Het gildezilver van leende.

Heemkronijk jaar:1967, jaargang:6, nummer:3,  blz.33 -34

HET GILDEZILVER VAN LEENDE

door: Drs. W. H. Th. Knippenberg

De kerk te Leende bestond al in 1285, al is de stenen kerk, toegewijd aan de H. Petrus, eerst in 1474 gebouwd. In 1699 werd de toren door de bliksem getroffen en brandde een gedeelte van de kom der gemeente af; rond 1637 was de bevolking door een pestepidemie getroffen. De kerk had in 1553 een altaar van de Moeder van Smarten, van wie het gepolychromeerde eikenhouten beeld uit de 15de eeuw is bewaard, en van Catharina. Bovendien zijn er nog twee eikenhouten beelden van Catharina en Barbara uit de tweede helft van de 15de eeuw in de kerk van Leende aanwezig; van de andere gildeheiligen zijn in de kerk geen herinneringen over.

GILDE VAN ST. JACOB EN ST.ANNA
Dit gilde is "de oude schutterij", toegewijd aan St.Jacob en waarschijnlijk eerst later tevens aan St. Anna. Het bestond al in 1516.
De pachtontvangsten van het gilde hadden in 1683 plaats op Sint-Jacobsdag. Dat het gilde geen altaar had in de kerk, is verklaarbaar, als de Sint-Jacobskapel, genoemd in een akte van 24 maart 1628 en in 1654 afgebroken, de eigenlijke gildekapel was. Het gilde, dat ook gildezusters en koninginnen telde, had in 1809 nog 21 koningsschilden en een vogel. Volgens de gildekaart trok het gilde op zondag na St.Jan mee in de processie. In 1927 brandde echter het gildecafé af en ook alle roerende eigendommen van dit Sint-Jacob en Sint-Annagilde.

GILDE VAN ST. CATHARINA EN ST.BARBARA
"De jonge schutterij" was waarschijnlijk oorspronkelijk alleen toegewijd aan St.Catharina, die later gezelschap kreeg van een eveneens zeer populaire heilige, de H.Barbara; dit is niet alleen te Leende zo gegaan. Dit gilde had zijn altaar in de kerk, waar ook beelden van beide patronessen bewaard zijn, zoals in de inleiding is gezegd. Op de thans nog aanwezige koningsschilden worden nergens koninginnen vermeld en ook het apart noemen van ongehuwde "jonge" mannen in de gildeboeken toont overeenkomst met het Sint-Jansgilde van Leenderstrijp. In 1755 had het gilde nog 39 schilden en een vogel. Vooral door het doorboren van de schilden aan boven- en onderzijde, waardoor vaak zilvermerken verdwenen, en door het breken van dunne schilden hebben diverse gilden nogal wat beschadigingen aan hun schilden opgelopen. Het rode vest van dit gilde draagt deze kleur ter ere van de beide martelaressen. Het roodfluwelen koningsvest draagt thans 29 koningsschilden en een ereschild. De afgebeelde beroepen van de gildeleden wijzen op een dorpscentrum en wijken uiteraard af van de beroepen, die in Leenderstrijp voorkwamen, landbouwers, klompenmakers en voerlieden. Een oude patroonsplaat is niet aanwezig en ook op de schilden staat nergens een patrones afgebeeld. Eerst vanaf 1760 wordt op alle schilden het gilde met de beide patronessen aangeduid; de enige uitzondering vormt het schild van 1775, waarop het gilde niet met name wordt genoemd.
Het oudste aanwezige schild van "Jan Delis van Dommelen" dateert uit 1646; volgens de afgebeelde schaar was zijn beroep kleermaker. Aan dit schild met ingehamerde noppen hangt de gehele, holle vogel uit de 17e eeuw. Het schild van 1753 draagt de weversspoel van de huiswever, terwijl op de schilden van 1760, 1763 en 1764 de timmerbank van dezelfde koning-dubbele koning-keizer staat gegraveerd. Ook in 1782, 1786, 1795 en 1815 komt de timmermanswerkplaats voor en deze wordt rijker voorzien van allerlei instrumenten. Het schild van 1782 heeft twee zilvermerken, een K en een wereldbol met kruis, terwijl dit laatste merk tweemaal voorkomt op het schild van 1786; dit merk, reeds genoemd bij het Sint-Jansgilde van Leenderstrijp, is van de Eindhovense zilversmeden-familie Keijsers. Een tweede Eindhovense zilversmid, Franciscus van Osch (1754-1818) maakt het koningsschild van 1790 en merkte het met zijn monogram F V O en een ossekop. Het landbouwersbedrijf, op de schilden van 1775 en 1850 afgebeeld door een ploeger met een koe, staat op de schilden van 1838, 1864, 1867 (dubbel-koning) en 1889 afgebeeld door een ploeger met een paard. Ook de koning, die zich in 1858 liet afbeelden met een schop en in 1861 als dubbel-koning met schop en ploeg, verwijst naar hetzelfde bedrijf. Materiaal van een rietdekker staat gegraveerd op de schilden van 1874, 1877 (dubbel-koning) en 1880 (keizer). In 1810 liet de dubbel-koning na zijn beroep uit te beelden, evenals de koning van 1841.
Uit 1838 zijn twee schilden met een kleermakerstafel; een ervan is gemerkt met een Minervakopje. De schaar van een kleermaker keert terug op het schild van 1883, dat naast het zwaardje het meesterteken draagt HR7 van H.F.Royackers (Helmond 1876-1908).
Na 1889 is er een lange onderbreking tot 1953. Het schild van 1953 met de afbeelding van een schoenmaker heeft het gehaltemerk, een leeuwtje+2, de jaarletter S (=1953), de Mi- nervakop met  K  (kantoor ’s Hertogenbosch) en JH 14 van J.Heeren (Tilburg 1946-..).
Een goederenwagon met een vervoerder staat op het schild van 1956, dat gemerkt is met het leeuwtje+2, Minervakop+K ‘-P  de jaarletter X (1957) en het monogram  HV  van de firma J. van Hout-Ververgaard te Eindhoven (1947-1957). Van dezelfde firma maar met ‘n andere vorm van ‘t *monogram (1957-..) en jaarletter Z (=1959) is ‘t schild van 1959, waarop ‘n ploeger met een paard is gegraveerd. 

