Heemkunde op de basisschool.

Heemkronijk jaar:1978, jaargang:17, nummer:3, blz.80 -83

H E E M K U N D E   O P   D E   B A S I S S C H O O L

door: J.van Hout

Kort na de tweede wereldoorlog was er een groeiende belangstelling voor kennis van het heem op de lagere school. De oorlog had zoveel ontworteling met zich gebracht, dat men weer wilde weten waar men stond en dat ook aan de kinderen doorgeven. Men sprak toen van heemkundig gericht totaliteitsonderwijs, een term, die overigens misleidend was. Dit onderwijs bedoelde niet zozeer op het heem gericht te zijn, dan wel er van uit te gaan. Rondom die tijd rezen ook de plaatselijke en regionale heemkundekringen als paddestoelen uit de grond op.

Als we ons niet vergissen, begon de heemkundige kant van het onderwijs in de zestiger jaren minder aandacht te krijgen, om in het midden van de zeventiger jaren weer in het middelpunt van de belangstelling te komen. De oorzaken daarvan zijn velerlei. Het valt buiten het bestek van dit artikel hier dieper op in te gaan. Maar onmiskenbaar heeft het te maken met de algemene nostalgie naar het verleden, met de vergrote belangstelling voor geschiedenis en - onderwijskundig - met het zoeken naar nieuwe vormen en mogelijkheden voor historische vorming op de lagere school. Op meerdere plaatsen is men met wisselend succes bezig met het samenstellen van een geschiedenisboekje van de streek of de woonplaats. Dit leidt soms tot uitgebreide werken, die bestemd zijn voor of althans gekocht worden door volwassen belangstellenden. Daarnaast ziet men hier en daar dunnere en simpelere werkjes, die op school gebruikt kunnen worden. Het is wellicht goed even stil te blijven staan bij het waarom, wat en hoe van deze heemkunde op de basisschool. Twee opmerkingen dienen hier nog even aan vooraf te gaan:

1.  Vanzelfsprekend omvat kennis van het heem meer dan kennis van geschiedenis. Er zijn ook aardrijkskundige, biologische, taalkundige, verkeerstechnische, godsdienstige, artistieke, bouwkundige enz. onderwerpen, die op de lagere school een plaats verdienen. Er zijn zelfs scholen, die in een dergelijk rijk heem verkeren, dat ze er voor 75% of meer hun zaakonderwijs in kunnen situeren. Dit geldt b.v. voor Oirschot en wellicht ook voor plaatsen als Gemert, Heeze, Hilvarenbeek en andere. In dit artikel beperken we ons voornamelijk tot het historisch aspekt van het heem, daarbij meteen opmerkend, dat een en ander wel onderscheiden maar niet gescheiden kan worden.

2.  Voor het eerst kunnen we in het onderwijs beschikken over meer historische gegevens dan ooit in vroeger tijden het geval was. De wetenschap heeft niet stilgezeten. Hierdoor krijgt het heemonderwijs duidelijk een extra dimensie, die in vroegere tijden gewoonweg ontbrak. Voor een onderwijzer betekent het een uitdaging, hier onderwijskundig verantwoord gebruik van te maken. Voor de onderwijsbegeleidingsdiensten kan het een taak inhouden deze gegevens te helpen integreren in het totaal van het onderwijs.

H e t  d o e l  v a n  h i s t o r i s c h e  k e n n i s  v a n  h e t  h e e m.

In onderwijskundige werken worden nogal wat doeleinden van het geschiedenisonderwijs vermeld. En rondom die doeleinden worden methodes opgezet en uitgegeven.

Uiteindelijk hebben al die doeleinden te maken met een eerste aanzet tot historische vorming bij het jonge kind, een historisch besef van in tijd te leven met alle consequenties van dien. Daarmee hangt dan vanzelf samen een besef van leven in en met veranderingen, een waardering - positief of negatief - voor het erfdeel der vaderen, een ontdekking dat het verleden in het heden ligt, een inzicht dat het heden verduidelijkt kan worden door het verleden, dat vrede een kostbaar maar teer goed is en verder alles wat binnen de geschiedenis door de mens en in casu door het kind als waardevol kan worden ervaren.

Wat we uit het heem aanbieden en de manier waarop we dat doen, dient dienstbaar te zijn aan deze historische vorming. Dat houdt in, dat vaak een keuze gemaakt moet worden.

Hele stukken komen niet voor behandeling in aanmerking, omdat ze voor kinderen op de lagere school gewoon te moeilijk en ingewikkeld zijn en daardoor aan het gestelde doel voorbijschieten.

D e  o n d e r w i j s l e e r i n h o u d.

Bij de keuze van de onderwijsleerinhoud van de geschiedenis van het heem kunnen de volgende overwegingen een rol spelen:

-  De onderwerpen dienen gerelateerd te zijn aan het doel, n.l. het doen ontstaan van historisch besef.

- Daarnaast is het noodzakelijk, dat datgene wat aan de orde gesteld wordt voor de kinderen wetenswaardig en begrijpelijk is. Bovendien is het gewenst, dat ze er ook emotioneel en belangstellend bij betrokken kunnen worden.

