Begraven, beakkeren, bewonen. De opgraving Geldrop-Genoenhuis 2004

Heemkronijk jaar:2005, jaargang:44, nummer:3, pag:51 -54

BEGBEGRAVEN, BEAKKEREN, BEWONEN.  DE OPGRAVING GELDROP-GENOENHUIS 2004 

door: Masja Parlevliet en Mieke Hissel   

Het onderzoekstraject

Van april tot en met juni 2004 is door het Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC)/ Projectenbureau van de Universiteit van Amsterdam een opgraving uitgevoerd in GeldropGenoenhuis. Zoals in de nieuwsbrief van juni 2004 (nr. 29)1 al is vermeld, waren in februari 2004 op deze nieuwbouwwijklocatie vier crematiegraven ontdekt door leden van de Heemkundekring De Heerlijkheid Heeze-LeendeZesgehuchten. Direct na deze ontdekking heeft een proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden, op basis waarvan een deel van het plangebied is geselecteerd voor een vlakdekkende opgraving. Hieronder volgt een kort verslag van de tussentijdse resultaten van deze opgraving. 

Bewoningssporen uit de IJzertijd (800  12 v. Christus)

De bewoningssporen uit de IJzertijd zijn nog niet nader geanalyseerd. Wel is al duidelijk dat er geen nederzetting is aangetroffen. Mogelijk is een deel van één erf aangesneden aan de noordoostelijke kant van de opgraving. Hier ligt een mogelijke huisplattegrond in de putwand, een grote kuil met kookstenen en enkele spiekers2. 

Een grafveld uit de Vroege IJzertijd (800  500 v. Christus)

De meeste aandacht is tijdens de opgraving uitgegaan naar het onderzoek van het urnenveld uit de Vroege IJzertijd, dat hier door de amateurs is ontdekt. Het grafveld is niet volledig opgegraven. In de zuidoosthoek van het opgravingsterrein liggen de kringgreppels tot aan de grenzen van de werkputten. Het lijkt er zelfs op dat we hier pas midden in de kern van het urnenveld zitten (tenminste als er als zodanig sprake is van een kern van het grafveld). De resultaten zijn er echter niet minder om. In totaal zijn tijdens het veldwerk 62 graven onderzocht. In de meeste gevallen gaat het om een  
                                                

1 Nieuwsbrief Archeologie Kempen- en Peelland. 2 Kleine schuur op vier of zes palen om de oogst in op te slaan.  

urngraf waarover destijds een heuvel is opgeworpen en waaromheen een ronde greppel is gegraven.  Vrijwel al deze zogenaamde kringgreppels hebben een opening in het zuidoosten. Aan de noordelijke zijde van het grafveld is een cluster begravingen aangetroffen zonder enige vorm van grafmonument; hier zijn geen restanten van greppels en/of paalkuilen teruggevonden.
 

 Mogelijk zijn dit de oudste graven van het grafveld, maar nader onderzoek zal dit nog moeten uitwijzen. De kringgreppels zijn gemiddeld 5 à 6 meter in doorsnede, de kleinste is 2,6 en de grootste 8 meter. In zes kringgreppels heeft een palenkrans gestaan, bestaande uit ongeveer 30 tot 50 paaltjes. Twee van deze hebben aan de rand van het grafveld gestaan, de andere vier bevonden zich niet op een opvallende of bijzondere locatie binnen het grafveld. 

Vondsten 

Hoewel alle kringgreppels helemaal zijn leeggeschaafd, zijn er niet veel vondsten tevoorschijn gekomen. Ook uit de graven zijn nauwelijks bijgaven gekomen (uitgezonderd enkele fragmenten van een bronzen armband in één urn). Het is dus een vrij arm grafveld. Er zijn geen 
 52

