Zusters van barmhartigheid 100 jaar in Nederland, 80 jaar in Zesgehuchten

Heemkronijk jaar:2004, jaargang:43, nummer:3, pag:54 -56

 ZUSTERS VAN BARMHARTIGHEID 100 JAAR IN NEDERLAND, 80 JAAR IN ZESGEHUCHTEN 

door: Christine Brabander 

Op 11 februari 2003 is de congregatie van de Zusters van Barmhartigheid officieel een eeuw in Nederland. De congregatie is gesticht op 1 november 1806 door Claude Mestre, kapelaan in Billom in het departement Puy de Dôme in de Franse streek Auvergne. De bisschop van Clermont Mgr. Pierre Marie Belmont schrijft op 4 november 1902 een brief aan de bisschop van Roermond, Mgr. Drehmanns, waarin hij vertelt dat de Zusters van Barmhartigheid van Billom een nieuw klooster willen stichten in Cadier en Keer, zoals blijkt uit het archief van het bisdom. Het besluit valt op 5 november 1902 in een vergadering onder leiding van Mère Adèle Montcellet, algemeen overste. Mère St.Louis de Gonzague Faye stelt haar persoonlijk vermogen beschikbaar om een huis in Nederland te kopen. Op 6 november 1902 komen enkele Zusters van Barmhartigheid samen met pater Gaston Desribes naar Cadier en Keer. Hier, op een kleine heuvel die de naam Backerbosch draagt, heeft de pater een Apostolisch College gebouwd voor kleinseminaristen uit de Elzas. Het is in 1893 plechtig geopend. In 1969 zal dit kleinseminarie worden opgeheven. Vlak bij het College is een terrein met klooster en schoolgebouw beschikbaar. Enkele jaren tevoren hebben de Ursulinen van Clermont Ferrand dit terrein gekocht en erop gebouwd, om een pensionaat te beginnen, maar zij krijgen hiervoor geen toestemming van de bisschop van Roermond: ‘er zijn in dit bisdom al genoeg internaten’. De Ursulinen vertrekken na twee jaar. Dan komen de Zusters van de Goede Herder uit Clermont. Deze zusters vertrekken na tien maanden ook weer. Het klooster is vrij. Voor een bedrag van  ƒ 14.400,- (Fr.f. 30.000.000) kopen de Zusters van Barmhartigheid het. Op 8 november 1902 wordt de akte beschreven bij meester Boots, notaris te Amby, nadat de zusters op dezelfde dag bij een bezoek aan bisschop Drehmanns verlof gekregen hebben om een klooster in Cadier en Keer te stichten. De zusters hebben plannen om daar een parochiële meisjesschool te beginnen. Als dat gebeurt kan het ertoe leiden dat ze in Eckelrade een dependance openen voor de meisjes, die nu drie kwartier over slechte wegen moeten lopen om de school in Gronsveld te bezoeken. Bovendien zien pastoor Oliviers van Cadier en Keer en pastoor Dols van Eckelrade de zusters graag komen. Een heel andere reden is dat brouwer Bosch te Wijk zijn oog op het terrein heeft laten vallen, om daar een herberg en danslokalen te openen. Terwijl de zusters in 1902 bezig zijn met een aanvraag om zich in Cadier en Keer te mogen vestigen wordt hun aangeraden tegelijkertijd een aanvraag in te dienen voor een huis en school in Eckelrade. Algemeen overste Mère Marie Adèle Montecellet komt spoorslags naar Nederland om de zaken te regelen. Op 10 november1902 komt ze in Maastricht aan. De congregatie koopt voor ƒ. 2900,-- in Eckelrade een pand en een terrein aan de Klompenstraat van Gerardina Duysens uit Libeek, gemeente St. Geertrui. De zusters laten de akte op 11 november 1902 opmaken voor mr. J.M.H. Quaedvlieg, notaris te Maastricht. Het huis komt op naam te staan van Mère St. Louis de Gonzague (Jeanne Marie) Faye. In 1909 wordt het op naam gezet van de Stichting van Barmhartigheid in Nederland.
 55

Zesgehuchten 

Tot mei 1922 gaan de meisjes van Zesgehuchten in de buurgemeente Geldrop naar school van de Zusters van Liefde van Schijndel. Dat is contractueel vastgelegd tussen het RK kerkbestuur van Zesgehuchten en de Congregatie van de Zusters van Schijndel. In Geldrop worden de scholen te klein. Daarom stelt burgemeester Fleskens van Geldrop voor om, met het oog op de annexatie van de gemeente Zesgehuchten door Geldrop, een openbare meisjesschool in Zesgehuchten te bouwen. Deze school wordt op 15 mei 1922 geopend.  

 

 

 

