Hervormde Gemeente (Jong, Dom. de, Kronyk van Heeze, Achelse Kluis 1953, p.5 noot 5).

(8) Na de gedeeltelijke instorting van het gebouw op 15 augustus 1828 werd hij op 23 oktober van datzelfde jaar voor fl. 500,- verkocht door de Hervormden aan de Rooms Katholieken. De dag daarop werd met de afbraak begonnen (de Jong, t.a.p., p.47-48) De toren bleef staan tot 1854 (Laarhoven,J. van, Het Schetsenboek van Hendrik Verheers, ‘s-Hertogenbosch 1975, p.70).

(9) de Jong, t.a.p., p.31-32.

(10) Voor 1810 ressorteerde een deel, en in sommige steden of heerlijkheden alles, van de rechtspraak onder de plaatselijke rechtbank, dingbank genoemd. Vele dorpen hadden echter gezamenlijk een rechtbank. Ieder dorp leverde dan een aantal schepenen. In het geval van de schepenbank van Heeze leverden die van Heeze 4, die van Leende 3 en die van Zes gehuchten 2 schepenen.

(11) Volgens de volkstelling van 1795.

(12) Karel van Egmond werd in 1492 hertog van Gelre en streed gedurende zijn hertogschap met afwisselend sukses tegen de Habsburgers. Tot aan zijn dood in 1538 waren hij en zijn veldheer Maarten van Rossum diegenen, die in de meierij berucht werden.

(13) Dit geschiedde op 2 oktober tijdens de afwezigheid van Filips de Schone, de toenmalige landsheer (Smits, t.a.p., deel I, p.23).

(14) Een beschrijving hiervan in Houben, t.a.p., deel I,p.78-79.

(15) Veldtochten van legers in vijandelijk gebied ontaardden nogal eens in regelrechte plundertochten. Vaak ook werden de dorpen en steden waar de soldaten langstrokken zogenaamde brandschat-tingen opgelegd onder bedreiging vanbrandstichting en plundering. De bewoners dienden dan een bepaald bedrag te overhandigen.

(16) In de Nederlandse geschiedenis beter bekend als Willem de Heze. Onder zijn verantwoording werd in september 1576 de Raad van State te Brussel gearresteerd. Door deze maatregel werd het de Staten van Brabant mogelijk gemaakt de overige gewestelijke staten in een Staten- Generaal bijeen te roepen. Hieruit ontstond op 8 november de Pacificatie van Gent.

(17) De auteur vermeldt hierover in een voetnoot:"Quesnoi is ene Stad en Vesting in Henegouwen.” Gelegen op 18 kilometer van Valenciennes behoort deze oude vestingstad tegenwoordig tot het Franse departement Nord.

(18) Hij zweerde samen met enkele andere edellieden tegen de hertog van Parma, op dat moment landvoogd. Zijn regimenten zouden aan de hertog van Anjou overgeleverd worden. Verder zou hij ook

Parma zelf hebben willen gevangennemen (Nuyens, W.J.F., Geschiedenis van den opstand in de Nederlanden, Amsterdam 1867, deel III, tweede gedeelte, p.82-83).

(19)Zijnde Filips II.

(20) De auteur verwijst in zijn voetnoot naar bladzijde 100. Echter hier geen bijzonderheden.

 

“LEENDE is een schoon Dorp en ene Grondheerlijkheid, makende met Zes Gehuchten en Heze éne Dingbank uit; het ligt langs de Kleine Dommel en bevat 1310 inwoners (1), welke voor het meren gedeelte, hun bestaan in de Landbouw vinden. Midden in dit Dorp ligt enen schone Kerk, rustende op enige hardstenen pijlers: zij is voorzien van enen schonen hogen Toren met enen groten Knop. (2); dezen Toren brandde voor enige jaren door den blixem (3) af, doch herrees weer spoedig uit zijn asch (4), heerlijker dan tevoren.-------------

Alles wat ik boven blz. 309 van Heze gezegd heb (zie aldaar HEZE!) aangaande de verpanding, lotgevallen enz. dier Heerlijkheid, raakt ook Leende; de beide Dorpen hebben juist dezelfde  lotgevallen ondergaan; derhalve zal ik het daar gfeschrevene hier niet herhalen.-----------

Leende is beroemd wegens zijn lekkere knollen, welke nergens zo smakelijk vallen als daar. Het heeft verscheidene buurten (5) en onder dezelve is de voornaamste en grootste LEENDERSTRIJP, zijnde een Gehugt, waar ene Kapel staat (6); hetzelve lig omtrent ene halve uur ten zuiden van Leende. Men treft er niets bijzonders aan.”

(1)    Volgens de volkstelling van 1795.

(2)   De zogenaamde "Lindse blaos".

(3)    In 1699 sloeg de bliksem in "het spit" van de toren, die daarop "tot den gront toe" afbrandde (Geschiedenis van Leende; Dyt gheyt aen der kyrcken van Leendt, Leende 1974, p.48-49).

(4)    In 1714 kregen de Leendenaren Hendrick Paulus Smulders en Dielis van Gael van het dorpsbestuur opdracht te toren te herbouwen (Geschiedenis van Leende, p.50).

(5)    Zijnde Boschhoven, Bruggerhuize, Leenderstrijp, Oosterik Valkenhorst en Zevenhuizen (Larsen van Neerland, G.A., Van Goors alfabetische plaalsnamengids van Nederland, 's-Gravenhage 1971 , p.79).

(6)    Zijnde de Sint Janskapel. Voor haar geschiedenis zie: Geschiedenis van Leende, p.104 e.v.

 

 

Ga terug