greppelbijzettingen gevonden, alleen los schervenmateriaal (in iets meer dan de helft van de greppels). Meestal gaat het om slechts één scherf of enkele scherven. In één greppel lagen verspreid door de hele vulling scherven die allemaal tot één en dezelfde pot behoren. Binnen deze greppel lag een brandafvalgraf3 (waarvan er slechts twee zijn aangetroffen) en ook het schervenmateriaal uit dit graf behoort tot diezelfde pot. De scherven uit de greppel waren doordrenkt met een of ander olieachtig goedje, maar de scherven uit het brandafvalgraf niet. Dit duidt onmiskenbaar op bepaalde rituele handelingen die tijdens de begrafenis zijn uitgevoerd. De scherven worden momenteel door het Instituut Collectie Nederland (ICN) onderzocht door middel van een zogenaamde gaschromatografiemassaspectrometrie, zodat misschien nog achterhaald kan worden wat de olieachtige substantie op het aardewerk is. Op het eerste oog is het grafveldaardewerk niet bijzonder. Het bestaat voor een groot deel uit zogenaamde Harpstedturnen4. Het aardewerk is niet van opvallend goede kwaliteit en er zitten geen mooie of opvallende potvormen tussen. Toch is het grafveldaardewerk van Geldrop-Genoenhuis uitzonderlijk te noemen. Een groot aantal urnen is namelijk besmeerd met een of andere materie. Tijdens de opgraving werd slechts twee keer opgemerkt dat een deel van de urn  geverfd is. Eén urn heeft op de schouder en hals verticale, donkerrode tot bruine strepen en van één urn zijn de schouder, hals en rand zwart gemaakt.  Nadat alle urnen gewassen waren, bleek echter dat veel meer urnen rondom de schouder een brede band zwart aankoeksel hebben, dat  soms ook op dezelfde hoogte aan de binnenzijde van de urn zit.  Ook een aantal van deze urnen wordt door het ICN onderzocht om te achterhalen waarmee zij zijn besmeerd. Van het aardewerk zijn verschillende monsters genomen ten behoeve van C14-dateringen en OSL-dateringen (dit is een dateringsmethode waarbij gemeten kan worden wanneer zandkorrels voor het laatst het daglicht hebben gezien. Door bijvoorbeeld op deze manier het zand tussen de crematieresten in de urn te
                                                

3 Vorm van een brandgraf, waarbij de crematieresten tezamen met de resten van de brandstapel zonder enige bescherming of urn werden begraven.. 4 Afgeknotte peer- of emmervormige potten zonder oor, die onder de schouder aan de buitenzijde meestal zijn ingesmeerd met een kleipapje, waardoor je een ruwe klodderige wand krijgt. Aan de bovenzijde van de rand en op de schouder komen nagel- en vingertopafdrukken voor..

dateren kan misschien achterhaald worden wanneer de urn in de grond geplaatst is). 
 

 

 

 

Akkerland uit de  Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd

In de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd was het terrein Genoenhuis voornamelijk in gebruik als akkerland. Hiervan is een tweetal bewijzen archeologisch teruggevonden: een esdek5 en verschillende verkavelingsystemen, bijvoorbeeld in de vorm van greppels. Het esdek van Genoenhuis varieerde in dikte van enkele centimeters tot meer dan één meter.  De verschillende akkers werden van elkaar gescheiden door greppels of andere afrasteringen. Zo werd de grond verdeeld over de eigenaren en/of gebruikers. In Genoenhuis hebben we daarnaast ontdekt dat het verkavelingsysteem ook een andere functie kan hebben. Over een groot deel van het terrein zijn namelijk twee evenwijdig liggende greppels aangetroffen.
                                                

5 Esgronden zijn oude bouwlanden op de zandgronden in de Lage Landen, die ontstaan zijn door eeuwenlange ophoging van landbouwgronden d.m.v. stalmest, vermengd met zand, bosstrooisel en heide- of grasplaggen. 
 53