Voorbereidingen Bijzondere Meisjesschool 

Het kerkbestuur van de HH. Maria en Brigida te Zesgehuchten wil graag een bijzondere meisjesschool oprichten. Daarom legt pastoor Gerardus van Hooff contact met de Zusters van Schijndel. Van hen krijgt hij te horen dat ze bij gebrek aan zusters geen school en klooster in Zesgehuchten kunnen beginnen. De Congregatie van de Zusters van Barmhartigheid heeft kennissen in Strijp, gemeente Eindhoven. Het zijn de families van drie zusters die in 1909 zijn ingetreden, namelijk zuster Marie Gérard van Gemert, zuster Marthe van der Heijden en haar tante Marie Vullings. (De laatste moet echter wegens tbc haar kloosteraspiraties opgeven. Ciska de Brouwer, die ook is ingetreden overlijdt eveneens aan tbc.) Door deze families zijn enkele zeer goede leerlingen uit Strijp naar het pensionaat in Limburg gekomen. Dan groeit bij Mère Marie St. Paul Bourlon het idee om ook in Brabant een communiteit te beginnen. Wie weet, misschien komen daaruit wel roepingen voort? In juli 1923 vraagt Mère Marie St. Paul Bourlon aan zuster Marthe van der Heijden en Soeur Maria Chazal om de pensionaires voor de vakanties naar hun families te begeleiden. Ze bezoeken in de buurt van Strijp een pastoor die graag zusters heeft voor zijn school, maar hij kan de congregatie geen onderdak bieden. Dus er komt geen overeenkomst. De zusters komen terug bij de familie van zuster Marthe van der Heijden. Haar oom nodigt hen uit om de dag te besluiten met een bezoek aan de kerk van Zesgehuchten en daar kennis te maken met pastoor Gerardus van Hooff. Zo ontstaat het eerste contact. De zusters vragen de pastoor of hij misschien leerlingen kent voor hun pensionaat. Dan vraagt hij op zijn beurt of zij misschien zusters voor hem hebben om een parochiële kleuter- en meisjesschool te beginnen. Hij krijgt een bevestigend antwoord. Mère Marie St. Paul Bourlon bespreekt de kwestie met de Mères in Frankrijk. In beginsel keuren zij het goed. Het kerkbestuur gaat voortvarend aan de slag. Dat is op te maken uit de verslagen van de vergaderingen uit die dagen.
56 

Op 11 mei 1924 wordt goedgekeurd dat er besprekingen worden aangegaan met de zusters te Clermont in Frankrijk over het vestigen van een klooster. Op 8 december 1924 gaat er een schrijven van de algemeen overste in Frankrijk naar de bisschop van ’s-Hertogenbosch, Mgr. A. Diepen, met het verzoek een klooster te mogen stichten in Zesgehuchten. Daarna wordt op 14 december 1924 het contract met de zusters van Clermont Ferrand betreffende de vestiging in Zesgehuchten besproken, goedgekeurd en getekend. Onder het contract staan de namen van de zusters die namens de congregatie getekend hebben. Het zijn: Mère St. Paul Bourlon, Mère Henriette Chapon, Soeur Paul Desserre en Soeur Maria Chazal. De bisschop van ’s-Hertogenbosch, Mgr. A. Diepen, zet op 7 januari 1925 zijn handtekening onder het contract. Afgesproken wordt dat het kerkbestuur ook schoolbestuur zal zijn. In het begin zal de communiteit uit minstens drie zusters bestaan, een overste, een hoofd van de school en een zuster voor de bewaarschool. Dit aantal zal zo snel mogelijk worden uitgebreid. Naast de kerk staan het oude gemeentehuis van Zesgehuchten en een oud schoolgebouw. Ze zijn beide van de parochie. Op 2 maart 1925 wordt goedgekeurd dat er een tekening en een bestek worden gemaakt voor een aanbouw (achterhuis) aan het oude gemeentehuis naast de kerk, dat als klooster zal gaan dienen. De oude raadzaal zal tot kapel worden omgebouwd. De aanbesteding geschiedt onder de timmerlieden van de parochie. Op 12 juli 1925 worden de verbouwing van het huis naast de kerk en ook de nodige veranderingen aan het oude schoolgebouw aanbesteed. Het schoolgebouw zal plaats moeten bieden aan de bewaarschool en de naaischool. Voor de som van ƒ 1000,- wordt het met enige wijzigingen gegund aan Adrianus Vos. Het metselwerk zal worden uitgevoerd in dagwerk door Jan Jansen. De posten verf, glas, lood en ijzerwerk blijven voor de kerk. Op 9 december 1925 wordt besloten om aan het gemeentebestuur een toelage voor de inrichting van de bewaarschool en een subsidie voor de bewaarschool, zusters en onderwijzeres aan te vragen. De communiteit wordt op 15 december van dat jaar gesticht door Mère Marie Henriette Chapon onder de naam St. Brigidastichting. Het klooster krijgt de naam Sint Brigidagesticht. Op 19 december is het zover. Dan komen Soeur Marie Gabrielle Chazal, zuster Marie Francisca Lardinois en zuster Marie Josphine Dankers met als overste Mère Marie Henriette Chapon naar Zesgehuchten. Ze worden in Eindhoven aan het station afgehaald door Pater Polycarpus van Gastel, OFM. Alles is al in gereedheid gebracht. Onder klokgelui worden de zusters verwelkomd. Eerst neemt pastoor G. van Hooff hen mee naar de kerk, waar het Te Deum wordt gezongen en Gods zegen over het werk van de zusters wordt afgesmeekt. Daarna is er een ontvangst in het klooster, dat door de pastoor wordt ingezegend.  Van het begin af zijn de relaties met de mensen van Zesgehuchten plezierig.  Vanaf 1925 zijn er zusters uit deze communiteit werkzaam in het onderwijs. In de loop van de jaren houden de zusters zich naast het geven van onderwijs bezig met Franse les aan jongvolwassenen, hulp in de huishouding en het afleggen van de overledenen van Zesgehuchten. Ze spelen ook een belangrijke rol in de parochie en de gemeenschap. Zo maakt Soeur Marie Stanislas Drouillat bij het feest van pastoor G. van Hooff een kanten rand voor het hoofdaltaar en een voor een superplie. De aanwezigheid van de zusters op de scholen en in de gemeenschap van Zesgehuchten leidt tot verschillende roepingen.

Uit: GEDENKBOEK ZUSTERS VAN BARMHARTIGHEID 100 JAAR IN NEDERLAND

Ga terug