Brabant Een of anders geen.

Heemkronijk jaar:1978, jaargang:17, nummer:2, blz.42 -45

B R A B A N T   E E N ,   O F   A N D E R S   G E E N !!

door: Dr. L.Pirenne

Het is nu ruim twee jaar geleden, dat bestuurlijk Nederland werd opgeschrikt door het vanwege de minister van Binnenlandse Zaken ingediende concept-ontwerp van wet Reorganisatie Binnenlands Bestuur, dat voorziet in de vorming van 26 miniprovincies. Noord Brabant zou hierdoor worden opgesplitst in vier z.g. miniprovincies, die naar de mening van de minister en zijn raadgevers dichter bij de gewone burger zouden staan. Bovendien zouden de ge westen, als intergemeentelijke samenwerkingsorganen juist nu op weg naar volwassenheid, overbodig kunnen worden verklaard. Hierdoor zou de vierde bestuurslaag tussen gemeente enerzijds en provincie en Rijk anderzijds kunnen worden vermeden en de doorzichtigheid van het bestuur groter worden.

De ingewikkelde, bestuurstechnische materie zijn er oorzaak van geweest, dat vooral in de kring van bestuurderen de reacties loskwamen. Ook in dit milieu van gedeputeerden, leden van gewestelijke raden en van gemeenteraden viel het plan in het algemeen - om het zacht te zeggen - niet goed, al kreeg de minister uiteraard enige steun, ook in Noord-Brabant. Het is niet mijn bedoeling daar bij deze gelegenheid verder op in te gaan. De meer ideële, laat ik zeggen de gevoelsmatige aspecten kwamen, voor wat Noord-Brabant betreft, in een tweede fase meer aan bod. Ik heb hier in 1976 meer over mogen en kunnen uiteenzetten op het zomerkamp van Brabants Heem te Huijbergen. Dank zij de stichting Brabants Heem heeft mijn daar gehouden toespraak ruime verspreiding gevonden. Ik mag naar dit artikel verwijzen voor een nadere motivering waarom ik tegen de vierendeling van Noord-Brabant ben en v6óór Brabant Eén.

Vandaag wil ik mij beperken tot de vraag of het zinvol is de actie tegen dit nu ontwerp van wet geworden plan tot Reorganisatie van het Binnenlands Bestuur voort te zetten en zo ja, op welke wijze. Het laatste jaar zijn de stemmen en is de stemmingmaking rond dit plan zoal niet verstomd dan toch verflauwd ondanks de omstandigheid dat de regering 4 januari van dit jaar twee wetsontwerpen bij de Tweede Kamer indiende, één tot reorganisatie van het binnenlands bestuur en één tot wijziging van de provinciale indeling, waarbij het aantal van 26 op 24 was teruggebracht.

De verkiezingen kwamen blijkbaar in zicht, de strijd om de stem van de kiezer brandde los, belangrijke tegenstellingen zoals de grondpolitiek en de vermogensaanwasdeling, gijzelingsdrama's en de verslechterende economische situatie van het land haalden de voorpagina's. Anderen vroegen zich of waar we ons eigenlijk druk over maakten. De zeer hoge kosten van deze bestuurlijke operatie zouden op zich al een reden zijn ervan of te zien. Maar zelfs de peetvader van het plan, minister De Gaay Fortman, zou in april van dit jaar op een bijeenkomst van C.D.A.-bestuurders van Gelderse gemeenten en gewesten en van het provinciaal bestuur van Gelderland gezegd hebben, dat hij een aantal van 24 provincies te veel vond voor een land als het onze. Uiteraard kunnen dit soort opmerkingen de strijdbaarheid van een actiegroep als Brabant Eén in negatieve zin beïnvloeden. Maar er zijn redenen om aan te nemen, dat het zeer gevaarlijk is zich op deze wijze in slaap te laten sussen.

