Benamingen van ons heem.

Heemkronijk jaar:1978, jaargang:17, nummer:1, blz.14 -19

B E N A M I N G E N   V A N   O N S   H E E M.

door: J. Paans

Zoals uit de titel te begrijpen valt, ligt het in de bedoeling, u wat te vertellen over de vele soorten van namen, die in ons Heemgebied kunnen voorkomen.

Vrijwel dagelijks komen wij in aanraking met onze "voornamen" (praenomina), ook wel onze "doopnamen" genoemd.

Het is uiteraard niet de bedoeling van dit artikel om uitvoerig de hele geschiedenis van dit namengebied te gaan uitleggen; maar voor een iets beter begrip van de omvang van de naamkunde, moet er toch een aanvangstijd worden aangenomen.

In de eerste drie eeuwen van het Christendom, dat is de tijd dat zij hevig vervolgd werden, droegen zij namen met een nog sterk heidense inslag, welke langzaamaan toch een Christelijk kenmerk kregen.

De namen zijn onder te brengen in een aantal rubrieken, bijvoorbeeld:

Namen van bloemen : Florentius , Fucia, Liliosa.

Namen van deugden ; Charitas, Elpis.

Namen van dieren : Agnes, Aquila.

Namen van feesten : Epiphanius, Paschasia.

Namen van geaardheid: Constantia, Generosus.

Geloofswaarheden : Anastasius, Redemptus.

Namen van getallen: Primenius, Secundinus.

Namen van godheden: Apollinaris, Bachius.

Namen van historische personen: Apelles, Pompeius.

Namen van kleuren : Albina, Fusca.

Namen van landbouw: Cicercula, Rustica.

Namen van landstreken: Ciprianus, Dalmatius.

Namen van lichaamsvormen; Callistus, Longina.

Namen van maanden : Decembrina, Martius.

Namen van rivieren: Cidnus, Nilus.

Namen van slafelijke afkomst: Servilius, Vernacula.

Namen van strijd voor het geloof: Valens, Victricius.

Namen van vreugde om het geloof : Gaudentius, Hilaritas.

Namen van vroomheid: Deicola, Pientia.

Namen van waarzegging; Augurius, Auspicius.

Namen van zeevaart: Marinus, Navalis.

De Christelijke namen hierboven, waren de belijdenis van het begrip, dat de bekering uit het heidendom en het ontvangen van het H. Doopsel, de mystieke betekenis van een sterven en begraven van de oude mens, en een wedergeboorte door Christus, hadden.   

Na de bekering van West Europa hebben de heiligennamen hun deel onder de praenomina maar langzaam verkregen. Het overgeleverde gebruik om de kinderen naar de voorouders te blijven noemen is buitengewoon sterk blijven voortleven. Het taaie voortbestaan van de oud heidense namen bij de Christen volken, hoeft ons niet te verwonderen, want dat het zeer natuurlijk is, wordt erg simpel bewezen doordat de Roomse Heiligennamen nog altijd trouw in gebruik zijn gebleven bij onze eigen niet-Katholieke landgenoten.

Wat sedert de zestiende eeuw met de persoonsnamen onder ons plaatsvond, mag ook vermoed worden plaats te hebben gevonden bij de Kerstening van onze voorouders.

Hoe ging het in ons land sedert de Hervorming?

Vader verliet de moederkerk maar behield wel zijn doopnamen en ook zo de kinderen. Al kregen de nakomende kinderen geen eigenlijke doopnaam meer, ze bleven toch geregeld naar grootouders of naaste verwanten genoemd worden. Dit vinden we in de doop- en grafboeken van de Protestantse kerken en in andere archieven. Ook thans gaat het nog niet anders.

Oorspronkelijk hebben de ouders het kind een naam gegeven bijvoorbeeld als een "wens": "hij moge sterk zijn als een beer" :"Bernhard”. Na verloop van tijd begrepen de Germanen de namen op zich niet meer en zochten zij voor het kind een naam die op een of andere manier de naam van de ouders bevatte, zonder op de betekenis te letten.

Hoe kan er bij het geven van een doopnaam overeenstemming betracht worden tussen vaderland en Kerk? Ook bij het "dragen" van de doopnaam, heel het leven door, komen deze twee met elkaar in aanraking Hier hebben we te maken met de verschillende omstandigheden en de eisen van het leven, bijvoorbeeld het inschrijven in het doopboek en de registers van de Burgerlijke stand, kennisgeving in de leesbladen, het dagelijkse gebruik in de huiselijke- en vriendschappelijke kring.