Eerst werd gedacht dat er wellicht een weggetje tussen had gelegen, maar enkele coupes6 haaks op deze greppels leverden geen karrensporen op. Wel bevonden zich onder de buitenste greppel op regelmatige afstand meer dan 200 kuilen. Hoewel deze sporen er modern uitzagen, kwam uit de kuilen alleen 12e- en 13e-eeuws vondstmateriaal tevoorschijn. Uit literatuuronderzoek is gebleken dat dergelijke sporen van parallelle greppels met kuilen ook in Bladel Kriekeschoor en Dommelen zijn aangetroffen. Daar zijn de sporen geïnterpreteerd als een wallensysteem. Aan weerszijden van de wal bevinden zich de greppels, waarbij in de buitenste greppel bosschages van eikenhakhout zijn geplaatst. Het doel van dit alles? Het beschermen van de akkers tegen zandverstuivingen en tegen het grazende vee. We hebben niet het hele wallensysteem binnen ons opgravingsterrein aangetroffen. Toch kunnen we dit vrijwel geheel reconstrueren. Hierbij hebben we gebruik gemaakt van de kadasterkaart van Geldrop uit 1832. Op deze kaart staan alle kavelgrenzen uit het begin van de 19e-eeuw aangegeven. Veel van deze grenzen hebben echter een veel oudere oorsprong, die kan teruggaan tot in de Late  Middeleeuwen. Het feit dat we de wal uit de 12 e /13e-eeuw op de kadasterkaart hebben teruggevonden, illustreert dit weer eens.  


Bewoningssporen uit de Nieuwe Tijd

Ten westen van het akkerareaal, langs de weg Genoenhuis, hebben we ook bewoningssporen gevonden. We hoopten hiermee de oorsprong van het gehucht Genoenhuis in de Late Middeleeuwen te leggen. De eerste indruk vanuit het veld was echter een datering in de 16e-eeuw. Door 20e-eeuwse zandafgravingen zijn van de bewoning alleen nog de diepere sporen aangetroffen, de rest is helaas verdwenen. Zo hebben we geen huizen kunnen lokaliseren (dit kan ook liggen aan het feit dat de huizen mogelijk op poeren7 gebouwd werden), maar wel vier waterputten. Twee waterputten hebben we uitvoerig kunnen onderzoeken, de andere twee lagen buiten het opgravingsterrein, maar hiervan hebben we gelukkig wel nog waarnemingen kunnen doen.
                                                

6 Doorsnede van een archeologisch spoor in een vlak. Doel is diepte en vorm van een grondspoor en eventueel de relatie met andere grondsporen vast te stellen. 7 Onderdeel van een fundering, bestaande uit een blok van al of niet gemetselde stenen.


Drie waterputten zijn gemaakt van gestapelde plaggen, één waterput was uit een ton vervaardigd. 
 


Deze waterput was beduidend rijker aan vondstmateriaal dan de rest, vooral voorwerpen van hout zijn in groten getale aangetroffen. Het constructiehout van deze waterput bestond enkel uit tweedehands hout. Zo is een deurtje hergebruikt voor de constructie. Opvallend is het huismerk van drie cirkels op een van de planken uit de waterput. Eenzelfde merk is bekend uit Zierikzee, maar dan uit de 14e-eeuw. Een andere aanwijzing voor hergebruik was de aanwezigheid van veel houtwormgaatjes. Houtworm komt onder grondwater niet voor. In de put zat wat afvalhout zoals een haakje. Dergelijke houten haken komen op schilderijen voor en zijn daar gebruikt bij het vasthouden van de hooiberg op de hooiwagen. Zo n haak kan voor vele gebruiken dienen. Momenteel worden de vondsten en grondmonsters van deze waterput nog nader onderzocht. De resultaten van het houtonderzoek zijn echter al wel binnen  Wat deze vondst betekent voor de vroegste datering van het gehucht Genoenhuis is nog niet duidelijk. Wellicht stamt de eerste bewoning toch uit de Late Middeleeuwen. Eerst zullen we echter de determinatie van de overige vondsten uit de 
 54


waterput moeten afwachten, merktekens konden namelijk eeuwenlang in gebruik zijn.   
 

Van uitwerking tot rapportage

De uitwerking van de opgraving is in volle gang. Veel materiaal is naar specialisten, andere zaken werken we zelf uit. Uiteindelijk verwachten we in het voorjaar van 2006 het rapport te kunnen presenteren met het volledige verhaal over de opgraving in Geldrop-Genoenhuis uit 2004.  


 

 

Ga terug