De eerste is, dat ook als het aantal provincies minder sterk wordt uitgebreid Noord-Brabant zelfs bij de kleinst mogelijke celsplitsing in het geding is. Een tweedeling zit er altijd in. Ik vind, dat wij ons ook tegen deze gedachte moeten blijven verzetten. Bovendien komen we dan nog niet uit de problematiek. Ook als we er van uitgaan, dat er in historisch en ethnisch perspectief verschillen zijn tussen West-Brabant en het overige gedeelte van de provincie en we zouden dat structureel willen vertalen, dan zou er nog geen opdeling in twee min of meer gelijke delen mogelijk zijn. Het Westen zou een half miljoen inwoners hebben, het Oosten anderhalf miljoen. Om tot gelijkwaardige inwoneraantallen te komen zou Midden-Brabant met Tilburg bij West-Brabant onder de hoofdstad Breda gevoegd moeten worden. Maar in dat geval ontstaat er een werkelijk volkomen willekeurige cesuur dwars door de Meierij, een grens, die onzichtbaar voor iedereen ergens loopt tussen Moergestel en Oirschot, tussen Nieuwkuijk en Drunen, gebieden met dezelfde sociaal economische geleding, dezelfde dialecten, dezelfde boerderijentypen, dezelfde ecologie, werkelijk een sabelhouw over het land. En verschillen met West-Brabant erkennend vraag ik mij af of de inwoner van Chaam nu wel minder brabander is dan de burger van Goirle. Hij is zeker niet minder zuiderling. Vanuit mijn ervaring als rijksarchivaris kan ik zelfs vaststellen, dat familierelaties over onze huidige grens met België heen in Baronie en Markiezaat intenser zijn geweest en nog zijn dan in de Meierij.

Er zijn tekenen, die er op wijzen dat de overflowwalk, een prachtig brabants woord, - vanuit Holland naar West-Brabant - , hoewel vol risico‘s, ons ook een aantal door assimilatie bewust brabander geworden provinciegenoten oplevert.

Blijft de mogelijkheid ook van een tweedeling dus een gevaar, dat naar het oordeel van het comité Brabant Eén bestreden moet worden en dus onze waakzaamheid vergt, dan is er nog een ander, naar mijn gevoelen niet minder groot gevaar en wel, dat dit soort plannen - ook nu zij nog niet wettelijk zijn onderbouwd - een eigen leven gaan leiden. Er zijn voorbeelden genoeg daarvan.

In zijn nota "Naar een nieuw museumbeleid" dat op 8 december 1976 door minister Van Doorn aan de Tweede Kamer werd aangeboden, voert de bewindsman aan, dat er thans ongeveer evenveel regionale musea functioneren als er in de toekomst provincies zullen wezen. In de ruimtelijke ordening wordt ook reeds duchtig rekening gehouden met de verkaveling van de bestaande provincies terwijl in mijn eigen werkomgeving in de nota "Archieven Lagere Overheden", behandeld op 23 november 1976 te Amsterdam tijdens een ledenvergadering van de Vereniging van Archivarissen in Nederland, gepreludieerd wordt op de mogelijkheid de mini-provincies te betrekken in de planning van een beter gestructureerd Nederlands archiefwezen. 

Maar ook binnen Noord-Brabant laten voorstanders van de vierendeling zich niet onbetuigd om plannen te smeden, die op deze verkaveling vooruit lopen. In de geleidebrief bij de begroting 1977 van het stadsgewest Breda doet het dagelijks bestuur het voorstel om in Den Haag te vragen West-Brabant aan te wijzen als proefprovincie volgens het mini-provincie-idee van minister De Gaay Fortman.

Woordvoerders Etten-Leur en Oosterhout, welke gemeenten zich tegenover het stadsgewest Breda altijd afstandelijk hadden opgesteld reageerden nogal positief.

Gelukkig toonden de burgemeesters van Bergen op Zoom en Roosendaal zich veel gereserveerder. Het brabants saamhorigheids-bewustzijn komt in de westhoek trouwens in het algemeen sterker tot uiting dan in Breda (cf. "De Stem" van 1 en 2 december 1976). In de vergadering van de Provinciale Staten van 13 december 1976 pleitte mevrouw Ina Muller ervoor om het welzijnsbeleid nu al te regelen tegen de achtergrond van het bestaan van 24 mini-provincies.

Kijk, op deze wijze liggen de nieuwe grenzen al vast in allerhande rapporten, bestaat de nieuwe provincie al voor zij bestaat en groeit er een gevoel van fatalisme, dat door het uit Roosendaal afkomstige Statenlid Bosselaar in diezelfde vergadering van 13 december als volgt werd geformuleerd: "Brabant wordt toch gevierendeeld, ondanks onze uitspraken". Dat verder verzet zinvol is blijkt dus zonneklaar. Rest ons na te gaan op welke wijze aan dit verzet vorm kan worden gegeven. Tot nu toe heeft het comité Brabant Eén getracht voornamelijk achter de schermen de opinie te beïnvloeden. Ik moge in dit verband verwijzen naar de handtekeningenactie van voorjaar 1976, die meer dan 7000 positieve reacties opleverde, naar contacten met vooraanstaande brabanders, waaronder politici, naar de verspreiding op ruime schaal van de brochure "Waarom wij tegen een vierendeling van Noord-Brabant zijn", naar de persconferentie van 12 mei 1976, naar diverse spreekbeurten.

