Het kadaster.

Heemkronijk jaar:1977, jaargang:16, nummer:2, blz.34 -37

H E T   K A D A S T E R

door: P.T.H. van Nimwegen

Het kadaster is een rijksdienst die met behulp van kaarten en registers een beeld en beschrijving geeft betreffende de rechtstoestand van de bodem.
De kaarten en registers samen vormen voor het gehele land een vastgoedsysteem dat stoelt op een perceelsgewijze indeling van de grond.
Aanvankelijk meer bedoeld om te bereiken dat er een billijke heffing van de grondbelasting kon plaatsvinden, heeft het kadaster zich ontwikkeld tot een "eigendomskadaster“, een instelling die de rechtsbescherming bij het rechtsverkeer van onroerend goed bevordert.
Reeds in de vroegste tijden werd de eigendom van de grond als de zekerste vorm van vermogen beschouwd. Zodra er van een overheid sprake was, heeft deze dan ook door middel van belastingheffing op dit bezit getracht inkomsten te verkrijgen voor de staatshuis- houding. De heffingen werden een jaarlijks terugkerende betaling, in de geschiedenis bekend onder de oude naam "verponding".

Reeds in de vijftiende eeuw bestonden er registers waarin de benodigde gegevens waren verzameld. Wat belast werd, voor hoeveel en hoe, staat omstandig voor iedere streek omschreven in stukken, bevattende "lnformacie op de Verpondinghe". Van veel streken zijn deze eeuwenoude dokumenten nog aanwezig. De eigenaren moesten hun onroerend goed zelf aangeven, waarna door schatting de waarde werd bepaald. De juistheid van de opgegeven grootte kon echter door gebrek aan voldoende gegevens en deskundigen niet voldoende gekontroleerd worden. De ongelijke verdeling van de verpanding en de gerechtvaardigde klachten hierover leidden tot pogingen om verbetering te verkrijgen. Meting, berekening en schatting door terzake deskundigen, onafhankelijk van de eigenaren, kon de enig juiste oplossing brengen.

Bij de vorming van de Bataafse Republiek in 1795 werden de bestaande belastingen voorlopig op de oude voet gehandhaafd. Na de definitieve inlijving van ons land bij het Franse Keizerrijk in 1810 worden alle Franse wetten hier automatisch van kracht. In Frankrijk was in 1809 een begin gemaakt met de oprichting van een kadaster ten behoeve van de grondbelasting. De voorschriften daartoe werden eveneens voor ons land geldig bij Keizerlijk Decret van 11 oktober 1811, Bulletin des Lois nr. 397. Op grond hiervan is in 1812 een begin gemaakt met de kadastrering van het gehele land. De werkzaamheden bestonden uit het verrichten van de eigenlijke metingen; het in kaart brengen daarvan; het bepalen van de oppervlakte van de percelen; het opsporen van de eigenaren; het schatten van de opbrengst van de grond en het verzamelen van alle gegevens in registers. Een enorm karwei waar de Franse landmeters aan moesten beginnen.   

De eerste taak was de grenzen van de verschillende gemeenten nauwkeurig vast te stellen. De burgemeesters werden uitgenodigd om met de aangewezen landmeter langs de gemeentegrens te gaan, deze aan te wijzen en eventuele geschillen met een buurgemeente op te lossen. Van deze opneming werd een proces-verbaal in de Franse- en Nederlandse taal opgemaakt. Latere wijzigingen in de ligging van een gemeentegrens kunnen slechts worden aangebracht op grond van een wet. De gemeente werd door de landmeter verdeeld in wijken, secties genaamd. Meestal werden daarvoor natuurlijke grenzen gekomen, zoals wegen, beken, sloten. De secties werden aangeduid door een hoofdletter A, B, C, enz. en ter verduidelijking voor het publiek ook door de naam, waaronder de wijk bekend stond. Heeze sectie A werd bijvoorbeeld genoemd "den Rul" de secties B t/m E achtereenvolgens "de Strabrechtse Heide", "Ginderover", "den Heezerenbosch", "de Heide".

Leende kent de secties "Leende" , "de Zevenhuis", "de Strijpervelden", "de Heide" en "Strijp".

In elke wijk kwamen dan nog terreinnamen, streek- of veldnamen voor, die ook op de kaarten werden vermeld en als "plaatselijke benaming" ter nadere aanduiding van het kadastrale perceelnummer bij dat nummer in de registers zijn opgenomen.

Op de kaart van Heeze, sectie C, vindt men onder meer "de Meelakkers", "de Philips Landen", "de Olijkoeken". Leende sectie B, vermeldt "de Zeggen", "de Hulsbroeken", "De Hork", " De Kooijen" en "Het Molenschut".

Deze namen zullen over het algemeen wel juist en niet misvormd op de oorspronkelijke kaarten, bij het kadaster minuutplans genaamd, zijn vermeld.

Men mag echter aan deze plans geen eisen stellen die weinig met het doel te maken hadden.

Eventuele misvorming van de veldnamen kan zijn ontstaan doordat de vaak uit andere streken komende landmeter het plaatselijke dialekt niet verstond. Men bedenke dat een aantal van de minuutplans door Franse landmeters werd vervaardigd.

Het opmeten van de percelen geschiedde in aanwezigheid van de eigenaren die de ligging en de aard van hun grenzen van eigendom moesten aanwijzen. Ook werd de landmeter vergezeld van bezoldigde aanwijzers, gekozen uit personen die ter plaatse goed bekend waren, bijvoorbeeld de "veldwachter", zodat ook in de gevallen waar de eigenaren verstek lieten gaan, de meting kon doorgaan.

