Tocht van J.Franken door bezet gebied 1940.

Heemkronijk jaar:2005, jaargang:44, nummer:2, pag:26 -28

TOCHT VAN J. FRANKEN DOOR BEZET GEBIED IN MEI 1940 

door: Jan Franken (†)

Inleiding

Van de heer Paul Franken uit Heeze ontving de redactie van de Heemkronyk een brief die zo’n anderhalf jaar eerder in de nalatenschap van zijn tante uit Almelo was aangetroffen. De brief dateert van 21 juli 1940 en is geschreven door de broer van Paul Franken. Deze broer, Jan Franken, doet daarin vanuit Steenbergen, waar zijn ouders sinds januari 1924 woonden, aan zijn familie in Almelo verslag van zijn tocht van Weert naar Steenbergen bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Het eerste deel van die tocht, de route WeertZesgehuchten, ging op 10 mei 1940 tijdens de inval van de Duitse troepen in ons land grotendeels door het gebied waar onze heemkundekring werkzaam is. Daarom vond de redactie van de Heemkronyk het de moeite waard om de desbetreffende passage van de brief van Jan Franken integraal weer te geven. De brief beslaat in totaal twaalf handgeschreven bladzijden, waarvan er hierna ruim drie worden gepubliceerd, weliswaar in computerhandschrift. In de resterende bladzijden beschrijft J. Franken hoe hij, gehinderd door luchtalarm en bombardement, Breda bereikte waar hij naar België geëvacueerd dreigde te worden. Hij overnachtte van 11 op 12 mei (eerste pinksterdag) bij het Leger des Heils in de buurt van Ginneken in een serre waarvan de ruiten door de nachtelijke bombardementen sneuvelden. Daarna ging de gevaarlijke, angstige tocht langs Sprundel, totdat hij via Roosendaal en Kruisland op 12 mei heelhuids in Steenbergen aankwam. Op 14 mei zou Rotterdam worden gebombardeerd, waarna op 15 mei de capitulatie van het Nederlandse leger volgde. 

Jan Franken, de schrijver van de brief, werd op 6 september 1921 te Almelo geboren. Hij wilde priester worden en volgde daarvoor de opleiding aan het klein seminarie van de Paters   
van de Heilige Geest te Weert. Deze paters, soms ook Spiritijnen genoemd, gebruiken  achter hun naam de afkorting C.S.Sp. (Congregatio Sancti Spiritus = Congregatie van de Heilige Geest). Het voormalig klein seminarie te Weert is inmiddels afgebroken. Nadat Jan Franken in 1940 het klein seminarie had gevolgd, ging hij als frater Gerardus voor één jaar naar het noviciaat te Gennep. Daarna vervolgde hij zijn studie aan het groot seminarie te Gemert. In 1947 werd hij daar priester gewijd en in 1948 vertrok hij met de boot naar Afrika, waar hij als missionaris werkzaam is geweest te Morogoro in het huidige Tanzania. Hij was er directeur van een lerarenopleiding. In mei 2000 keerde hij wegens ziekte terug naar Nederland, waar hij op 12 augustus 2000 in het ziekenhuis van Weert is overleden. Hij ligt begraven in Tanzania. Op het sfeervolle kloosterkerkhof van de Paters van de Heilige Geest te Gemert herinnert een stenen gedenkplaat aan pater Jan Franken. Op die plaat staat zijn geboortejaar echter foutief vermeld: 1920 in plaats van 1921. Redactie Heemkronyk 

 

27 
 

Passage uit de brief van Jan Franken 

“Steenbergen 21 Juli ’40. 