De golfslag van dit soort acties drong echter te weinig door in de kringen van de doorsnee brabander, die wat verder afstaat van het bestuurlijk gebeuren. In het begin van dit jaar heeft het comité getracht via het carnavalsgebeuren aandacht te vestigen op de weerstand die een dreigende vierendeling bij vele brabanders oproept. Een te late start is er oorzaak van geweest, dat de liederen "We laten Brabant niet delen" en "Papa Gaay, je kunt 't mooi versieren" minder gezongen zijn dan het comité had verwacht, al hebben zij alom geklonken. Er zijn onder ons ook voorstanders geweest, die vreesden dat een ludieke presentatie van ons protest de indruk zou kunnen wekken, dat we het probleem minder au sérieux namen. In de vuist van Duijs won het carnaval het inderdaad van het protest, al hebben ze in Den Haag ongetwijfeld gekeken en er van opgekeken.

Toch is het verzet pas echt geloofwaardig indien het van onderop gevoed wordt. Je kunt daarbij kiezen voor een breed geschakeerd comité waarin zoals dat heet alle geledingen zijn vertegenwoordigd. Maar is het niet veel eenvoudiger gebruik te maken van een reeds bestaande organisatie van bewuste brabanders zoals we die kennen in de kringen van Brabants Heem.

In mijn contacten met politici is mij dikwijls gevraagd wat Brabant dan wel voorstelt, wat de identiteit van deze provincie is. Ik heb daar in Huijbergen over gesproken en bij die gelegenheid ook een poging gedaan om daar een antwoord op te geven. Toch blijft het een moeilijke zaak een bevredigende formulering te vinden hoezeer men die identiteit als een werkelijkheid ervaart. Ik zou willen wijzen op een recente uitspraak van N.K.V.\Spit toen hem gevraagd werd wat de identiteit van het N.K.V. dan wel was. "Er zitten - zo merkte hij op - elementen in die je misschien kunt aanwijzen, maar het is ook in heel sterke mate een gevoelskwestie. Want wat is de identiteit van je eigen huis? Dat is de wijze waarop je het hebt ingericht; dat heb je zelf gedaan. Is het huis daarmee beter dan elk ander huis? Nee, maar het is wel je eigen huis. Het heeft een eigen historie, opbouw, mentaliteit, omgangsvormen, motivaties, enz.

Iemand die in vakbondskringen thuis is kan met een blinddoek voor vaststellen of hij op een congres zit van het N.V.V., het N.K.V. of het C.N.V., niet eens door de namen, gewoon de verschillen in sfeer en aanpak, de manier waarop over zaken wordt gesproken. Identiteit is dus een breed begrip, waarin veel zaken een rol spelen ("de Tijd", nr. 155 d.d. 26 augustus 1977, blz. 7).

Vervangt N.V.V. door Noord-Holland, het N.K.V. door Noord-Brabant en het C.N.V. door Friesland en U weet, waarom Noord-Brabant voor ons het eigen huis is, weliswaar met verschillende kamers maar toch onder één dak. In dit huis gaan we plezierig en zonder ellebooggedoe met elkaar om, goed van vertrouwen en met zin voor de betrekkelijkheid der dingen. We zijn hier thuis vanwege de nestgeur en omdat we niet buiten elkaar kunnen. We roepen meestal niet hard en lopen niet voorop, maar laten we nu eens één keer blijk geven van het feit dat we ook lastig kunnen zijn als we de aanzegging krijgen ons herenhuis te verlaten om ons over vier woningwetwoningen te verdelen. Niemand heeft het morele recht hiertoe, want Noord-Brabant is geen huurhuis, waarvan de huur kan worden opgezegd, maar ons eigendom, waarvoor tot op de dag van vandaag generaties zich hebben ingezet.

(P.S. : deze rede van dr. L. Pirenne werd in Oisterwijk uitgesproken tijdens een besturendag van de Stichting Brabants Heem op 25 augustus 1977.)

Ga terug