 

Dezelfde vier merken staan op het ereschild, dat in 1959 aan de erebroeder pastoor F. de Wijs werd geschonken; uiteraard staat hierop de kerk van Leende afgebeeld. Het jongste schild met de afbeelding van een melkwagen met de opgehaalde bussen uit 1964 is gemerkt met leeuwtje+2, Minervakop+M  (=kantoor Schoonhoven), jaarletter f (=1965) en BT3 (=B.v.Tiggelen, Schoonhoven). De kapiteinssikkel is evenals te Leenderstrijp vervaardigd door de bovengenoemde zilversmid Fr. van Osch te Eindhoven.

Op vier koningsschilden komen versjes voor, waarvan we de twee beste hier aanhalen: 

"Hendrik Engelen zoekt geluk
In het land van Osnabruk.
 Daar gaat hij snijden paart en zwijn.
 Nu ziet men hem hier koning zijn.
 Anno 1790”.

 In 1877 beschreef de rietdekker -Adriaan van der Laak zijn beroep:

 “In hitte, koud’ en ongemak
 Lig ik bij boer en burger op 't dak, -
 Om te leggen strooi en pannen”.

Overgenomen uit: “Kaart/ van de/ schutterij Sint Jacob en Sint Anna/ Sint Catharine en Sint Barbara/ te Leende.

 

“Onderstaande is, voorzover de duidelijkheid dit toeliet in hedendaagse stijl overgebracht op last van Wilhelmus Maas  Deken en Hendrikus Francis Geldens Vaandrig den 22sten November 1886 door P.Verra.

Afschrift
Willem van Hoorne enz. te Heeze.
Gezien hebbende en van dit verzoekschrift zijnde komt bij dezen overeen en verleent ten behoeve van de verzoekers, toestemming tot deze punten. en dat zij de straffen en geldboeten van de overtreders mogen doen afpanden bij den vorster van Leende, blijvende de Heer geheel in zijn recht en rechtsvordering tegen de misdaders.
Gunt en verleent nog aan de verzoekers drie gulden en vijftien stuivers elk jaar zoolang de schutterij bestaat, om die te gebruiken volgens oud gebruik zooals in het verzoekschrift des officiers is vastgesteld, op voorwaarde dat de broeders en schutters van de voornoemde gilden verplicht zullen zijn om in aller haast en vlijt den officier en de Justitie allen bijstand en hulp te verlenen.
De ordineerende Rentmeester van Heeze putende toekomen drie gulden en vijftien stuivers Brabants geld betalen aan voornoemde gilden ondermans kwitantie, welke som hem verzekert wordt in ‘t overgeven van zijne rekening en eens en voor altijd onder coppitale echtheid van het voorschrift dezer acte, zoo heeft de voornoemde Heer Willem Van Hoorne dit ondertekend den 29 Juni 1516.

Ook overgeschreven door
                  (was getekend) J.F. Kemps Paulus Zoon
                             den 18den Juli 1842. " 

 

 

 

 

 

 

Ga terug