Ontginning van de ‘Rielloop’ en haar geheim

Heemkronijk jaar:2007, jaargang:46, nummer:4, pag:68 -72

ONTGINNING DE ‘RIELLOOP’ EN HAAR GEHEIM 

door: Piet Brock 

Rond 1900 werden honderden hectaren woeste grond, behorende tot het landgoed van het kasteel Heeze en eigendom van Samuel John baron Van Tuyll van Serooskerken, ontgonnen. Hiervan werden 750 hectaren bebost en honderd hectaren bestemd voor bouw- en weiland. Voor de ontginning gebruikte men een ploeg bespannen met zes ossen. Net achter de bossen van het kasteel in Heeze ligt het bij de Heezenaren goed bekende Herbertusweiland. Daarachter ligt een verwaarloosd groot stuk weiland dat wordt aangeduid als de ‘Rielloop’. Het is genoemd naar de daar voorbijstromende beek die de Rielloop heet. Deze beek vindt haar oorsprong in het Beuven. Het weiland is een aan het einde van de negentiende eeuw ontgonnen stuk moerasland en was oorspronkelijk ruim zeveneneenhalve hectare groot. Ontgonnen moerasgrond was meer geschikt voor weiland dan de hoger liggende ontginningen. De Rielloop was een mooi ontgonnen weiland met een ingenieus aangelegd afwateringssysteem. Hiervan is helaas niets meer over. Het weiland is verwilderd en gedeeltelijk weer bebost. Toen de jonge boer Jan van den Heuvel in 1923/1924 vernam dat baron Van Tuyll van plan was dit weiland te verpachten kwam hij op het idee om het genoemd weiland zelf te pachten en daar koeien te weiden. Jan was de derde zoon in het gezin van Frans van den Heuvel en Goverdina Vlemmix, wonende aan de Jan Deckersstraat in Heeze. Het was zijn bedoeling om vanuit de Rielloop verse melk uit te venten aan de gezinnen die woonden aan de Somerenseweg, Ginderover, de Nieuwendijk en de Jan Deckersstraat. Dit lukte, Jan werd pachter van de Rielloop. Dit was hij vanaf begin 1924 tot aan zijn overlijden in november 1957. Zo werd Jan van den Heuvel een zogenoemde zelfslijtende
melkveehouder. Hij was niet van de grootsten en werd bekend als ‘ Jantje de melkboer’.  Toen Jan een boerderijtje van een tante in gebruik kon nemen trouwde hij op 20 mei 1924 met Maria Elisabeth (Beth) Bax uit Leenderstrijp.

 
Afgelopen zomer heb ik met Frans van den Heuvel, de oudste zoon van Jan en Beth van den Heuvel, een rondwandeling in dit gebied gemaakt. Daarbij vertelde hij onder andere enthousiast over zijn belevenissen en die van zijn broers tijdens hun jeugd in dit gebied. Het meest sprekende verhaal ging echter over een geheimzinnig gat.  Frans schetste een beeld van de betekenis van deze plek voor het gezin van zijn ouders en meer in het bijzonder ook voor hemzelf. Hij vertelde: Vanaf begin mei tot Allerheiligen verbleef het rundvee van ons bedrijf onafgebroken1 in de Rielloop.

 

