Michiel Roelofsen van Leende.

Heemkronijk jaar:1977, jaargang:15, nummer:2-4, blz.29 -33

MICHIEL ROELOFSEN VAN LEENDE

door: A.F.N. van Asten

In onze Heemkronyk (1) zijn in 1971 een tweetal beschouwingen verschenen naar aanleiding van een aantal tentoonstellingen van o.a. laat-gotische beeldhouwkunst uit Brabant die gehouden werden in ‘s-Hertogenbosch, Heeze en Leuven.

In Heeze was bij gelegenheid van de 14de Brabantse Dag een tentoonstelling van "Oude Kerkelijke Kunst uit de Zuidelijke Nederlanden" ingericht door Drs. Knippenberg conservator van het bisschoppelijk museum van het bisdom Den Bosch en J. Aerts uit Heeze. Op die tentoonstelling in Heeze waren ondermeer beelden te bewonderen afkomstig uit de St. Petrus kerk te Leende. (2). Hierbij vielen volgens de catalogus twee eikehouten beelden op van respektievelijk St. Catharina en St. Barbara (?), ze waren nog maar juist door J.W. Mares uit Maastricht gerestaureerd. De beelden zijn ongeveer 100 cm hoog en volgens de deskundigen rond 1480 - 1500 vervaardigd. De maker van deze beelden is onbekend en wordt daarom slechts aangeduid als de Meester van de Heiligenbeelden van Leende.

De zeer bekende Drs. Pater Gerlach O.F.M. Cap. die zeer veel onderzoekingen over de beeldende kunst in Brabant heeft gedaan en talrijke publikaties daarover heeft laten verschrijven, schrijft in 1971 dat er te 's Hertogenbosch een zekere Michiel Roelofsen van Leende zich rond 1494 als beeldhouwer bij het Schrijnmakersgilde had laten inschrijven, terwijl dezelfde in 1509 bij het opstellen van het statuut van het gilde der schrijnmakers als "meester" van dat gilde wordt genoemd. Verder schrijft P. Gerlach:  Misschien mogen we deze laatste (Michiel Roelofsen van Leende) in verband brengen met de "meester van de Heiligenbeelden uit Leende" die op de tentoonstelling van "Beelden uit Brabant" bekend is geworden (3). Deze tentoonstelling van beelden uit Brabant was in 1971 te Den Bosch gehouden en omvatte laat-gotische kunst uit het oude Hertogdom 1400 - 1520.

En tenslotte werd in 1974 op initiatiet van de “werkgroep historie” van de stichting "Torenfeesten 1474 — 1974", die ook het boek "Dyt Gheyt aen der kyrcken van leent" schreef, in Leende een expositie gehouden van alle beelden die tot dan toe van de Meester van de heiligenbeelden van Leende bekend waren. Het feit, dat alle beelden daar aanwezig konden zijn, was uiteindelijk mede te danken aan drs. Trudo J. Gerits O. Praem. van Averbode, die de laatste barrière met behulp van enkele leden van de werkgroep, die zich hiervoor sterk hadden gemaakt, wist te overwinnen. Voor de catalogus schreef Guido de Werd - "ontdekker" van de Meester van de heiligenbeelden van Leende - een inleiding (4) .

Nog onlangs is bij een antiquair in Meerveldhoven een beeld te koop aangeboden voorstellend een staande mannelijke heilige en dat eveneens aan de Meester van de heiligenbeelden van Leende wordt toegeschreven. Dat die Meester van de Heiligenbeelden van Leende en Michiel Roelofsen van Leende een en dezelfde persoon zouden zijn, blijft tot nu toe een hypothese. Er kunnen immers diverse beeldhouwers voor die naam van Meester in aanmerking komen, denk b.v. maar aan Johannes de Heze, beeldenmaker, waarvan Gertrudis als zijn weduwe met drie kinderen in een Bosch protokol rond 1485 wordt genoemd.

Misschien kunnen de kunstkenners er eens klaarheid in brengen en weten ons dan tevens precies te vertellen wie de makers zijn van al die laat-gotische beelden in Brabant en weten ze dan exakt welk beeld bij welke beeldhouwer hoort!

Hopelijk kan ik aan ‘t oplossen van deze puzzel "van wie, wie is", een stukje bijdragen door het hierna volgende dat ik in de Bossche protokollen heb gevonden en dat naar mijn weten nog niet eerder gepubliceerd is.

Zo vonden we voor de schepenen Theodorus Borchgreve en Joannes van Ravenschot van ‘s-Hertogenbosch in 1521 een deling. Hierbij worden de goederen verdeeld die aan Willem Scilder hebben toebehoord. (5).

Bij deze goederen worden er percelen land genoemd, gelegen in Maren en Lithoyen. Uit die akte blijkt dat Willem in 1521 slechts twee natuurlijke dochters heeft achtergelaten en wel Lery (A) en Luytgart (B) waarvan de moeder onbekend is.

