PLIGTEN VAN DE CUSTERSSE.

Heemkronijk jaar:1970, jaargang:9, nummer:1, blz.4 -5

PLIGTEN VAN DE CUSTERSSE

door: P.Th. de Lange

Alhoewel het officie, oft de pligten van een custersse door een al oudt gebruijck meer als gekogh een ieder bekent sijn; ter oorsake nogtans dat dese pligten soo om den ouderdom, als om siekten, en andere onvermogen eenigen tijt herwaars in onse kerck van Leende seer slegt volbragt sijn, soo ist, dat dese pligten niet ondienstigh vernieuwt wor- den, om de tegenwoordige, oft in toecomende aante nemen custersse in geene verbeeldinge te laten, ofte stellen, dat den naam van custersse alleen genogh is, om haar jaarlijx tractement van de kerck te trecken.
De voorname pligten dan van de custersse bestaan hooftsakelijk in het volgende:

1.  dat sij de kerck om den dienst gods te oeffenen op behoorlijcken tijt moet open, en toe doen, en alle deuren van de kerck, ook de binnen deuren, en de deuren van alle cassen, daar de goederen van de kerck in bewaart worden sorgvuldiglijck voornamentlijck bij nagt moet maken gesloten te sijn.

2.   dat sij de ornamenten van de kerck volgens den eisch van de tijden, en feest dagen verandert, de geheele kerck met keren, en vegen suijver, en schoon houdt, besonderlijk de autaren, daar het H: Sacrificie wordt opgeoffert, van spinnekoppen, en ander ongedoente, en vuijligheijt puctucelijck suijver, en net hout, en de autaren volgens de saysoenen van het jaar met bloempotten, en betamelijcke cieraden verciert, en behoorlijck met kerssen van de kerck becleet.

3. dat sij het priesterlijck gewaat, tot alle kerkelijcke diensten gereet  
    leijt, en wederom opsluijt, oft andersins ordentelijck bewaart.

 

4. dat sij het lijnwaart soo van de autaaren als priesterlijck gewaat, en van de beelden die in de kerck zijn vuijl geworden sijnde op behoorlijcken tijt verandert, en van ander suijver, en schoon lijnwaat voorsiet, het vuijl geworden lijnwaat, aan de wassersse van de kerck ter hant stelt om te wassen, en daar iet aan mankeert de naijster van de kerck ter hant stelt om te repareren, op d’oncoste van de kerck.

5. dat sij ten tijde, dat den priester, oft priesters in de kerck sijn om dienst te doen, altijt sal moeten present sijn, besonderlijck op sondagen en feestdagen om den priester soo in het kleden, als alle andere nootsakelijckheijt te assisteren, en bij te staan, met een woord, offer bij avontuur iet van de functien van een custersse hier mogt vergeten sijn: sij sal ten allen tijde des noots moeten gereet sijn, om de priesters in de kerck ter hant te sijn, en het voordeel van de kerck soo veel mogelijck is, altijt te behertigen.

6. sal sij oock gehouden sijn te besorgen, dat de candelaars lampen, en ander coperwerck van de kerck ten minsten alle groote hoogtijden geschuert worden, en schoon gemaakt. En soo 't geviel, dat de aangenome custersse, door ouderdom, oft langhdurige sieckten om dese bedieningen te volbrengen onbequaam mogt worden, sal sij go- houden sijn een ander in haar plaats te stellen op hare costen die dese voorseijde diensten naar genoegen van den pastoor volbrengt, oft andersins sal men terstont een ander custersse mogen aanstellen, ende in gebreken blijvende van haar tractament beroven.

Bij het ordenen en beschrijven van het Parochiearchief der R.K. Kerk van Leende vond ik dit document, waarin de plichten van de koster beschreven worden.

Dit stuk is rond 1700, waarschijnlijk door de toenmalige pastoor van Leende, Henricus Hurcmans, geschreven.
Ik vond het document interessant genoeg, om het in zijn geheel te publiceren.

 

Ga terug