Gemiddeld graasden er voor de Tweede Wereldoorlog ongeveer tien melkkoeien en
                                                

1 Die periode gold toen voor vrijwel alle rundveeboeren.
 67 

enig jongvee in de Rielloop. Jaarlijks werd een gedeelte van het gras gehooid. In de vroege morgen om vijf uur en in de late namiddag reed zijn vader met een door een luxepaard bespannen gerij naar de Rielloop om zijn koeien te melken. De knecht en later ook Frans en of zijn broers gingen met de fiets zodat zij na het melken naar huis konden om te werken op de boerderij. Vader Jan ventte ondertussen de melk uit en was daar circa half twaalf mee klaar. Later op de dag kwamen er ook wel klanten melk aan huis ophalen.  Vaak mochten Frans en zijn broertjes met Jan mee naar de Rielloop. Het was er heerlijk om te spelen en pootje te baden. Het toen zeer heldere stromend water stond in de zomer ongeveer tot onze kniehoogte. Bij een bocht in deze beek was het dieper. Je kon tot op de bodem kijken, die bestond uit helder wit zand. In de vierde klas van de lagere school gaf  de meester (Manus van Gennip) aan zijn leerlingen, onder wie ook Frans, opdracht om een plantje in de natuur op te zoeken en een waarvan zij de naam niet kenden. Hij verzocht om de vondst mee te brengen bij de natuurkundeles. Toen Frans weer in de Rielloop kwam ging hij op zoek naar een plantje om mee naar school te nemen. En jawel hij vond een voor hem onbekende plant. Frans nam er een deeltje vanaf dat hij meenam naar de natuurkundeles. Tot zijn verbazing moest ook meester Manus van Gennip bekennen dat hij deze plant niet kon thuisbrengen. Voor de leerlingen was het natuurlijk leuk de meester te betrappen op iets dat hij niet wist. Maar op een van de eerste dagen daarna had hij de naam toch gevonden. Het bleek de gevlekte orchis te zijn. In de onmiddellijke omgeving van het weiland werd onder meer ook zonnedauw aangetroffen, een vleesetend plantje.  Korhoenders, patrijzen, kluten, buizerds, wilde fazanten, kraaien en roeken, ook wel eens een uil, veel konijnen en soms een haas waren er geregeld waar te nemen. Ook zijn er wel eens wilde of verwilderde varkens aangetroffen. Die waren zeer schadelijk omdat ze op zoek naar voedsel de grasmat omwroetten.
Tijdens de crisisjaren in de jaren dertig, toen er veel werklozen waren, werd er onder de arbeidende bevolking armoede geleden. Mede hierom werd er dikwijls gestroopt. Als de melkers `s morgens om half zes bij de Rielloop aankwamen vonden ze soms veel strikken aan de afrastering rond de weilanden hangen. De stropers hadden al voor dag en dauw hun strikken nagelopen. Afhankelijk van de activiteiten van jachtopziener Van Oers en, later, Janssen troffen zij nog wel eens een enkel gestrikt konijn aan. Naar zijn zeggen geniet Frans van den Heuvel nog steeds wanneer hij terugdenkt aan zijn kindertijd met zijn belevenissen in dit gebied samen met zijn broertjes Jan en Wim, soms vergezeld van vriendjes.

 

  

Zoals het indertijd gebruikelijk was moest Frans na de lagere school als oudste zoon meewerken op de boerderij. Hij vertelde hierover dat hij vele dagen met plezier in de Rielloop heeft gewerkt. Zo heeft hij onder andere gras gemaaid (met een grasmaaier getrokken door een paard), gehooid, sloten geschoond, distels bestreden, gemolken en al wat er nog meer gedaan moest worden. Frans genoot volop van het vertoeven en werken in de vrije natuur. Op de jachtopziener, enkele ruiters en een hoogst enkele wandelaar na zag je vrijwel de hele dag geen mens. Er was alle

69

 

gelegenheid om je gedachten de vrije loop te laten. In het vakantieseizoen kwamen er wel eens wandelaars die als gasten verbleven in een van de hotels en die graag een praatje maakten en van alles en nog wat over deze omgeving wilden weten.  Frans denkt met enig heimwee terug aan die tijd.

