De klokken uit de kapel van Leenderstrijp

Heemkronijk jaar:2005, jaargang:44, nummer:3, pag:45 -48

DE KLOKKEN UIT DE KAPEL VAN LEENDERSTRIJP: EEN MYTHE ARMER 

door: Max Farjon 

Over de klokken uit de voormalige kapel van Leenderstrijp doen diverse verhalen uit de overlevering de ronde. Naast deze verhalen zijn ook veel feiten over de geschiedenis van de klokken goed beschreven. De geschiedenis van de klokjes, beschreven door Hagen2, laat zich lezen als een spannend boek. Het uiteindelijke lot van de klokjes is echter tot op de dag van vandaag nog steeds een raadsel. Recentelijk dook opnieuw een verhaal op uit de overlevering. In dit artikel wordt een beschrijving gegeven over de afloop van dat verhaal. 

Feiten

Op de plek waar nu de Sint Janskapel van Leenderstrijp staat bevond zich vroeger een grotere kapel. Al in 1440 wordt hiervan melding gemaakt. In het klokkentorentje van deze kapel hingen twee klokken. Ten tijde van het verbod op de uitoefening van het roomskatholieke geloof (vanaf 1648) is de Strijpse kapel in verval geraakt. Om de klokjes veilig te stellen hebben de Strijpenaren de twee klokjes opgeslagen in een boerderij aan het Kaatsveld (vroeger Kaetsveld).   In 1815 wilde de toenmalige burgemeester J.B. Clephas beslag leggen op beide klokjes, die op dat moment nog steeds opgeslagen waren in de boerderij aan het Kaatsveld, destijds  bewoond door Frans van Dijk.  De Strijpenaren beschouwden de klokjes echter als hun eigendom en lieten zich deze niet zomaar ontnemen. Nadat de burgemeester officieel toestemming gekregen had van de gouverneur van de provincie om de klokjes in beslag te nemen is hij met enkele                                                  

1 Aan dit artikel werd bijgedragen door Ton van Dijk, Peter Kerkhofs en Hans van der Kruis. Zij waren aanwezig bij de onderzoekingen en zijn verantwoordelijk voor de inhoud van dit artikel 2 J.W. Hagen, 'Een duik in het klokkeven', in Heemkronyk, jrg. 35 (1996), nr. 2, blz. 91-107.    

personen, onder wie de veldwachter, naar de boerderij van Van Dijk gegaan om de klokjes  op te halen. Daar aangekomen stond echter heel Strijp in slagorde opgesteld om dit te voorkomen. De klokjes waren met een ijzeren ketting aan het gebint van de boerderij vastgeketend en de burgemeester moest met zijn helpers onverrichter zake terugkeren. Er volgde een juridisch steekspel tussen burgemeester Clephas en Van Dijk over wie de rechtmatige eigenaar van de klokjes was. Er moest een onderzoek van de arrondissementscommisaris aan te pas komen om duidelijkheid te verschaffen. In een tien pagina's tellend verslag concludeerde deze onder meer dat 'de klokjes reeds bij de oudoom van de vijf en zeventigjarige van Dijk gestaan hadden zonder dat men wist te bepalen hoe en wanneer zij er gekomen waren'. De gouverneur van Noord-Brabant besliste uiteindelijk dat de klokjes door de gemeente bewaard moesten worden. Volgens Jean Coenen3 (2) gebeurde dat bewaren echter niet zorgvuldig: in 1829 kwam Clephas erachter dat men de klokken voor oud metaal had verkocht aan de gemeente Reppel (België). Dit zou betekenen dat hiermee duidelijkheid was gekomen over het lot van de klokjes. Echter in de desbetreffende burgemeestersbrief, van 17 maart 1829 geschreven door  burgemeester Wijnants, de opvolger van Clephas, wordt weliswaar melding gemaakt van een verkoop, doch slechts van één van de klokjes. Bovendien had hij de verkoop slechts bij geruchte vernomen4 (4). Deze brief is het laatst bekende archiefstuk over de klokjes. 
                                                

3 Jean Coenen, 'Leende, geschiedenis van een dorp met een ondernemende bevolking', 1997, blz 242. 4 SAREK, LOAA 486, fol. 104v, 17 maart 1829. 
 46

De overlevering

Enkele verhalen uit de overlevering zijn opgetekend in het boek over de geschiedenis van het Gilde St-Jan Baptista5 (3). Volgens een verhaal zouden de klokken in de Franse Tijd in de boerderij aan het Kaatsveld verstopt zijn om ze te beschermen tegen de Fransen die brons nodig hadden om kanonnen te gieten. Voordat de gendarmes kwamen heeft men de klokken op een avond naar de hei gebracht en in een ven gegooid. Dat ven heet nu in de volksmond nog steeds 'het Klokkeven'. Het verhaal gaat dat als je er in de kerstnacht langskomt je ze nog steeds hoort luiden Een ander verhaal vertelt ongeveer hetzelfde. Echter nu is er sprake van slechts één klok die in het ven gegooid is. De andere klok zou ergens onder een lemen vloer begraven zijn en telkens als de boeren op deze vloer aan het dorsen waren hoorden zij de klok nog luiden. Nol van Dijk -1905-1988, 37 jaren lang een van de Hoofdmannen van Sint Jansgilde- wist te vertellen dat een jachtopziener in opdracht van de baron van Heeze het hele Klokkeven had afgepeild, dikwijls tot over zijn middel in het water staande, om iets te vinden. Hij vond niets. De verhalen uit de overlevering kloppen met elkaar en met de archieven alleen voor zover het de bergplaats van de klokken betreft, namelijk de boerderij aan het Kaatsveld: Zaalstraat nr. 6.     

