In memoriam Noud Jansen.

Heemkronijk jaar:1979, jaargang:18, nummer:3, blz.84 -87

I N   M E M O R I A M   N O U D   J A N S E N

door: Jean Coenen

Op 28 augustus 1979 overleed ons medelid Noud Jansen.

Hij was een van de slachtoffers van de treinramp in Nijmegen. Wij wisten goed genoeg dat Noud die dag naar Nijmegen was en 's avonds zou terugkeren. Toen de televisie het tragische nieuws meldde kwam bij ons uiteraard de gedachte op dat Noud in die trein zou zitten, maar wij hadden dat idee al snel van ons afgepraat. Zoiets kon toch niet en dat zou toch zo'n toeval zijn.

De volgende morgen bleek Noud inderdaad in de trein te hebben gezeten. Zij gewoonte om vooraan in de trein te gaan zitten was hem noodlottig geworden. Zeer velen hebben Noud gekend. Het is daarom ook erg moeilijk om een leven goed te beschrijven, want hij was zo aktief dat het niet meeviel om exact te volgen wat hij onder handen had.

Ik ken Noud al sinds de tijd dat ik op de lagere school zat. Hij is bij mij en bij vele anderen de stimulator geweest om zich bezig te gaan houden met archeologie, heemkunde, kunstgeschiedenis, etc. Ondanks het feit dat ik Noud nu zo'n twaalf jaar ken en hem in allerhande aktiviteiten heb meegemaakt, kan dit in memoriam slechts een persoonlijke visie zijn.

Het begin

Noud Jansen werd op 21 juli 1948 te Geldrop geboren. Zijn vader was van Zesgehuchtense afkom. Noud luisterde graag naar de verhalen van zijn vader. Zijn moeder stimuleerde Noud in alles wat hij mooi vond en graag deed. Reeds op jeugdige leeftijd hield hij zich bezig met zijn eigen dorp. Hij interesseerde zich vooral voor archeologie. Hoe dit gegroeid is weet ik niet. Ik leerde Noud in de zomer van 1967 kennen toen ik zelf nog als fanatiek visser bij de IJzeren Man zat. Hij kwam toen, samen met Piet Derks, om langs de oevers van het nieuw afgegraven gedeelte van de IJzeren Man stenen werktuigjes te zoeken. Daar ikzelf ook stenen verzamelde vond ik dat interessanter dan vissen en ik ging met hen samen op zoek. Dit gebeurde wel vaker. In juni 1968 werden op het terrein van Jan Feijen, nabij het kerkhof enkele middeleeuwse putten gevonden. Ik mocht van Noud mee komen helpen. We werkten daar met diverse leden van de heemkundekring. Voor enkelen was dit de eerste kennismaking met heemkunde en archeologie. Ik werd lid van de N.J.B.G. en de Heemkundekring. Uit deze kombinatie van lidmaatschappen ontstond een klein groepje dat bestond uit Noud Jansen, Wijnand van de Sanden, Jos Deeben en ik. Vrijwel iedere zaterdag gingen we onder leiding van Noud op de fiets door de Meierij van ‘s-Hertogenbosch. Noud toonde ons de oude kerken, speciaal die van Leende, waar hij zo trots op was, hij vertelde ons over de grafheuvels bij Halve Mijl, etc. Dit groepje bleef enkele jaren bestaan, tot het uiteenviel. Noud was inmiddels bij de N.J.B.G. (= Nederlandse Jeugdbond ter Bestudering van de Geschiedenis) bestuurslid geworden. Hij organiseerde excursie's en lezingen. Hij schreef voor deze vereniging artikelen in het tijdschrift Harbalorifa en het latere tijdschrift Bifrons.

Uit deze tijd stamt de vriendschap met Ton van Rooijen, Wies van Leeuwen, Cleo van Kemenade en vele anderen. In deze periode is Noud ook lid geworden Van het St. Catharina en Barbaragilde van Geldrop. Over dit gilde schreef hij diverse artikelen in de Heemkronijk en de Gildetrom. Noud was binnen het gilde vendelier. Hij had het vendelen geleerd van Theo van de Wiel. In gildeverband interesseerde hij zich niet voor de pot bier. De enige drank die onafscheidelijk bij Noud hoort is thee, nog het liefst met een plak peperkoek.