Waard om te vermelden is, dat er in de laatste eeuwen bij ons, Nederlanders, een zonderlinge gewoonte is ontstaan, waardoor een uitzondering met de landen om ons heen tot stand is gekomen. Men schijnt zich in te beelden, dat Nederlandse vormen niet veel meer zijn dan verbasteringen van Heiligennamen. De waarheid is eigenlijk, dat we in de laatste eeuwen van de Deftigheid de goede vormen hebben verwaarloosd. Het gevolg is geweest, dat we, als Nederlandse vormen, niet veel meer dan de afgekorte vormen van het alledaags gebruik hebben overgehouden en deze vinden we natuurlijk te "ordinair". Andere volken schamen zich niet hun voornamen, ook bij de meest officiële gelegenheden, in hun eigen moedertaal naar buiten te brengen. Zij staan er zelfs op om in de kerken afgelezen te worden in hun eigen Franse-, Duitse-, Engelse voornamen. Wij menen maar altijd, dat we, openlijk optredend, eerst dan naar behoren voor de dag komen, als we in het Latijn worden aangediend. En toch hebben wij in de Nederlandse taalschat wel degelijk vaderlandse namen, die goede en waardige vormen zijn voor de Griekse- en Latijnse doopnamen. Zo werden dan door het Latijn de oude Nederlandse vormen verdrongen, want we hebben ze in vroeger eeuwen wel echt bezeten, de namen, die geheel volgens het Nederlandse taaleigen, op waardige wijze, de Kerkelijke namen vervingen:

Petrus - Pieter; Elisabeth - Liesbet; Martinus - Maarten.

Menige oud-vaderlandse naam, die door de Latijnse vorm van de kroniekschrijvers, zijn zuiverheid had verloren, droeg in de moedertaal veel zuiverder zijn afkomst en betekenis ten toon.

En zoals de oud-Germaanse persoonsnamen nu nog voortleven in de hoog- en nederduitse geslachtsnamen zoals boven besproken, zo staan de middeleeuwse, goed Nederlandse vormen, nog te lezen in hedendaagse geslachtsnamen bijvoorbeeld Evertsen, Gijsberts, Martens, enz., ook in de plaatsnamen en, natuurlijk, in de oorkonden van onze geschiedenis. Namen als: Jaap, Klaas, Leendert, Toon, Karel, Thijs of Ties, getuigen voor eenvoud van zeden, zij spreken van open trouwhartigheid, ze zijn kort en krachtig, zij geven de zin weer van de stevige grondslag, die landman en werkman altijd voor de maatschappij zijn en zullen blijven. 

Een "naamloos" mens is in onze samenleving niet denkbaar; als men spreekt over meneer dinges of mevrouw X, omdat men zijn of haar naam niet kent, een naam hebben ze wel.

Men hoort zijn naam met trots te dragen. Meestal niet omdat de naam zo mooi of welluidend is, maar, de naam neemt een zo belangrijke plaats in het leven van een mens in, door het feit, dat hij zelfs met het "fatsoen" van de drager vereenzelvigd wordt. Het is een grote eer, “te goeder naam en faam“ bekend te staan, en we worden woedend wanneer onze eer en goede naam door het slijk gesleurd wordt. 

Zeer veel zakenlieden hebben hun populariteit en hun slagen te danken aan hun goede firmanaam. Hoe voornamer iemand is, des te meer zal hij zijn naam beschermen en verdedigen.

De naam is een voorteken "Nomen est omen". Hierboven is al gesproken dat men een naam met "ere" hoort te dragen. Dit is waarschijnlijk nog een overblijfsel uit de tijd, dat de naam nog zijn echte betekenis droeg. Toen men echter zo ver was gekomen, dat men niet meer lette op de betekenis, maar te werk ging op de manier van "als het (..) maar een naam heeft", kreeg men ook rare dingen te zien, bijvoorbeeld: "Agnes", d.i. "lammetje", bleek een monster te zijn van kwaadaardigheid.

"Frederik", d.i. "rijk aan vrede", was de grootste ruziezoeker uit zijn omgeving; "Grotendorst" bleek een overtuigd geheel-onthouder. Dit systeem hanteren we nu nog en het erge hieraan is, dat we ons neergelegd hebben wij deze slechte toestand. `

Wat is een "voornaam" en wat is een "Familienaam"?

We weten dat wel ongeveer, maar van een Chinese naam bijvoorbeeld zijn we daar niet erg zeker van.

De oudste namen weten we uit de Bijbel, dit waren waarschijnlijk "voornamen": "Jozua de zoon van Nun".

De Bijbel spreekt ook van "Het geslacht van Abraham, Izaak, David, enz.“. Als we dan verder nagaan, dat vele geslachten de Bijbelse naam als geslachtsnaam dragen, rijst de vraag waar moeten we deze naam dan onderbrengen. Het zelfde verschijnsel komt voor bij onze meer direkte voorouders, de Germanen.

Uit de oude doop- en trouwregisters van omstreeks 1650, blijkt dat "achternamen" nog zeer zeldzaam waren. De naam "Willem Barents" lijkt wel een komplete voor- en achternaam, maar in feite is het "Willem, zoon van Barent"; misschien wel naar voorbeeld van de Bijbel. Dikwijls werd ook een beroep vernoemd en als het beroep van vader of zoon bleef overgaan, werden deze "toenamen" erfelijk bijvoorbeeld:

. Mulders = zoon van de Mulder = molenaar;

. Deckers = zoon van de (lei) (stro) dekker;

. Timmermans = zoon van de timmerman.