Beste Allemaal, 
Uw brief ontvangen. Jullie moeten ’t me maar niet kwalijk nemen dat ik niet direct terug geschreven heb. Ik wilde wachten tot de verjaardag van tante. Nu tante eerst hartelijk gefeliciteerd met Uw verjaardag hoor, van ons allemaal. Ik hoop maar dat we bij Uw volgende verjaardag vrede hebben. Nu Anny je kunt prachtig lange epistels schrijven hoor. Jullie hebben dus ook al in de bommen gezeten. Ik geloof dat ik al geschreven heb hoe ik met de oorlog hier ben thuisgekomen. Nu toen heb ik ook wat beleefd hoor. Op 10 mei ’s morgens drie uur lag ik nog lekker in mijn bed op de slaapzaal toen ze plotseling vlakbij begonnen te schieten. U moet weten dat ons huis in Weert ± ’n 500 meter van ’t kanaal afligt en daar lagen allemaal om de twintig meter kazematten in één lange rij. Nu en die hele beweging begon te puffen en hoog in de lucht hoorde je de vliegmachines. Sommige jongens gingen uit de cel naar ’t raam kijken, we vonden ’t ’n prachtig gezicht. Ik dacht eerst dat ’t een of andere grote oefening was. Maar toen ik goed luisterde merkte ik dat ze met scherp schoten, en hoorde de granaatscherven op ’t dak vallen. Om vier uur kwam de overste ons wekken. Hij wist ook nog niet goed wat ’t was. We zijn toen maar om half vijf met de H. Mis begonnen en vlak na de consecratie kwam ’n ordonnans in de kapel vertellen dat ’t oorlog was, en wij direct moesten vluchten. Eerst werd nog gauw de H. Communie uitgereikt, toen vlug wat gegeten en ’n koffer ingepakt. Om half zeven gingen we vóórdat ’t algemeen evacuatiebevel gegeven was op pad. In de stad zelf was alles door elkaar gelopen. De burgemeester zat van schrik heel de morgen in de kelder! De andere mensen van Weert gingen allemaal over de grote weg, maar ze konden er niet eens allemaal uit omdat door ’n “verkeerd” bevel alle bruggen opgeblazen waren. We hebben toen met Paters en Broeders en 200 jongens ’n uur of zeven in ’n grote kring door de bossen gelopen. Totdat we eindelijk tegenover ’n kazemat ’n roeibootje vonden waar we mee overgezet konden worden; dat duurde twee uur. Je kon overal goed zien dat ze heel onverwachts binnen waren gevallen want we 
28 

 

kwamen door de bossen langs mijnen velden die met prikkeldraad afgemaakt waren en waar met grote letters op stond ” Levensgevaarlijk. Mijnen”. Nu ik denk dat de duitsers dat toch ook wel zouden hebben kunnen lezen! Nadat we ’n hele dag met onze koffers getippeld hadden kwamen we in ’n dorpje bij Eindhoven. “Zesgehuchten” heette het. Het was eigenlijk maar ’n dertig kilometer van Weert af maar we hadden meer als de helft door de bossen omgelopen. Hier bleven we dien nacht in ’n Zustersschool, waar we de banken op elkaar zetten en stroo op de vloer gooiden. Nu lekker was dat helemaal niet hoor. We lagen met onze kleren aan, ’t was ’s nachts nog vies koud ook. Toch hebben we ook wel plezier gehad bij ons lag er eentje die zich op zijn gemak zat te scheren zo echt of ie thuis was en die riep maar telkens “Ik geef “ n hemd en ’n onderbroek voor wie d’r ’n glaasje bier voor me haalt”. We aten smorgens smiddags en ‘s ávonds leverpastij met brood en waterige koffie. Je kreeg er op ’t laatst vies de hik van. Er was ook haast geen W.C. mooie boel hoor. Hele kleine dingen van ’n 20 cm hoog en met maar ’n halve deur dus je had ’t reuze gezellig. Het was toen juist nog van dat killige weer dus U begrijpt wel dat we ’t reuze aardig vonden maar toch liefst zo vlug mogenlijk maar weer verder op gingen. De volgende morgen gingen we weer verder op stap. De bedoeling was dat we vanuit Breda met bussen naar huis zouden gaan. We konden drie bussen in Breda krijgen één ging er dan naar Amsterdam over Utrecht en de ander over Moerdijk naar Den Haag enz. We zijn toen met stukken lopen en af en toe op ’n auto in delen in Breda aangekomen. Onder weg was ’t ook ’n vreselijk gezicht overal lagen vlak langs de weg dode koeien telkens moesten we de bus uit voor dekking te zoeken. Ik zag verschillende bussen doorzeefd met kogelgaten uitgebrand tegen ’n boom staan sommigen brandden nog.”  


Tot zover de brief.                       


 

 

Pater Johannes Dominicus Maria Franken C.G.Sp. in  1948
 29

Ga terug