Boerderij Zaalstraat nr. 6

Nol van Dijk heeft in zijn laatste levensjaren met zijn neef Hans van der Kruis gesproken over de klokjes. Hij vertelde dat de klokjes mogelijk in de boerderij aan het Kaatsveld begraven lagen. Ze zouden begraven liggen in de schuurherd (de deel).  Het moment om ze daar te zoeken zou een verbouwing van de oude boerderij zijn. De kans dat hij dit zelf nog mee zou maken achtte hij gezien zijn leeftijd klein. Daarom vroeg hij Hans hierop te letten. In 2002 was het zover, de boerderij werd toen verkocht en de nieuwe
                                                

5 Max Farjon, 'Historie van de oude kapel', in Het Gilde St-Jan Baptista & Leenderstrijp, blz. 2b1.

eigenaar gaf toestemming om naar de klokjes te zoeken.  

Op naar de boerderij

Op een zondag in februari 2004 hadden we de eerste afspraak met de nieuwe eigenaar van de boerderij aan het Kaatsveld om eens te kijken of er klokjes te vinden waren. Er zouden meerdere bezoeken volgen. Met schop, grondboor en metaaldetector gewapend togen we naar het Kaatsveld. 

 

 

 

    

Hoewel op enkele plaatsen het dak lekte was de boerderij bij ons eerste bezoek nog redelijk intact. De ontmanteling moest nog beginnen. Na een korte oriëntatie richtten we onze aandacht op het bedrijfsgedeelte van de boerderij.  Allereerst hebben we de vloeren van de boerderij bekeken. Op de deel (1) en achterste stal (2) na waren onder de vloeren gierkelders aangelegd. Waarschijnlijk zijn deze kelders in de loop van de twintigste eeuw aangelegd. Tussen 1920 en 1950 zijn in veel boerderijen de potstallen vervangen door een Hollandse  
 47


 

Overzicht van het bedrijfsgedeelte van de boerderij. De grote schuurdeuren bevinden zich vóór de deel. Aan de linkerzijde is de achterste stal gesitueerd. De foto is vanaf de achterzijde genomen. De latere aanbouw is al verwijderd. 


stal (3). Onder zo n Hollandse stal ligt een gierkelder waarin de gier, het vloeibare bestanddeel van de mest, wordt opgeslagen Hier konden de klokjes dus niet meer liggen. 

 


.Op de deel was nog gedeeltelijk de lemen dorsvloer aanwezig. Reparaties met betonnen tegels en bakstenen completeerden de vloer. Onder deze vloer vonden we met de grondboor en de schop op verschillende
plaatsen een intacte bodem. Zo n bodem is van natuurlijke oorsprong en bestaat uit verschillende, duidelijk te onderscheiden laagjes.  Boven (aan het loopvlak) bevindt zich een zwarte, humeuze laag die aan de onderzijde overgaat in een lichtgrijze laag. Daaronder zit een zwart tot donkerbruine wat hardere laag. Het gele zand bevindt zich daar weer onder. Alles bijeen circa 30 cm dik.  


 

De aanwezigheid van zo n intacte bodem geeft aan dat er zeer lang niet gegraven is. Ook hier was dus geen groot gat gegraven waarin de klokjes verstopt zouden kunnen zijn. De metaaldetector reageerde op koperen buizen en draad, stukken ijzer en andere metalen voorwerpen die in de humeuze laag  zaten. Na wat vondsten zijn we met de detector gestopt.  In de achterste stal was de situatie anders. De bodem bestaat hier uit een donkerbruine, humeuze laag, tot een diepte van 60 tot 70 cm. Aan de onderzijde is deze laag afgesloten met vuilgeel zand.  Waarschijnlijk was dit een potstal. Gezien de scherven, tegelresten en baksteenstukken die we in de donkerbruine vulling aantroffen kon de vulling niet oud zijn (waarschijnlijk ook twintigste eeuw).  
 48


 

Tijdens de verbouwing zijn de deel en de achterste stal afgegraven tot de ongestoorde gele ondergrond. Bij deze  graafwerkzaamheden werden geen klokjes gevonden. Gezien onze waarnemingen was dit te verwachten.  

Samenvatting

Er is geen klokje onder de vloer van de boerderij aangetroffen. Een klokje zou verkocht kunnen zoals burgemeester Wijnants in zijn brief schreef. Waar het andere klokje gebleven is blijft in nevelen gehuld.     

Ga terug