Noud hield zich vooral bezig met de geschiedenis van het gilde en met de kunstschatten. Hij kreeg zo kontakten met Johan Oomen en Frans Vinke (mijn zwager) met wie hij zeer vele jaren samenwerkte in de Studiecom- missie van de Noord-Brabantse Federatie van Schuttersgilden. Wat hij daar voor deed zal ik verderop vertellen.

Vanuit de N.J.B.G. ging Noud verder. Hij kreeg de leiding over opgra- vingen of werkte er aktief aan mee. Weken aan een stuk gingen we op de fiets naar de Heesterakkers in Woensel, naar Eeneind onder Nuenen en naar Koningshof bij Veldhoven. Noud legde erg veel vast op foto's en maakte diverse verslagen van opgravingen. Door zijn kontakt met de pro- vinciaal archeoloog Gerrit Beex, die toen nog in Eindhoven woonde, werd hij korrespondent van de R.O.B. (Rijksdienst voor Oudheidkundig Onder- zoek). Tot nu toe lijkt Noud vooral lokaal aktief te zijn. Dit is helemaal niet waar. Noud interesseerde zich voor de meest uiteenlopende onderwerpen. Hij organiseerde excursie‘s naar Keulen en Tongeren (B.). Ook zijn bibliotheek nam indrukwekkende vormen aan.

Zijn studie

Mensen die Noud niet kennen zullen zich gaan afvragen wat Noud eigenlijk in het dagelijks leven deed. Na de lagere school bezocht hij de L.T.S. om een vak te gaan leren. Hij kwam uiteindelijk terecht op het laboratorium van de DAF. Daar verdiende hij het geld om verder te studeren.

Zijn ouders zagen dat Noud veel meer kon dan de L.T.S., maar zij hadden de middelen niet om dit uit te voeren. Wel steunden ze hem reeds op zeer jeugdige leeftijd in antiekaankopen. Daarnaast kon Noud altijd bij zijn moeder aankloppen als hij nieuwe boeken wilde kopen. Noud kon veel meer en gelukkig had hij zo'n doorzettingsvermogen dat hij begon aan een lange studietijd. Hij begon met de avond-H.B.S. In 1971 was hij zover dat hij zich in kon laten schrijven aan de R.K. universiteit van Nijmegen. Noud was daar een bijzondere student. Zijn kennis was op dat moment reeds zo groot dat hij bij zijn professoren opviel. Hij kreeg na enkele jaren een studentassistentschap. Aan Noud dankt de universiteit een zeer uitgebreid en geordend fotoarchief. Noud was bijna klaar met zijn studie. Zijn doctoraalscriptie voor zijn hoofdvak zou gaan over 14e eeuwse sculptuur uit het Maasland, een streek die hij bijzonder goed bestudeerd had. Voor een bijvak was hij bezig met een onderzoek naar de beeldhouwer Hendrik van der Geld.Ook Geldrop betrok hij bij zijn studie door Bisschop Sonnius en Henricus Geldorpius te bestuderen voor een bijvakscriptie. 

Zijn werk

Reeds aan de universiteit bleek hoezeer Noud zijn hart verpand had aan de kunstgeschiedenis. Buiten zijn studie was hij bijzonder aktief, met name in het voorbereiden van tentoonstellingen. Vrijdags na zijn dood werd in het Noord-Brabants museum een tentoonstelling geopend over Neo-Gotiek in Brabant, waarin hij een belangrijke bijdrage had geleverd. Het hoogtepunt van zijn werk op dit gebied was wel de tentoonstelling over Noord-Brabants gildezilver in het P.0.C. Noud legde erg veel zilveren kunstschatten van de schuttersgilden op foto vast. Hij onderzocht de zilvermerken en publiceerde daarover. Voor ons heemgebied had hij een artikel in voorbereiding over de Eindhovense zilversmid Swane, van wie het Zesgehuchtense St. Jorisgilde enkele schilden had. Voor de antiquair Dirven ging hij regelmatig op stap om nieuw materiaal op te sporen. Ook hijzelf wist mooie voorwerpen te vergaren. Hij adviseerde diverse verzamelaars met het aankopen Van kunst.

