De bouwmeesters van de kerk van Leende.

Heemkronijk jaar:1973, jaargang:12, nummer:1, blz.1 -5

LIET DE BOUWMEESTER VAN DE KERK VAN ST. PETRUSBANDEN TE LEENDE ZIJN SPOOR ACHTER?

door: J.Aerts; tekeningen: J.Verhagen

Leende gaat in 1974 hoog van de toren blazen. Zoals al bekend is, gaat Leende volgend jaar op grootse wijze het   vijfde eeuwfeest van de parochiekerk vieren. Verspreid over het   hele Jaar zijn er tal van feestelijkheden en aktiviteiten van allerlei aard. Het   is hier niet de plaats om daar nu verder op in te gaan. Maar de historische kant van de zaak eist onze aandacht des te meer. Al geruime tijd werkt een "historische commissie" aan de opdracht om te komen tot de uitgave van een gedenkboek]e. Het  is de bedoeling, dat hierin de geschiedenis van kerk en toren, de parochie en het   dorp Leende zal worden verhaald. Een andere taak van deze commissie is het   voorbereiden van een tentoonstelling.

Vanzelfsprekend komt er nog heel wat kijken alvorens in de loop van 1974 het   boekje zal verschijnen. Zo zijn er nog tal van vragen waarop we graag een antwoord zouden kennen. Enkele ervan willen wij in deze bijdrage aan de orde stellen. De vraag naar de bouwmeester of architekt van de kerk is (nog) niet te beantwoorden. Op zichzelf is dat niet zo vreemd, want van de meeste middeleeuwse dorpskerken zijn de scheppers niet bekend. Toch hebben we in het   geval van Leende wellicht een aanknopingspunt.  Op de voorste zuil aan de linkerzijde van het  middenschip bevindt zich een steenhouwersteken, ook wel metsellaarsteken genoemd. Maar het  is ook goed mogelijk, dat we te doen hebben met een meesterteken. Het  meesterteken komt in de beeldende kunst veel voor. Bij zilverwerk is dat bijvoorbeeld het geval. Sedert de XIVe eeuw is het  ook toegepast aan gebouwen. Een voorbeeld dat ons bekend is, is dat van de familie Parler, dat evenals in Leende is geplaatst op een schild. Peter Parler uit deze familie bracht zijn meesterteken aan onder zijn portretbuste in de St. Vituskathedraal van Praag. “Het  meesterteken dient als een soort signatuur van degene die de leiding heeft gehad bij de bouw". (Termen en begrippen in de bouwkunst, Koch/Kotting, 1971, pag. 125/150.

Het  meesterteken in de kerk van Leende zit, zoals vaak, op een opvallende plaats en wel aan de binnenzijde van de hiervoor al aangeduide zuil of pilaar. We vinden dit eenvoudige wapenschild op de vijfde steenlaag boven de sokkel van de zuil. Het  is gebeeldhouwd in reliëf en ligt als het  ware 1 cm. dik op de steen. De afmetingen zijn 23 cm. hoog en 22 cm. breed. De voorstelling of blazoenering doet denken aan het Chrisma (Christusteken). De P is dan vervangen door een Latijns kruis en in plaats van de X zien we de in X-vorm geplaatste gereedschappen van de ambachtsman. Het  veld van het  schild is geruwd, terwijl de oppervlakte van de blazoenering vlak is gehouden. Hoewel de voorstelling op het  wapen sterk doet denken aan een huismerk, is de verklaring hier, in tegenstelling tot bij de meeste huismerken, voor de hand liggend. Het  Latijnse kruis levert voor de verklaring geen moeilijkheden op. We kunnen gerust stellen dat het  hier een vroom ambachtsman betreft die er een eer in stelde om Gods huis te mogen bouwen. Over de gereedschappen kan men eventueel twisten, maar vermoedelijk zijn het  toch wel haak en maatlat, geplaatst in de vorm van een X-teken of Andreaskruis. Wij meenden er goed aan te doen om bij dit teken, dat tot dusver vrijwel onopgemerkt is gebleven, wat langer stil te staan en het  zo uitvoerig mogelijk te omschrijven. De duidelijke tekening op de voorpagina van dit nummer geeft tenslotte een exact beeld van het  meesterteken in de kerk van Leende.

Wij vragen u dringend om reacties:

1. Kent iemand de eigenaar van dit meesterteken?

2. Komt ditzelfde teken nog ergens anders voor?

3. Zijn nog andere meestertekens, vooral in onze streken, bekend?

 Antwoorden op deze vragen of aanwijzingen die kunnen leiden tot meer opheldering, worden met grote belangstelling ingewacht bij de redactie van de Heemkronyk.

Een andere vraag waarover de historische commissie zich buigt, is het hoe en waarom van het   jaartal 1474. Het is de bedoeling om dit jaartal aan een nauwgezet en kritisch onderzoek te onderwerpen. Natuurlijk niet met de bedoeling het 500-jarig kerkfeest in Leende te bestrijden, integendeel, we willen de juistheid van het jubileum bevestigen. Een van de eerste vragen die wij ons stellen, is, hoe komen wij aan dat jaartal 1474? Alvorens hierop een antwoord (trachten te geven, moeten we wel meedelen dat het   onderzoek nog maar in het   beginstadium verkeert, maar vooral, dat we U er graag bij willen befrekken. Hoe is de stand op dit ogenblik?