A. Lery, natuurlycke dochter wijlen Willem Scilder. Zij was in 1521 weduwe van Goyart Goyart van Lanckvelt die een zoon was van Lonys v. Lanckvelt. Met haar werden als haar drie kinderen genoemd:

Heer Lonys van Lanckvelt, priester en Katherijn en Aleit van Lanckvelt; voor deze laatste Aleit trad op: -Adam van Wijflet als man ende momboir Aleyten zijnder huysvrouwen, dochter der selver Leryen ende wijlen Goyarts voorscreven. - Met deze Goyart van Lanckvelt en Lonys de zoon bevinden we ons in gezelschap van de beroemde taalgeleerde Macropedius, die Goyart van Lanckvelt heet en die rond 1475 in Gemert is geboren en waarnaar het in Gemert bestaande Macropedius College is genoemd.

We gaan hier nu niet verder over uitweiden en zullen Dr. L. van Dijck uit Den Bosch, voor onze Heemkronyk geen onbekende, hierover verder inlichten wat we aan "van Lanckvelt" hebben gevonden.

B.  Luytgart, eveneens een natuurlijke dochter van Willem Scilder. Zij is vóór 1521 overleden en is gehuwd met Everart Hulsseman, ook vóór 1521 overleden. Als dochter van Everart en Luytgarf zien we Heylwich, zij is vóór 1521 overleden en was gehuwd met Michiel Roelofsen van Leende. Deze Michiel nam in 1521 als weduwnaar  deel aan de boedelscheiding van Willem Scilder. Michiel overleed vóór 1537. In 1521 waren er zes kinderen van Michiel en Heylwich, te weten:

1. Roelof. Hij wordt bij die deling in 1521 genoemd en is de oudste zoon, zo geheten naar zijn grootvader. Roelof is denkelijk in het laatste kwartaal van de 15de eeuw geboren en vóór 1537 overleden.

2. Everart. De naam kreeg hij van zijn grootvader van moederskant Everart Helsseman. Hij wordt in 1521 genoemd en is in 1564 overleden.

3. Anna. Ze is reeds in 1521 gehuwd met Robbrecht van Gheynderick, in 1537 heette hij Robbrecht Geritssoen. Ze zijn beiden tussen 1537 en 1564 overleden.

4. Maria. Was in 1521 ongehuwd. Ze blijkt in 1537 gehuwd te zijn met Ysebrant  Willemssoen, beiden voor 1564 overleden.

5. Emerentiana. In 1521 nog ongehuwd, overleed na 1564. Zij was in 1537 gehuwd met Peter van Ophoeven.

6. Aleyt. Eveneens in 1521 nog ongehuwd, overleed vóór 1564 en was in 1537 gehuwd met Gorys Peterssoen; deze laatste werd in 1564 als weduwnaar van Aleit genoemd. Hij heette dan Gregorius Peeterssoen van Ghijsenroy.

Uit deze laatste toevoeging blijkt zijn afkomst uit het in de buurt van Leende gelegen Zesgehuchten en wel uit een van die zes gehuchten dat Ghijsenrooy is geheten en dat nu nog ligt in het westelijk deel van Geldrop in de buurt van de E3-weg.

Op 10 dec. 1537 verschijnen voor de schepenen van Den Bosch een aantal personen om een boedelscheiding op te gaan maken en de nagelaten goederen en vorderingen van wijlen Michiel Roelofs zoon van Leende te verdelen (6). 

Uiteraard zijn dat bij een erfdeling van de door hun ouders achtergelaten goederen al de kinderen; hierbij treden voor de gehuwde dochters hun echtgenoten op en voor als er minderjarigen (onder de 24 jaar) zijn en meerderjarige ongehuwde dochters hun momboren of voogden.

Uit deze boedelscheiding van 1537 blijkt dat Michiel ook nog een broer Gabriel Roelofszoon heeft gehad en dat er nog vijf kinderen in leven waren, waarbij een zoon en vier gehuwde dochters.

Boven de akte staat heel klein geschreven in het latijn: "divisio bonorum quondam Michaeljs Roelofs de Leende".

In het Nederlands is dat: de verdeling van de goederen van wijlen Michiel Roelofsenzoon die van Leende afkomstig is. We laten hierna beknopt de inhoud van deze erfdeling volgen. Hierbij werd toegewezen aan:

1. Everart de zoon:

- een jaarlijks te betalen erfpacht van één mud rogge uit de helft van een hoeve met haar toebehoren, gelegen in Oisterwijk ter plaatse Udenhout en geheten den Winckel; deze hoeve was vroeger van Claes van den Staeck en Gerard van Kuyck geweest.

- een jaarlijks erfpacht van een half mud rog te betalen uit onderpanden te Helvoirt gelegen ter plaatse die Rechtestraat; deze pacht had Michiel Roelofsen indertijd verkregen van Claes zoon Bartholomeus s Papen.

- een cijns van sess ponden payments, jaarlijks te betalen uit een huis gelegen in de Vuchterstraat te Den Bosch dat toebehoort aan Henrick van Braegel, spelmaker.