-  Voorkeur verdient datgene, dat in het heden op een of andere manier is terug te vinden of althans zijn sporen heeft nagelaten, de zogenaamde littekens van het verleden. Op de ene plaats zal dat een kasteel zijn, op een andere een ringwalgrafheuvel. Bijzondere mogelijkheden biedt de taal, die vaak meer restanten uit het verleden nagelaten en vastgehouden heeft, dan gebouwen of landschappen. Denk hier bijvoorbeeld aan spreekwoorden.

-  Een goede graadmeter voor een verantwoorde keuze is het enthousiasme en de belangstelling van de leerkracht voor een bepaald onderwerp. Een goed onderwijzer is door zijn woord en bezieling in staat het verleden weer leven in te blazen en zoals dat heet weer te doen bestaan. Het is een scheppend woord, dat de dingen in het bestaan roept.

M o g e l i j k h e d e n   v a n  b e h a n d e l i n g.

Theoretisch zijn er vier mogelijkheden om heemkunde in het basisonderwijs op te nemen.

1. Het heem of heemkunde als een apart vak, al dan niet op het rooster vermeld, behandelen. Het kan een combinatie zijn van de vakken lezen, tal, aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, verkeer en godsdienst. Men kan dan spreken van wereldoriëntatie vanuit het heem. In de meeste gevallen zal per week nog een aantal lessen moeten worden uitgetrokken voor een systematische behandeling van bovenvermelde vakgebieden. Het spreekt vanzelf, dat deze opzet nogal ingrijpend is en een groot beroep doet op de deskundigheid en inzet van de leerkracht. 

2. De gewone lessen volgens de gewone methode illustreren met
gegevens uit het heem. Dit is veel gemakkelijker dan model 1. Men
dient echter te beschikken over nogal wat kennis en belangstelling en
liefst ook over een systematisch opgezet boekje met gegevens.

3. Een volgende mogelijkheid is de behandeling in projekten. Een geschikte tijd daarvoor is bijvoorbeeld de periode april - juni in de zesde klas. De CITO-toetsen zijn dan achter de rug. Het is dan een mooie gelegenheid om "echt" geschiedenis te gaan geven.

4. Een combinatie van twee of drie van de voorafgaande modellen.

O p z e t v a n e e n b o e k j e.

In vele gevallen zal het onvermijdelijk zijn een voor de kinderen begrijpelijk en overzichtelijk boekje samen te stellen, aan de hand waarvan de onderwijzer zijn lessen kan geven. Het is zelfs gewenst dat zo'n boekje een beetje verzorgd gepresenteerd kan worden. Het is de vraag of stencils, al dan niet voorzien van wat tekeningen, in staat zijn voldoende belangstelling voor het heem op te wekken. Aan de andere kant zal in vele gevallen de oplage zo klein zijn, dat een geïllustreerde uitgave in druk niet verantwoord is. Het zou een interessante opgave zijn voor een werkgroep om eens na te gaan, onder welke voorwaarden een dergelijke uitgave gesubsidieerd kan worden door de gemeente. Het zou in bepaalde gevallen kunnen leiden tot een artikel 72 aanvrage. Onder het motief van een nieuw vak of althans een nieuw aspekt van een aantal vakken !

Voer voor wetgeleerden !

Wat nu volgt is een overzicht van een werkje, waarmee ondergetekende in zijn woonplaats bezig is. Het zou te ver voeren de geschiedenis en verantwoording van deze opzet toe te lichten. Er zitten aanvechtbare punten in en het geheel is beslist voor verbetering vatbaar.

Hoofdstuk

I Prehistorie. Ontstaan van het landschap, vroegere bewoning, grafheuvels.

II Vreemde volkeren in de Kempen. Romeinen, Franken, Spanjaarden, Fransen, Duitsers.

III Ontstaan van de dorpen (Hoogeloon, Hapert, Casteren). Oude gegevens, vormgeving, bewoners.

IV Geschiedenis van de kerken. Willibrordus, abdij van Tongerloo, ontstaan van parochies, huidige kerkgebouwen en hun patronen.

V Landbouw. In prehistorie, in Frankische tijd, in Middeleeuwen, boerderijen voor 1880, na 1880, rond 1930, heden. Boerenzegswijzen.

VI Handel. Met Romeinen, teuten, heden.

VII Nijverheid. In prehistorie, later, heden.

VIII De taal van de Kempen. Verzameling van Kempische woorden en uitdrukkingen.

IX Kempische liederen.

X Planten en dieren in de Kempen.

XI Wandel- en fietstochten door de gemeente.

XII Oude gebruiken.

Er kunnen nog verschillende hoofdstukken aan worden toegevoegd, bv. over kleding in de loop van de eeuwen, huizenbouw, welvaart en welzijn, onderwijs. Voorlopig hebben we echter onze honden nog vol.

Van een rasechte Brabander hoorden we eens: "Toen onze Lieve Heer op een schone zomerse zondagmiddag na het Lof eens buitengewoon goede zin had, toen heeft Hij de Brabantse mens geschapen. Kijk maar eens rondom u, het is de moeite waard."

En over die schone Brabantse mens gaat onze heemkunde.

 

Ga terug