We gaan weer zelf zingen (vervolg).

Heemkronijk jaar:1977, jaargang:16, nummer:2, blz.41 -43

W I J   G A A N   W E E R   Z E L F   Z I N G E N.   (Vervolg.)

door: Dr. Tj. de Haan

Eerder was door al in Vlaanderen Wannes van de Velde die net als "'t Kliekske" graag het dialekt gebruikt in zijn liederen en een zingend volkshart gaf aan het maatschappij-kritische Mistero Buffo, een modern mysteriespel naar Dario Fo, onvergetelijk hoogtepunt van een recent Holland Festival en Brabantse Dag. Ook de Rode Fanfare van Walter de Buck (Gent), die zich denderend liet horen bj de "vernissage" van Jaap van de Merwe's "Gij zijt kanalje, heeft men ons verweten!" Het proletariërslied in Nederland en Vlaanderen (1974), is puur volks en hartveroverend, met een eigen nieuw-oude volksmuziek, die profijt trekt van "Het Volksleven in het Straatlied", meer dan 300 Gentse straatliedjes, gecommenteerd, in muziek opgenomen, en tot bundels gevlochten met pianobegeleiding door Richard Vankenhove en Adhémar Lepage (vader van de arrangeur Bert Page), een kloek boek uit 1932.

De specialist voor het volksmuziekinstrument is Hubert Bone , die met de volkskunstgroep "De Vlier" te Nederokkerzeel (bij Brussel) een stuk of wat goed verzorgde platen maakte, die royaal informeren over alles wat met hun muziek te maken heeft. Zij brengen o.a. een "Alewijn" (uit Poppel), met verstommelde tekst, op een van de mooiste Halewijn-melodieën die men tot nu toe heeft teruggevonden. Met een boek over de vlier heeft Hubert Bone zijn naam bevestigd.

Zo ziet de "revival" van het eigen volkslied eruit, diep in de jaren zeventig van deze eeuw. Tijdens folk-festivals die in 1970 te Utrecht en in 1971 te Eindhoven werden ingericht, verbaasden de buitenlandse groepen zich erover, dat de Nederlanders allemaal in het Engels zongen. In 1974, in Utrecht, verwonderden zij zich over de onvermoede rijkdom van het Nederlandse volksliederenrepertorium. Niet minder verblijd was schrijver dezes, in het door hem geredigeerde "Neerlands Volksleven" (XIV, blz.161), over zo‘n onverwachte "wending naar het eigene", waardoor voor gek verklaarde eenlingen uit een oudere generatie met jongeren van nu op een lijn komen te staan.

In de laatste alinea knoopten wij aan bij een opstel van Benno Groeneveld in "De Groene Amsterdammer" van 15 mei 1974 over "De herontdekking van de Nederlandse volksmuziek (De valse schaamte is voorbij)". Deze titel is juist, want het gaat niet om een ontdekking maar om een herontdekking. Zowel in de studie als in de praktijk zijn velen aan de enthousiaste jongeren van nu voorafgegaan. Maar zij deden het anders en bij andere gelegenheden, niet in "blue denim" en in alternatieve café's, zo maar op de grand gezeten, maar onder de meiboom op de spelewei.

Vooral in Vlaanderen is het volksliedonderzoek (een vrucht van de romantiek) al vroeg goed op dreef gekomen. Jan Frans Willems, vader van de Vlaamse Beweging, heeft er zich intensief mee bezig gehouden, hetgeen geleid heeft tot zijn "Oude Vlaemsche liederen ten dele met melodieën" (Gent 1848), bezorgd door F.A. Snellaert.

Hierin de eerste de beste versie van Heer Halewijn, met het unieke slot (dat aan het levenseind van Johannes de Doper doet denken):

Daar werd gehouden een banket,

Dat hooft werd op de tafel geset. 

In de drie delen met het "Oude Nederlandsche lied", bijeengebracht door Florimond van Duyse, in het begin van deze eeuw verschenen en onlangs fotografisch herdrukt, vond het Vlaamse (Nederlandse) volksliedonderzoek zijn bekroning; nog altijd het meest volledige werk doft wij bezitten. In diverse bundeltjes wordt er rijkelijk uit geput en het lijkt soms of er sindsdien niets meer is bijgekomen.

In het deftige Nederland is het zogenaamde "veldwerk" pas laat op gang gekomen. Pionier was in het bijzonder de etnomusikoloog Mr. Jaap Kunst, wiens "Terschellinger Volksleven" in 1951 voor de derde maal werd uitgegeven. Ook Groningen kent zijn liederenboek, het werk van Pieter Groen, dat in 1959 opnieuw werd uitgegeven bij Van der Veen in Winschoten. Ook is er nog Westfriese liederen en dansen door B.W.E. Veurman & Prof. Dr. D. Bax, door de eerstgenoemde samengevat in "Adelijn, bruin maagdelijn" (dat heel Noord- Holland bestrijkt). Van belang is het net-echte, volksliedachtige van het Noord Brabantse bundeltje "Den Brembos", met suksesnummers als "Hertog Jan", het werk van Floris van der Putt (komponist) en H. Beeckx (tekstdichter).

Vooral in de reeks van "Neerlands Volksleven", nu al meer dan een kwart eeuw door mij geredigeerd, is heel wat volksliedmateriaal wereldkundig gemaakt. Nog verkrijgbaar zijn "De Friese tjalk" van S.J. van der Molen en het voorbeeldige "Volendam, leven en lied" van B.W.E. Veurman. Uitverkocht is "Twents Volksleven, liederen en dansen" van Prof.Dr. G.J.M. Barselink, evenals een nummer met soldatenliedjes bijeengebracht door kolonel L. Verhoeff.

Steeds worden de liedjes van kommentaar voorzien, waardoor zij stilistisch gekarakteriseerd worden en geplaatst in ruimte en tijd. Meer studie dan materiaal is het balladenummer, onlangs verschenen.

Mijn causerie te Leende, op 15 maart 1977, was gebaseerd op een daarin geplaatst referaat, een paar jaar eerder in Eindhoven ten beste gegeven, ook voor een kring van Brabants Heem. Binnenkort verschijnt een nummer met "De speelman in het volksleven" als hoofdthema. Vaak is zo'n min of meer monografisch nummer ontstaan zonder het onderwerp van de jaarlijkse "Volkskundedag", die uitgaat van het Nederlands Volkskundig Genootschap en het Beraad voor het Nederlands Volksleven (een door mij voorgezeten C.R.M.-kommissie, met 15 leden waaronder 2 Noord-Brabanders), die samen het tijdschrift "Neerlands Volksleven" uitgeven. Op zaterdag 15 oktober a.s. zal de "Volkskundedag" in het teken staan van "Vrijen en trouwen". Vlaamse geleerden zullen daarover vertonen en vertellen, in een Europees verband, en in de middagzitting hopen wij dat Harrie Franken en de zijnen bruiloftsliedjes uit de Kempen ten gehore zullen brengen.

Ga terug