 

De oudste vermelding van het jaartal 1474 is tot dusver een brief in het Gemeente Archief van Leende d.d. 31 mei 1843. Op verzoek van de Gouverneur van de provincie deelt men o.m. mee: "De kerk echter dateert van 1474". Helaas zegt men er niet bij waar men die wetenschap vandaan heeft. De volgende vermelding is die van J.A. Coppens in zijn Nieuwe beschrijving van het bisdom ‘s Hertogenbosch (1840 — 1844). Op blz. 104 van dl. III zegt hij: "Het eerste kerkgebouw van Leende heeft voor het jaar 1474 opgehouden te bestaan. In genoemd ]aar is de parochiekerk, die nog in wezen is, gebouwd en onder aanroeping van den H. opperapostel Petrus, ingewijd." Ook hier wordt geen bron aangegeven. L.H.C. Schutjes schrijft in diens Geschiedenis van het   bisdom ‘s Hertogenbosch (1870 - 1876) op blz. 680 van dl. IV (1873): "Van de eerste kerk in Leende is niets bekend, de tegenwoordige dagtekent van 1474, zoals een sferen vroeger boven Het  St. Joseph altaar ingemetseld, behelst: afgewerckt 1471".

Schutjes zegt dus "vroeger", waaruit we mogen concluderen dat de steen op dat moment al verdwenen is. Tevens kunnen we dan vaststellen dat er niemand meer leeft die de steen gezien kan hebben, en we op de overlevering zijn aangewezen. Trouwens de omschrijving van Schutjes "afgewerckt 1474" doet vermoeden dat ook hij al op de overlevering moest steunen.

Als dat niet zo was, dan zou de hierna te noemen pastoor-deken B. Kemps de steen nog gezien kunnen hebben. We kunnen ook niet zeggen dat Schutjes zijn voorganger Coppens nageschreven heeft, want zijn informatie is uitgebreider. Vervolgens vinden we het onderhand magische jaartal terug in een notitie van pastoor- deken Bartholomeus Kemps van Heeze.

Deken Kemps was in 1836 te Leende geboren en hij overleed in 1916 te Heeze. Hij schrijft bij de tekening die H.G. van Moorsel (1793-1851), o.m. gemeentesecretaris van Heeze en Leende, in 1843 van de toren van Leende maakte (Kronijk van Heeze blz. 129), een aantal historische notities, waaronder: "in 1474 is de kerk van Leende voltooid. Volgens deskundigen is de toren van ouderen datum". Op dit punt zijn wij geneigd weer vragen te gaan stellen als, waarom zegt deze geboren en getogen Leendenaar niets over “de steen van Schutjes" zoals we die maar zullen noemen? De toren zou volgens de deskundigen van Kemps ouder zijn dan de kerk. Als dat waar is, moeten we dan denken aan verwoesting van de kerk of iets van die aard? Want de toren werd, menen wij, toch niet gebouwd voor de kerkt?

De deskundigen krijgen gelijk. Dat gebeurt dan in de Voorlopige lijst der Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst, dl. X, de provincie Noord - Brabant; 's Graven- hoge 1931; blz. 234. Volgens dit boek is de toren uit de eerste helft van de XVe eeuw en "een schip met lagere, langs den toren doorgetrokken, zijbeuken, (en) een dwarspand (beide XV), (en) een veel lager koor (plm. 1400)". Gaan we deze gegevens nu kort, maar vooral voorlopig, vertalen in de simpele gebruikstaal , dan krijgen we hef volgende beeld. Het  koor van de kerk is het oudste gedeelde; hef schip met zijbeuken en dwarspand zijn gebouwd tussen 1400 en 1500 en de toren is gebouwd tussen 1400 en 1450. Veronderstellenderwijs zouden we hieruit de conclusie kunnen trekken, dat omstreeks 1400 in Leende een nieuwe kerk is gebouwd, waaraan na of binnen ongeveer een halve eeuw een toren is toegevoegd. Dan veronderstellen we de verwoesting, door brand of andere omstandigheden, van het  middengedeelte (schip met dwarsbeuk of transept) en de herbouw daarvan in de XVe eeuw (1474 ?). Ogenschijnlijk een sluitende redenering, maar waarschijnlijk ook wel aanvechtbaar. Wij nodigen u uit met ons in discussie te gaan. Samen zullen we immers de historische betrouwbaarheid gemakkelijker kunnen benaderen. Ten overvloede vermelden we, dat latere verbouwingen en veranderingen in deze voorstelling nauwelijks een rol spelen. 

Na de noodzakelijk gecompliceerde uiteenzetting hiervoor, willen we tenslotte nog de aandacht vragen voor een wat eenvoudiger (?) probleem. In de schatkamer van de kerk van Leende bevindt zich een zilveren ster-schotel met acht scherpe punten. Jammer genoeg is het   zilvermerk onleesbaar. Deze schotel die in de catalogus van de tentoonstelling van Oude kerkelijke kunst (Brabantse Dag 1971) nog als "rond 1700" wordt gedateerd, is volgens dr. Bouvy (Heemkronyk X,3; blz. 51; 1971) van "omstreeks 1625 (J. Verbeek)". Op deze schotel is een wapen gegraveerd waarvan niet bekend is aan wie het toebehoort. Daarom plaatsen we hierbij een zeer nauwkeurig getekende afbeelding van dit wapen (de kleuren zijn uiteraard niet bekend), met het   verzoek aan ieder die over dit wapen iets kan meedelen, dit aan de redaktie van de Heemkronyk bekend te maken. Wij zijn erg benieuwd naar uw reakties. Misschien helpen zij ons wat verder met de bestudering van de geschiedenis van parochie en kerk van Leende.

 

Ga terug