Aan de hand van de verrichte metingen werden dan de plans vervaardigd. De kaartering vond doorgaans plaats op de schaal 1 : 2500. Voor gebieden met percelen van een grote uitgestrektheid mocht de school 1 : 5000 en voor bebouwde kommen van steden en dorpen de school 1 : 1250 worden gebruikt. Het formaat van de    kaarten is 100 x 65 cm. .  De op het minuutplan gevormde percelen kregen een nummer, voor iedere sectie te beginnen met 1. 

Nadat op deze wijze ieder perceel van een nummer was voorzien, werden de oppervlakten berekend en de registers samengesteld, waarin de namen van de eigenaren met hun percelen waren verzameld. De registers en kaarten die door het kadaster worden beheerd , zijn openbaar. Het notariaat is verplicht in de akten voor de omschrijving van het onroerend goed de kadastrale perceelsindeling te gebruiken. Ieders eigendom kon dus worden aangegeven door de aanduiding van gemeente, sectie en nummer. Op grond van de Wet van 2 januari 1832, Staatsblad no. 1, werd op 1 oktober 1832 voor het gehele land, behalve voor de provincie Limburg, het kadaster ingevoerd. In Limburg is dit op een later tijdstip geschied, omdat door de afscheiding van de Belgische provincies nog onzekerheid bestond over de uiteindelijke grenstoestand en Limburg bovendien behoorde tot de zogenaamde Duitse Bond.

Nu voortaan bij eigendomsoverdrachten de kadastrale aanduiding moet worden gebruikt, raakt het voordien gebruikelijke systeem van omschrijving met behulp van veldakker-, boerderij- en streeknamen in onbruik. Bleven enerzijds veel veldnamen bewaard door vermelding op de minuutplans en in de registers, anderzijds zijn er veel door het ontstaan van het kadaster in onbruik geraakt en zelfs geheel verdwenen. Sommige van vaak merkwaardige namen zijn alleen nog aan de oudste bewoners van een streek in hun juiste vorm bekend.

Hoe is nu de stand van zaken en de inrichting van het kadaster na ± 150 jaar?

Uit het voorafgaande zal men hebben begrepen dat bij de invoering de rechtstoestand werd vastgelegd van het onroerend goed zoals die op dat moment was. Door allerlei rechtshandelingen verandert die toestond. Wil het kadaster de juiste gegevens kunnen weergeven in registers en op kaarten, dan zal het die veranderingen moeten kennen. Zoals reeds eerder vermeld: het notariaat is verplicht in akten die gaan over de levering van eigendom en het vestigen van andere zakelijke rechten op de grond de kadastrale perceelsaanduiding te gebruiken. Deze akten worden in de openbare registers van het kadaster opgenomen. Nieuwe grenzen worden op aanwijzing van partijen opgemeten en op kaart gebracht. De daardoor ontstane nieuwe percelen krijgen een eigen nummer en de vervallen grenzen en nummers worden van de kaart verwijderd.

Op den duur loopt de kwaliteit van de kaart van een gebied waar veel is veranderd zodanig terug dat ze geheel vernieuwd moet worden. Ook is dat nodig wanneer het patroon van de grenzen of de bebouwing bijvoorbeeld bij stadsrekonstruktie zo radikaal wijzigt dat de kaart niet bijgewerkt kan worden.

De kwaliteit van de nieuwe plans wordt dan aangepast aan de modernste eisen. Dit vraagt voor de bebouwde kom kaarten op de schaal 1 : 1000 en voor de buitengebieden 1 : 2000. Bijna altijd gaan de oude veldnamen dan verloren, aangezien ze niet op de nieuwe kaarten worden vermeld. Zeer zeker is dat het geval indien een ruilverkaveling plaatsvindt. De oude perceelsindeling wordt dan nagenoeg geheel veranderd. Nieuwe wegen en waterlossingen worden aangelegd, veel van de oude wegen worden opgeruimd en beken vergraven, zodat de begrenzingen van de vroegere plaatselijke benamingen niet meer zijn te zien. De oude karakteristieke streek- en veldnamen die op ons platteland zo onnoemlijk veel voorkomen, dreigen daardoor hoe langer hoe meer verbasterd en onherkenbaar te worden of, wat nog erger is, in onbruik te raken. Het is van groot belang dat de heemkundigen deze namen verzamelen en vastleggen. Er is een veelheid van gegevens vastgelegd in die namen die elders niet zijn bewaard: woorden die teruggaan naar oude taal, naar oude gebruiken, methoden van landewerking, naar oude gebeurtenissen en tal van andere zaken. Gelukkig zijn bij het kadaster de oorspronkelijke kaarten, de minuutplans, ongewijzigd bewaard gebleven. De veranderingen die moesten worden aangebracht, vanden plaats op een afzonderlijke kaart. Op de minuutplans die dus een bron voor de toponymie kunnen zijn, werden de blokgrenzen, dat zijn de grenzen van de gedeelten, die verschillende plaatselijke benamingen dragen, met een oranje bies aangegeven.

Het kadaster kan zodoende een bron van informatie zijn. Tegen vastgestelde tarieven kan men inlichtingen inwinnen over percelen; wie is volgens het kadaster thans de eigenaar, vruchtgebruiker of een andere zakelijk rechthebbende ?

Hoe luiden de bepalingen van de koopakte? Is er hypotheek? Op wiens naam stond het vroeger en wat stond er in zijn akte van aankoop?

Alle akten (woordelijke afschriften daarvan) zijn vanaf de invoering van het kadaster bewaard gebleven. De geschiedenis van een perceel is dus na te gaan vanaf dit moment tot 1832.

Het kadaster, officieel genaamd: Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers, is te Eindhoven gevestigd op het adres Vestdijk 9. Het kantoor Eindhoven omvat het gehele distrikt Oost-Brabant..

Ga terug