2. Robbrecht, als gehuwd met Anna:

- een pacht van een mud rogge, jaarlijks uit onderpanden te St. Oedenrode gelegen bij de goederen te wyer.
- een pacht van een mud gerst, deze pacht evenals de vorige afkomstig van Everart Hulsseman, die had ze gekocht gehad van Willem van den Wyer volgens brieven van St. Oedenrode.

- een stukje land of akker, gelegen in St. Oedenrode ter plaatse int holenter.

3. Ysebrant als gehuwd met Marie:

- een cijns van 8 rijnsgulden jaarlijks uit een cijns van 36 rijnsgld. (‘t stuk tegen 40 grooten vlaems gerekend) en afkomstig van Meester Goessen van Halle, stadhouder van de drossaard tot Oosterhout en rentmeester van de Heer van Chautrain tot Oosterhout volgens drie schepenbrieven van Oosterhout, deze cijnsen moesten nu door de kerk van Oosterhout betaald worden en wel één van 8 gld aan Michiel Roelofs. 't Is voor de hand liggend te veronderstellen dat Michiel als beeldhouwer voor de kerk van Oosterhout gewerkt heeft en daardoor deze vordering heeft.

4. Peter, als gehuwd met Emerentiana:

- een pacht van een mud rogge uit onderpanden te Someren ter plaatse aen gheen houbraken, van dit mud rogge had Michiel een half mud van zijn broeder Gabriel verkregen.

- een akker van drie mouwerlants, genoemd de schilders acker en gelegen in de parochie van Oss "bij den gemeynen wech aldair genoempt den Ossenwech". Deze akker was aan Michiel en zijn kinderen bij een erfdeling van de goederen wijlen Willems Schilder ten deel gevallen samen met de last van jaarlijks “dordalven“ stuiver (= 2½ st.) daaruit te betalen.

5. Gorys, als gehuwd met Aleit:

- een erfpacht van een mud rogge uit onderpanden te Oisterwijk ter plaatse te Udenhout gelegen. Deze pacht had Goyart van Lanckvelt Lonyszoon in koop verkregen van Cornelis zoon van Willem die canter en na Goyart aan Michiel en zijn kinderen bij erfdeling van de goederen van Willem Schilder.

- een cijns van 30 schillingen jaarlijks te betalen op Sinte Remys de belijder uit onderpanden te Lithoyen en die Michiel en zijn kinderen bij deling waren aangekomen.

- 54 carolus gld, gekomen van de verkoop van 3 mergen land gelegen in Lithoyen ter plaatse after scadewijck.

Behalve een regeling over de opbrengst van land gelegen te Maren is dit wel 't voornaamste uit deze erfdeling in 1537 van de goederen wijlen Michiel Roelofsen.

Op 13 april 1564 zien we voor de schepenen van Den Bosch nog twee kinderen van wijlen Michiel Roelofsen van Leende verschijnen en wel Everart en Emerentiana tezamen met Gregorius Peeters zoon van Ghijsenroy die optreedt als weduwnaar van Aleyt hun zuster. Everart en Emerentiana verklaren van Gregorius als weduwnaar van Aleyt, de helft van alle huisraad ontvangen te hebben waarin Aleit bestorven is en die ze achtergelaten heeft en waarin Gregorius als weduwnaar zijn tochte (= het vruchtgebruik) had en Everart en Emerentiana het erfrecht hadden. De twee partijen zijn volledig akkoord en Everart en zijn zuster schelden Gregorius over alles kwijt (7). 

BRONNEN:

1. Heemkronyk 10 de jaargang nr. 3 nov. 1971, blz. 47 en 49: artikelen van A. Jansen en J. Aerts: De Meester van de Heiligenbeelden van Leende.

2. Catalogus "Oude kerkelijke kunst uit de zuidelijke nederlanden", tentoonstelling te Heeze gehouden in 1971; hierin de nrs. 20 en 21 resp. Catharina en Barbara, beiden eikehouten beelden met resten van oude polychromie, ca. 1500.

3. - Varia Historica Brabantica, deel IV, Den Bosch 1975; blz. 353 en 363, "Michiel Roelofs van Leende" in artikel van P. Gerlach O.F.M. Cap.

- Catalogus van de tentoonstelling "Aspekten van de Laatgotiek in Brabant" gehouden in Stedelijk Museum te Leuven 1971; blz. 463-471 in artikel van P. Gerlach.

4. Catalogus "De Meester van de Heiligenbeelden uit Leende/De kunstschatten van de kerk van St. Petrus Banden te Leende", Leende 1974.

5. R.A. Den Bosch, R1841; folio 42 t/m 47 verso; volgens de namen der schepenen in ‘t jaar 1521.

6. R.A. Den Bosch, R 1842; folio 680 t/m 682; d.d. 10 dec. 1537.

7. R.A. Den Bosch, R 1385; folio 306; d.d. 13.4.1564.

 

Ga terug