Strabrecht maakt front.

Heemkronijk jaar:1979, jaargang:18, nummer:2, blz.75 -77

STRABRECHT MAAKT FRONT

door: Th.J. van der Poel

Terwijl de Reformatie in de Noordelijke Nederlanden een moeilijke tijd doormaakt door de strijd die ontbrandt tussen de geestverwanten van Jacob Arminius en zijn collega Franciscus Gomaris, blijkt in de Zuidelijke Nederlanden het Calvinisme steeds meer terrein te verliezen.

Deze Katholieke restauratie wordt veelal toegeschreven aan het optreden van Aartshertog Albrecht van Oostenrijk en zijn vrouw Isabella, dochter van Philips II, die het vorstendom in 1596 "erfden".

Met name in de Meierij van Den Bosch ontwikkelde de toestand zich, tij- dens het 12-Jarig Bestand, in gunstige zin voor de Katholieken.

Of het nu de gevolgen waren van visitatie-reizen aan de parochies, of de naweeën van de Inquisitie laten we maar in het midden, maar men ont- komt niet aan de indruk dat de toenmalige bisschoppen wel erg geest-driftig met gele en rode kaarten zwaaiden wanneer het de geestelijke gezondheid van hun kudde betrof. Ook de handel en wandel van de clerici in Heeze werd nauwlettend gevolgd.

Van de "benevelde" wandel van pastoor Anthonis Ercken in 1605 werd al in een vorige Heemkronyk melding gemaakt. (Heemkronyk nr. 3, jaargang 17, 1978). Gelukkig kon dit vlekje tijdig door de plaatselijke herbergiers worden weggewerkt.

Uit hetzelfde archief ( Heeze 76 ) komt een akte betreffende de Stra- brechter priester Thielman Jan wouterszoon, daterend 20 augustus 1610. Ook tegen hem is een beschuldigende vinger opgestoken. En de beschuldiging mag er zijn!

Heer Thielman heeft in de 2 jaar dat hij priester is meermalen zijn va- der geholpen op de boerderij, allerlei boerenarbeid verricht, hetgeen duidelijk beneden de priesterlijke waardigheid is. Bovendien zou hij daarbij wel eens zijn hemd hebben uitgetrokken. Hier dient men in te grijpen.

In een tijd waarin wij zwaar discussiëren over katholiciteit, geloofs- beleving, het ambt in de kerk en ga zo maar door, komt dit allemaal nogal ongeloofwaardig over. Hoe zal men trouwens over 400 jaar over ons denken? Waarschijnlijk met dezelfde gepaste glimlach waarmee wij nu Heer Thielman volgen in zijn strijd om erkenning.

Hoe kleedt hij dit aan? Wie zijn getuigen geweest van deze zedenkwet- sende activiteiten? Natuurlijk, de buren! Heer Thielman Jan wouters schrijft daarom "die naegebueren" of zij dienaangaande een verklaring willen afleggen. Maar liefst 22 Heezenaren ( Strabrecht en directe om- geving ) komen opdraven voor het voltallige college van Schepenen. Daartoe hebben zij eerst een eed moeten afleggen voor Joncker Godairt van Lanckveldt, de Schout van Heeze en Leende, want "Godlick ende be- hoirlick is der waerheyt getuijchnis te geven ende gestandt te doene, besundere als men daertoe wittelick versocht wordt".

Ik wil U de namen van deze “geloeffelicke” personen niet onthouden. Tussen haakjes hun leeftijd.

Goijart willems ( 60 )                                     Hanrick Jan Gobbels ( 50 )

Jan Hensen ( 36 )                                            Jacop Coppens ( 43 )

Jan Veraa ( 30 )                                                Adam van Duijsel ( 25 )

Hanrick Dircks ( 52 )                                       Corsten Corstens ( 40 )

Jan Everts ( 35 )                                             Jan Janssen Schepers ( 24 )

Wouter Snoecx ( 40 )                                     Marij Stevens ( 52 )

Arndt Keijmps ( 45 )                                      Engel van Dommelen ( 62 )

Joost Dircks ( 38 )                                            Goirtgen van Kan ( 50 )

Dirck van Boxtel ( 40 )                                   Jan Vaes Reynders ( 60 )

Rijcalt die Smet ( 60 )                                    Hanrick Verbeeck ( 25 )

Michiel Deelen ( 57 )                                     Hanrick Snoecx ( 60 )

Deze personen hebben "eendrachtelick" in tegenwoordigheid van 7 schepenen "getuijcht, verclaert ende geaffirmeert" dat zij niet gezien en geweten hebben dat de voornoemde Thielman sinds hij priester is "eenige bouwerije oft tuelwerck heeft gedaen" zoals "den acker te misten, te plucken oft wijen, te helpen torven, maecken oft steecken, oft slijck vuijt te schieten in sijn hemde oft bloot lichaem, oft oyck eenich ander slavelijck werck dat tegen den priesterlijcken staet zoude mogen wesen".

Deze gezamenlijke verklaring werd onder ede afgelegd voor de schout. Zij zal nu worden bevestigd voor de schepenen. Het merendeel der getuigen heeft hieraan niets meer toe te voegen. De 30-jarige Jan Veraa wil echter nog kwijt dat hij "int voirgaende jaer" gezien heeft dat Heer Thielman "de gelaeden karre met heyde thuijs heeft gebracht". Ook Hanrick Dircks heeft iets verdachts geconstateerd. Een jaar geleden heeft hij Heer Thielman met een "seijssen gras sien maeyen in sijns voders beempt".

Jacop Coppens verklaart dat hij Heer Thielman weliswaar geen "huysmans- werck" heeft zien doen, maar toch herinnert hij zich dat hij hem "eermaels heeft sien dorssen ende oyck metter kerre sien voeren, nyet wetende hoe dickwils oft hoe lange".

Ook Jan Schepers heeft hem zien dorsen "ende oyck in den hoff wel coolen helpen misten oft met eenen rieck het mist inleggen terwijlen hij priester is geweest ende oyck metter karre sien vaeren".

Aan Thielman Jan wouters werden de getuigenverklaringen door secretaris Arndt Melchiors toegezonden. De akte wordt officieel gesloten door het "schependoms zegel van Heeze ende Leende opt spatium te drucken".

In velerlei opzicht een interessant stuk. Een van de weinige mogelijk- heden om kennis te maken met de dagelijkse beslommeringen van een boer op Strabrecht in de 17e eeuw.

Tilmanus Joannes wouters is 21 oktober 1633 gestorven aan de Rode Loop. Dissentheria zegt het doopboek ( 1A ) van Heeze. Het is bekend dat de streek in die jaren vele malen overvallen is door deze ziekte. Tesamen met de pest eiste de rode loop vele slachtoffers.

In zijn "Historie der Stadt en Meyerye van 's- Hertogenbosch" schrijft Mr. J.H. van Heurn dat men tot ver in de 18e eeuw meende dat de rode loop veroorzaakt werd door het eten van witte kool, die in het najaar “met veele karren derwaards gebracht word" met als gevolg dat de "inwoners dagen achter een niet dan kool eeten". Het epidemisch karakter van de ziekte logenstrafte uiteraard deze bewering.

Bij zijn dood in 1633 blijkt Thielman nog steeds priester te zijn.

Dit veronderstelt een klein succesje van deze aktiegroep. Hooguit heeft hij er een officiële boeking aan overgehouden. 

Ga terug