Over Brabantse spot- en scheldnamen.(III)

Heemkronijk jaar:1966, jaargang:5, nummer:3,  blz.40 -42

OVER BRABANTSE SPOT- EN SCHELDNAMEN (Ill)

door: J. Paans

DEURNE

Om de gedroogde turf naar begaanbaar gebied te vervoeren gebruikte men platte bootjes, die met een vaarboom werden voortgeduwd. Het gevolg was, dat men die van Deurne "Schepenvaarders"ging noemen.
Vanzelfsprekend verdienden heel wat bewoners van dit Peeldorp hun kost met het steken van turf, waaraan ze dan de naam "turfstekers" danken.

DOMMELEN

Krom Dommelen zegt men wel, wat waarschijnlijk iets te maken zal hebben met de ligging van het dorp. Met een blik op de kaart zien we dan ook direct hoe krom Dommelen wel is, of zoals men het ook wel uitdrukte: "Zo recht als een ossejurk".
Een versje over de dorpen in die streek luidt:
        Als 't in Dommelen begint te rommelen,
        En ‘t in Woldere (Waalre) begint te Bolderen,
        Dan is Weerd (Valkenswaard) gelijk verveerd.
        Of ook wel: Dan is Weerd nog nie verveerd.

DUIZEL

Duizel is een van de "Acht Zaligheden", zoals deze "sel-dorpen" in de Kempen worden genoemd. Het zijn Eersel, Hulsel, Knegsel, Netersel, Reusel, Steensel, Duizel, en Wintelre, dat wordt uitgesproken als Wintersel. In een rijmpje is Duizel een koffiegat.
     Steensel is ‘n hupke (hoopje)
     Knegsel is “n knupke (knoopje)
     Duizel is ‘n kottiegat
     Eersel is ‘n schone stad.

In Duizel heten ze ook wel "trosmadamme".  Zoals in Oerle hangt men ook daar met Sint Jan (24 juni) de Sint Janstros boven de deur. In Duizel doet men dit voor een goede oogst en ter bescherming tegen onweer, en in Oerle voor de tandpijn.
De Sint Janstros wordt samengesteld met Sint Janskruid, notenblaren, snoffels en korenbloemen. De tros moet een nacht in het aardappelveld hebben gelegen voor morgendauw en vruchtbaarheid.

EINDHOVEN

De bijnaam "pinnemakers" zouden de bewoners van dit stadje te danken hebben aan de sigarenindustrie.
Maar een ander verhaal plaatst de oorsprong van die naam in de tijd van de belegeringen. Toen de vijand eens naar de stad oprukte, wilde de wachter vlug de poort sluiten. Maar tot zijn schrik ontdekte hij, dat de ijzeren pin waarmee de poort gesloten moest worden was verdwenen. Van de nood een deugd makend, gebruikte hij toen een wortel. De dappere wachter had echter niet gerekend op enkele ganzen, die de wortel uit het slot pikten en zo de stad aan de vijand overleverden. De naam  "snuifscheppers" zal men ook wel aan de tabaksindustrie ontleend hebben.

 

EERSEL

Eersel wordt net als Duizel een koffiegat genoemd. De weekmarkten werden er druk bezocht en in de koffiehuizen rond de markt werd bij een kom koffie het meegebrachte brood opgegeten.

GASTEL

De bewoners van Gastel (Maarheeze) noemt men Pintewippers, een naam die we niet hoeven te verklaren.

GELDROP

Wevers. In Geldrop woonden veel thuiswevers en wolspinners, die voor de plaatselijke fabrikanten werkten. Een andere bezigheid, ook ten dienste van de fabrikanten, bezorgden de Geldroppenaren evenals de bewoners van Tilburg en Dongen; de naam kruikezeikers. Die van Braakhuizen hoort men wel eens "baggen" (biggen) noemen.

GEMERT

Cichorijkoppen; naam die uit de landbouw voorkomt. Een andere naam, "drumknauwers" vindt zijn oorsprong in de weverij, en ten slotte de naam "pruuvers" die geen toelichting nodig heeft.

GESTEL

Blaauwbuiken heten de bewoners van dit Eindhovens stadsdeel. Het waarom van deze naam moeten we zoeken bij de blaauwlinnen voorschoot of schootsvel, dat de arbeiders in de leerlooierijen droegen. Ook wel Gestelse bokken.

GERWEN

Gerwen is het "spurrieland" omdat dit daar meer verbouwd werd als ergens anders. In Stiphout waagde zich een mol eens even buiten z'n hol en werd meteen opgepikt door een ooievaar. In de lucht zag de mol, dat de ooivaar in de richting van Gerwen vloog. Hij wist dat ie daar van honger zou omkomen en smeekte de ooievaar: "Nie nà Gerwen, nie nà Gerwen, nie nà Gerwen!! Wie graag een pak slaag heeft, die moet in Gerwen de kreet van de mol maar eens nadoen.

HAPERT

Hapertse gapers. De verklaring van deze bijnaam zullen we niet bij geeuwen moeten zoeken, maar bij de andere verklaring voor gapen n.l. stompzinnig, nieuwschierig kijken, dus met de mond en de ogen wijd open.
Een kaartspeler in de Kempen kan men wel eens horen zeggen: Ik ben in de Hapertse kerk, hij bedoelt dan, dat hij geen enkel plaatje in zijn hand heeft. De uitdrukking herinnert aan de sobere aankleding van de Hapertse schuurkerk.

 

Ga terug