De heksen van Heeze.(II)

Heemkronijk jaar:1966, jaargang:5, nummer:1,  blz.11 -13

DE HEKSEN VAN HEEZE (II)

door: Anton van Oirschot 

Er waren ook mannelijke heksen, die gewoonlijk weerwolven werden genoemd, omdat zij zich in een wolf konden veranderen. (Vrouwen namen meestal de gedaante van een kat of een haas aan). Met zo'n man, die "meer kon" heeft een Heezenaar - naar hij ons vertelde - te maken gehad. Hij kende de man overigens heel goed.

 

En dit is dan zijn verhaal van:

DE MAN DIE OP ZIJN DUIM DE TIJD KON LEZEN

"We gingen dikwijls met z'n drieen wandelen. Dat waren dan Jan ., de ouwe. .. .. en ik. We gingen dan van de kazerne af over Kreil, langs de uitkijktoren en zo verder de bossen in.

Nou kon de ouwe. . . als ie op z'n duim keek zien hoe laat het was. En dat klopte altijd op de minuut.

Ik zei: daar begrijp ik niks van, maar dat wil ik toch wel eens zien. Tegen Jan. . . zei ik: Nou gaan we weer wandelen, maar dan moete hem voorop laten lopen. Dan zal ik ‘m z'n eigen eens om laten gooien.

Zo gezegd, zo gedaan. Ik keek goed hoe hij zijn voetstappen zette. Ik zag dat ie ze kruisweg neerzette.

Telkens as hij z'n rechtervoet zo neerzette, dee ik dat met m’n linkervoet en andersom. Ineens gooide-n-ie zich om, met het mes al in de hand.

"Er zit iemand in ‘t bos" – zei-t-ie. Maar er was niks te zien. Ik zei: "Opa, weer vooruit".

En ik begon weer, as hij zijn linkerbeen zette, dee ik dat met m'n rechter. En weer draaide-n-ie zich angstig om. Ik zei tegen Jan. . .. "As ie dat voor mij doet, doet ie dat voor jou net zo goed”. En de ander deed het ook, terwijl ik dan in het bos ging kijken. En ja hoor, hij gooide z‘n eige vlot om met het mes in de hand.

We wisten, dat er iets niet met ‘m klopte. Hij sliep ‘s nachts nie, vertelde-n-ie zelf en hij kon op z'n duim zien hoe laat het was. Dat kon niet.

 

Behekst was ook

DE MAN DIE TERUG MOEST KOMEN

Dit verhaal, uit andere bron, stamt uit omstreeks 1910:

"Vroeger was er een café, schuin tegenover de Zwaan. Op zekere keer zaten daar weer enkele mannen bij elkaar. M'n vader en Jan. . .. waren er ook.

In het café zat toen ook een vreemde man, die met de anderen aan de praat kwam. Toen Jan... op wilde stappen zei de vreemdeling ineens: "Ge kunt gaan, maar ge komt terug".

"Hu - zei Jan... - Ikke terug komen? waarom zou ik?" en hij nam afscheid. Maar na een tijdje komt ie ineens teruggerend het café binnen, gooit de deur open en roept: "Goeienavond samen", en even vlug as hij gekomen was, was ie weer weg. Hij wist er zelf niks van, maar de vreemdeling had gelijk gekregen".

 

KATTEN ONTMOETEN

Al eerder werden ook uit Heeze en omgeving heksen-katten-verhalen opgetekend, o.a. door Cuypers in de Noord-Brabantse Almanak van 1891.

Een van die verhalen luidt als volgt:

"Jan Verhuyzen uit Heeze ging op een winteravond naar een spinning, even buiten het dorp. Onderweg ontmoette hij een zwart katje, dat hij vroeg: "Katje waarvan koomde gij?"

En het beestje antwoordde: "Van Hees". Jan wist niet hoe gauw hij verder kwam en bereikte gelukkig de hoeve waar het lustig toeging die avond.

Er werd gegeten en gedronken, gezongen en gedanst.

Midden in die vreugde kwam het zwarte katje binnen, dat zong: Jan Verhuyzen vraagde mij, Poeske, waarvan koomde gij?"

In een ommezien waren de gasten uit elkaar gestoven.

 

" Er is nog een verhaal bekend van een dergelijke ontmoeting:

"Een jongen uit Heeze ontmoette op de weg naar Leende een zwart katje, dat hem volgde, snorrend langs hem heen liep en zelfs tegen hem opsprong.

Hij nam 't mee naar huis en daar zagen ze in ‘t licht van de olielamp dat het dier geen nagels had en zich ook niet als een gewone kat aan z‘n kleren kon vasthouden.

Men sloot de kat op in een gesloten vertrek onder een omgekeerde houten bak, maar de andere morgen was ze spoorloos verdwenen".

 

DUIMEN DRAAIEN TEGEN HEKSEN

“Op Kreil, vlakbij de borstelfabriek, was een cafe, waar vrouw . . . . woonde. Nou werd er in Heeze verteld, dat zij kon heksen. M'n vader, een ouwe wegwerker, en ik kwamen heel dikwijls in dat cafe, zondags as we naar de mis waren gewist.

Toen we daar op'ne zondag na de 8-uren mis heengingen stond die ouwe vrouw, die iets meer kon, achter 't buffet. Op ‘n gegeven moment stond ik daar gewoon zo met m'n duimen te draaien, vooruit en weer terug.

Toen we thuis kwamen, vroeg m'n Vader: Wa hedde gij toch gedaan?" Ik zei; "Ikke? Niks?"

De week erop kwam ik er weer, en weer zat de vrouw achter 't buffet. M'n vader, die er later ook was geweest, vroeg thuis: "Waar bende gij geweest?" Ik zei: "In ‘t cafe". "En wa hedde gedaan?" Ik zei: "Ikke? Niks, ge het toch zeker geen politie binnen gehad?"

M’n vader zei: "]a,ja, ge het niks en ge het wel iets gedaan".

Toen zei ik: "Ik snap oe. Duimen draaien, daar kan ze niet tegen he? Wacht mar 'ns efkes".

M'n moeder wilde eigenlijk nie, dat ik nog in da cafe kwam, maar ik ging toch. Daar zat ze weer, op 't zelfde stoeleke. Toen m’n Vader later thuis kwam, zin-ie; "Ge bent ‘n aardse deugniet". Toen ik in de week de straat in ging zat er ‘n grote kat aan de boom en die ging niet uit de weg. Ik ben toen achterom gegaan, maar tegen m’n vader zin ik: "Ik ben 't zat. A‘k ze nog 'ns zie zal ik er ‘ns tegenaan vegen".

En waarempel, daar zit ze weer, de juffer, ze ging weer niet uit de weg. Maar ik schopte ze over de sloot heen. M'n moeder hoorde het en wier bang, Maar ik zei:"dat gift niks".

Toen zei m'n moeder: "Mar ze zal oe wel krijgen".

Zondags was ik weer in ‘t cafe.

Maar geen vrouw. . . . . Lag ze in bed?

Toen ik de volgende zondag weer in 't cafe kwam zat ze er weer en had kwaaie zin as ik met m'n duimen draaide.

Maar ik zei: "Die verandert d'r eige nie mir in 'ne kat, want dan schup ik ze kapot".

Dit moet gebeurd zijn omstreeks l1918.

(wordt vervolgd)

 

Ga terug