Bij Keizerlijk decreet van 18 augustus 1811, moest ieder, voor zover nog niet in het bezit daarvan, zich voorzien van een geslachtsnaam. In grote delen van het land werd dit gewoon voor kennisgeving aangenomen. Wederom bij Keizerlijk decreet, van 17 mei 1813, werd bepaald, dat de mensen vóór 1 januari 1814 verplicht een naam moesten hebben, met de bepaling anders een grote straf te krijgen. Dit hielp wel wat, maar veel, humoristisch aangelegde, mensen hebben toen een naam aangenomen, waarvan men later pas de nare gevolgen ondervond; niet in de zin van :"Hoe komen wij aan onze naam?" maar van "Hoe komen wij er weer vanaf?"

Een komplete verzameling van - alleen in het Nederlandstalige ge bied - gebruikte geslachtsnamen, heeft een zeer grote omvang, omdat men er nagenoeg alle woorden in vindt van een gewoon woordenboek. Verzin maar wat, er is bijna zeker een naam van.

Na het herstel van onze onafhankelijkheid werd bij Koninklijk Besluit van 8 november 1825, onder bedreiging van boete, bepaald, dat (citaat); "in aanmerking nemende, dat het in sommige gedeelten des Rijks nog steeds plaats vindt, om geen eigelijke geslachtsnaam te voeren, maar in tegendeel veranderlijke namen te dragen, en deze telkens bij verandering van woonplaats met andere namen, die ontleend worden van plaatsen of erven welke opnieuw met der woon betrokken zijn, te verwisselen." Ieder, die nog geen vaste geslachtsnaam had, binnen zes maanden er een zou hebben te kiezen en daarvan bij de ambtenaar van de Burgerlijke stand een verklaring af te leggen.

De Zuid-Nederlandse namen vertonen nog steeds een opmerkelijk verschil met de Noord Nederlandse. De laatste zijn veelal in een nieuwere spelling geschreven, de Zuid Nederlandse vertonen nu nog middeleeuwse spelling: 

bijvoorbeeld Keersmaekers – Kaasmakers

Duerwaerder - Deurwaarder

Muelebrouck - Meulenbroek

De Cuenynck - De Koning

Er is natuurlijk nog veel interessants te vertellen, menig boekwerk hierover is reeds verschenen. Hier volgen nog enige voorbeelden van de onderverdeling van soorten van namen:

voornamen als geslachtsnaam: Maarten - Martens

voornamen met een Latijns tintje; Bolle - Bolsius

bijbelse namen: Abel - Abelen; David - Davids

namen van beroepen: Beenhouwers; Biersteker, Schepers, Viergever – vuurgever namen van landen: Van Beijeren; De Griek, Van Hessen, De Kempenaer

namen van steden; Van Asten; Van Mierlo; Van Lierop; Van Gennip; Berkers

bepaling van plaats: Agter; Van Boven; Van de Eijnden, Van Ginderen, Van der Westen. bouwwerken: Van de Burgt; Van de Toren; Huizinga

dierenrijk; Evers; Konijn; Koolhaas; Adelaars, Kievits, Pauw

drinken en roken: Suurbier; Tebak; Toeback

ekonomie: Aalmoes; De Baat; Krediet

eigenschappen: Frissen; Kragt; Regtop

familiebetrekkingen: Bestebreur; De Voogt

geschiedenis: Bestevaer; De Geus; De Zwijger

gereedschappen: Bijlmaker; Houtepen; Planken, Vingerhoets

jacht en visserij: De Jager; Spoor; Valkenaer, Van de Hengel; Vissers, Vuijk.

kleuren: Blaauw; Blank; De Bont

landbouw: Van de Akker; Paanakker; Steenakker; Botermans; Gilder

uiterlijkheden: De Kleine; Dikkers; De Mooi; De Reus; Schriel; De Vette

muziek, zang en dans: Blazer; Bongers; Schellens; Veddeleer; De Zanger

topografische namen: Van Donk; Van de Berg; Van Hoek; Van Hoorn; Van Oord; Van Winkel; Van Wijk; Van Beek; Van Vliet

adelijke namen; Van Limburg Stirum; Quarles van Ufford; Von Tuijll van Serooskerken

Een volgende keer over andere verschijningsvormen van namen uit ons heemgebied.

Bronvermelding:

J.J. de Graaf: Nederlandse doopnamen,1915.

J.A. Meyers en J.C. Luitingh: Onze voornamen, 1963.

A. Hallema; Wat zegt een naam, 1946.

M. Schönfeld; Nederlandse waternamen, 1955.

A. Huizinga: Encyclopedie van namen, 1955.

P. Vinc van Wijk: Boerderijnamen.

Karsten: Noord-Hollandse plaatsnamen, 1951.

Ga terug