De grote schuurdeur

Heemkronijk jaar:1966, jaargang:5, nummer:2,  blz.17 -19

DE GROTE SCHUURDEUR

door: C.J.A. van Helvoort


In de Tijd - Maasbode van 27 november 1965 was een verslag opgenomen van de opening van de open gevangenis "De Niendure" te Almelo door de minister van Justitie. Het is in het bijzonder deze naam, die ik liever "Niendeure" had gezien, die mij er toe brengt in onze Heemkroniek iets over de grote schuurdeur der oude boerenwoning te schrijven. Niet alleen het oude Saksische hallehuis heeft zijn "Niendeure", maar ook de boerenhuizen in onze streken, onze langgeveltypen hebben hun niendeuren al worden zij niet zo genoemd en al vervullen zij niet altijd dezelfde rol. Onze Brabantse boerderijen hebben in hun lage zijgevel nog altijd hun grote gebroken deuren in meestal ronde toog, soms drie of vier naast elkaar en het zijn deze deuren, die aan de boerderij haar cachet geven en de hoogte van de welstand van de bewoner bepalen.  Een dezer deuren geeft toegang tot de potstal, een andere met de hooiwagen tot de deel, de derde is bestemd als ingang tot het karreschop. De deuren zijn gedeeld in twee delen met een paal in het midden bijeen gehouden.

Wanneer de deur tevens dienst moet doen voor de in- en uitgang van de bewoner is een deel nog eens in tweeën gesplitst en heeft in zich een kleinere deur. De klink van deze kleine deur was vroeger altijd een loshangende ijzeren ring, die voor ons jongens zo bijzonder geschikt was om de boerin de stuipen op het lijf te jagen als we in de avondschemer met een zwart draadje op een afstand en onzichtbaar de klink bij herhaling lieten rammelen. Van andere bijzonderheden bij deze deuren is mij nooit iets gebleken.
Geheel anders is dit met de niendeur in het Saksische Sagenland, Twente, waar zij is omweven met een sfeer van romantiek. De hoofdvorm van het Twentse hallehuis was vroeger vier gebinten en onder het laatste gebint werd de niendeur gezet, die vroeger de enige toegang tot de woning was. Later heeft men in de tegenover liggende gevel ramen en ook een deur gemaakt, maar de gebroken deur is bij de Tukker, tot op heden nog, de hoofdingang van zijn huis gebleven. Hij zal zijn bruid nog steeds door deze deur het huis binnenvoeren; een lijk zal nimmer anders als door de niendeur worden uitgedragen. Daarom moest deze deur in de voorts van alle opsmuk gespeende woning, iets monumentaals hebben. Men vond dit in een zware gebogen bovenbalk, waarin men een spreuk, meestal een bijbeltekst beitelde als: 
"Der Her bewart uns eren inganck und utganck van nu en in der Ewicheit Amen".

In het Openluchtmuseum te Arnhem bewaart men nog enkele van deze deurbogen met de volgende opschriften:

"Behoedet uns Her voer sunde und schandt

Bewart dit Hus voor ungeluck und brant" Anno 1623.

"W.P. Got Hoepe ick Alien dan menschen Holpe is klein"
                                          Anno A.H. 1624.

 

 

Zulke deuropschriften trof men een enkele maal ook nog wel in onze streken aan als onder anderen in Leende, waar men bij een woning aan de Voordenweg, nog niet zo lang geleden afgebroken maar dan toch boven de voordeur kon lezen: "Laet nijders nijden dat Godt ons gunt dat moeten sij lijden". "Jan Goort van Pelt en Catelijn Pompen 1681" Als hier aan afgunst is gedacht om te demonstreren, dan deed men het in Zalt Bommel aldus: "Laat haters haten en niders niden, Wat God mi gunt, dat moeten si liden".

Naast de omkransing van de niendeur, die thans in Twente van bijzonder lelijk betonnen lofwerk is gemaakt, trekt ons daar dan nog de "stiepel", de paal die de twee deurhelften bijeen houdt. In vorm verschilt deze paal in niets van die in Brabant, waar we hem als "boom" kennen, in Holland waar hij "naald" wordt genoemd en in Gelderland waar hij "bander" heet. Maar wel verschilt de ‘stiepel in de betekenis, die hij in spookgeschiedenissen heeft gespeeld en die in Twente thans nog om het haardvuur bij winteravonden druk worden verteld. Op elke "stiepel" komt daar nog hetzelfde teken voor, dat men het best kan aanduiden met zandloper. Dat men bepaald een zandloper heeft bedoeld om er een bepaalde betekenis aan toe te kennen, betwijfel ik. Wel moet men er in zien een heidens teken en daarom heeft men het ook in de christenheid gekerstend door er boven te plaatsen een klein kruisje, een kelk met of zonder hostie of een hart. De enige verklaring die men voor dit stiepelteken kan geven is, dat het moet gediend hebben om het huis, zijn bewoners en het vee voor onheil te behoeden. Zo doet nog altijd het verhaal opgeld, dat als de jonge boer bij winteravonden en stormweer als in de bossen het naakte hout zulke geheimzinnige geluiden laat horen, door een "hun" of door de "witte wieven" wordt nagezeten, hij op zijn vlucht nog juist op tijd de veilige niendeur kan bereiken en dan is de "stiepel" zijn heil. 
Het moordwerktuig dat hem wordt nageworpen, de haarspit of de werpbijl, treft altijd juist het hart van het zandloper stiepelteken.

 

 

Ga terug