Samen met deken Vrins inventariseerde hij de kerkelijke kunst in ons bisdom.

Voor onze heemkundekring publiceerde hij diverse artikelen. Hij had er bovendien nog enkele in voorbereiding. Het was zijn bedoeling om ons tijdschrift in niveau te verbeteren, omdat hij zelf de huidige inhoud nog steeds niet goed genoeg vond . Zijn bijdragen waren zonder meer van hoge kwaliteit. Samen met Wies van Leeuwen publiceerde hij onder andere over de St.Petrus Bandenkerk uit Leende. Enkele jaren geleden discussieerde hij in dit tijdschrift met Jan Aerts over de sloop van de preekstoel in die kerk. Zowel de sloop als de diskussie binnen dit tijdschrift stonden hem niet aan. Het zal bijzonder moeilijk zijn om voor ons tijdschrift iemand te vinden die met net zoveel kennis zijn werk binnen ons heemgebied zal voortzetten.

Naast de artikelen voor de heemkronyk, werkte hij mee aan de catalogus over de beelden van de meester van Leende. Hij werkte mee aan de ten- toonstelling over gildezilver in Leende, hij verzamelde archeologische voorwerpen voor de oudheidkamer te Geldrop, etc. De laatste tijd ging zijn interesse meer naar de kunstgeschiedenis. Zijn aktiviteiten op heemkundig gebied gingen zich ook steeds meer richten op de kunstge- schiedenis.

Zijn karakter

Het bovenstaande is slechts een greep uit het vele werk dat Noud verzet heeft. Van veel zaken bleek amper dat Noud daar achter zat, omdat hij zelf altijd op de achtergrond bleef. Noud was erg bescheiden. Hij zou nooit trots verwijzen naar al hetgeen hij gedaan had. Hij was een harde werker, de man achter de schermen. Vaak was hij tot 's avonds laat bezig om foto's te ontwikkelen voor een catalogus. Pas bij het doorwerken van tentoonstellingscatalogi merken we hoeveel hij deed. Overal treffen we zijn bijdragen en foto's aan. Noud stond altijd voor iedereen klaar. Hij zette zich in voor zeer veel zaken, die zonder zijn medewerking niet tot stand zouden zijn gekomen. Hij was een wandelende encyclopedie. Meestal richtte hij zich op zijn heemgebied. Ook in zijn studie toonde hij dat hij van Brabant hield. Hij kende zijn streek zeer goed. Thuis sprak hij perfekt Geldrops, terwijl hij aan de universiteit alleen in zijn levensstijl als Brabander te herkennen was. Noud kunnen we het beste omschrijven als een echte Bourgondiër. Hij was gemakkelijk en vriendelijk in de omgang. Hij hield van de mooie dingen in het leven en probeerde deze liefde over te brengen op zijn vrienden en kennissen.

Een harde werker achter de schermen is een onmisbaar persoon. We zullen dit merken aan de inhoud van de Heemkronyk, door het ontbreken van zijn artikelen. Zeer velen op allerlei gebied zullen in de toekomst merken dat hun een kennisbron is ontvallen. Het werk dat Noud tot nu toe heeft gedaan, zal altijd blijven bestaan. Het is alleen zo jammer dat hij na zijn studie dit werk niet voort heeft kunnen zetten. Wel zet hij zich voort in de zeer vele vrienden die hij adviseerde en stimuleerde.

Noud is qua karakter evenzeer een voorbeeld voor ons. We zullen hem en zijn enorme kennis erg missen. Hij was onvervangbaar !

Ga terug