  
Een geheimzinnig gat

Een bijzondere herinnering bewaart Frans van den Heuvel aan het ontstaan van een enorme kuil in het voorste stuk weiland. In februari 1945 waren hij en zijn vader in de voormiddag per fiets naar het weiland de Rielloop gereden. Jan wilde een stuk weiland omploegen om er haver en tarwe te verbouwen. Samen gingen zij uitzoeken welk stuk hiervoor gebruikt zou worden. Even na twaalven gingen ze weer terug in het dorp voor het middageten.  Het was nagenoeg half twee toen beiden met paard, kar en ploeg op weg waren naar de Rielloop om een begin te maken met het omploegen van het uitgezochte stuk wei. Toen zij het weiland naderden viel het hun al van verre op dat de zandweg er zo vreemd bij lag. Naderbij gekomen zagen ze dat deze weg vol lag met zand, kluiten en graszoden, samen een ravage van jewelste.  “Wat is hier in godsnaam gebeurd”, vroegen zij zich af. Al rondkijkende zagen ze in het eerste stuk weiland, naar schatting circa 100 meter van het punt waar zij zich bevonden, een ring van zand liggen. Naderbij gekomen bleek dat in het weiland een enorm groot gat geslagen was met naar schatting een doorsnee van 14 à 15 meter en meer dan 5 meter diep. Het gat bestond uit zichtbaar samengeperste grond en was bij hun komst nog helemaal  leeg. Alleen op de bodem stond een dun laagje water dat werd gevoed door langzaam insijpelend water. Op een kleine afstand van de kuil lag een zwart verkoold stuk boomstam, ook kienhout genoemd. Gezien het gegeven dat in het diepe gat nog nauwelijks water stond moet er pas zeer kort vóór hun komst een enorme explosie plaats
hebben gevonden. De inhoud van de enorme kuil lag wijd en zijd verspreid. Zelfs op enige honderden meters afstand, onder andere ook op het weiland dat omgeploegd zou worden, waren in de grasmat door kluiten en pollen veel gaten geslagen. Volgens Frans was er bij zijn weten nooit onderzoek gedaan naar het ontstaan van dit toch enorme gat. Het zoeken naar de oorzaak wordt zeer bemoeilijkt omdat er, voorzover bekend tot nu toe, geen enkel overblijfsel van de veroorzaker van de enorme explosie is gevonden.  Naar de oorzaak van het ontstaan van het gat kunnen we daardoor slechts gissen. Was het een V-2 of de inslag van een meteoriet of was het toch iets geheimzinnigs? Omdat de inhoud van deze krater op grote afstand is verspreid, is Frans van mening dat de explosie veroorzaakt is door een uit de koers geraakte A-4, later V-22 geheten. In die tijd vuurden de Duitsers namelijk enorme aantallen V-2’s op Engeland af die lang niet alle hun doel bereikten. Tegen de ultramoderne V-2 was geen enkel verweer mogelijk. Door de enorme snelheid en kracht boorde een V-2 zich diep in de grond alvorens te exploderen. Zijn snelheid was één van zijn gebreken, want soms gebeurde het dat de raket (13,8 meter lang) zich al volledig in de grond had geboord vooraleer de lading explodeerde. Dit kan volgens Frans hier het geval zijn geweest. Ervan uitgaande dat het gat ontstaan is met een explosie van een diep in de bodem doorgedrongen V-2 is het niet onwaarschijnlijk dat het materiaal waarvan de V-2 was gebouwd ook diep in de grond is geperst.

 
2 De V-2, aanvankelijk A-4 genoemd. Een A-4 was 13,8 meter lang en woog met springstof 2 ton. De springstof had zelf het gewicht van 975 kilogram. De brandstof bestond uit 49.000 kilogram vloeibare zuurstof en een mengsel van water en ethanol dat 13710 kilo woog.  De A-4 had het enorme voordeel dat hij een snelheid haalde van plusminus 5.500 km/uur. Bovendien volgde de raket een traject waardoor hij niet te onderscheppen viel; de A-4 werd vertikaal gelanceerd, maakte een grote boog buiten de atmosfeer en vloog dan recht naar beneden op zijn doel af. De gegevens over de V-2 zijn door Frans van den Heuvel van het Internet overgenomen

 Na ongeveer 63 jaar is er nog een gat overgebleven met een diameter van naar schatting circa 10 à 11 meter. De kant rond het gat is door het vee wat ingetrapt en volgroeid met biezen en waterplanten. Daardoor lijkt het nu enigszins op een paddenpoel zoals die de laatste jaren her en der in het landschap zijn gegraven. Het feit echter dat een zeer groot
deel van het wateroppervlak na al die tijd nog onbegroeid is wijst er naar zijn mening op dat het nog steeds een zeer diepe kuil moet zijn. Uit dit verhaal blijkt dat Frans van den Heuvel de oorzaak van het ontstaan van dit gat zoekt in de inslag van een uit de koers geraakte V-2. Ik ben echter van mening dat hier sprake is van de inslag van een meteoriet.

 

Hopelijk wil de Stichting Brabants Landschap, de huidige eigenares, alsnog een onderzoek naar dit geheim verrichten. Daarbij doet het er uiteraard niet toe wie gelijk heeft.    

 

 

 

 

 

Ga terug