De eed uit het leenboek van Maria van Horn.

Heemkronijk jaar:1966, jaargang:5, nummer:5,  blz.65 -68

DE EED UIT HET LEENBOEK VAN 1594 VAN MARIA VAN HORN, VROUWE VAN HEEZE, LEENDE EN ZESGEHUCHTEN EN DE MIDDEGAELHOEVE TE HEEZE UIT DIT LEENBOEK

door: A.F.N. van Asten

 

Folio 1

Leenboeck van den Leenmannen ende de leenguedens die onder thuys van Heeze ende mijn Vrouwe gesethen zijn  ende hen leengueden houdende zijn onder haere heerlicheit van Heeze ende Leende;

gecollecteert ende ghemaeckt bij Godert van Lankveld, Stadhoudere van de Leenen onder den voersch, huyse resorterende, mede waer die gelegen zijn, soe bynnen als buyten der heerlicheyt van Heeze ende Leende voersch.

Beghinnende den iersten dach van jaenuario in den jaere der geboerten ons Heeren, duysent vijfhondert vier ende tneegentich.                  
1-1-1594.

Folio I  verso.

ende is te weethen: dat mijn eedele ende welgheboiren Vrouwe Marie de Hornes, princesse, weduwe wijlen heer prince van Gaver, Steenhuysse, Lembeeck en als vrouwe van Heeze ende Leende ter saecken van haeren voirsch. heerlicheyt van Heeze ende Leende, diversche achterleenen van haer gehouden, ende ter cause van dyen een leenhoff, stadthouder ende mannen van leen hebbende kennisse van allen saecken den vorig genoempden leenen aangaende; voor d‘ ierste instantie

Folio ij

omme den eedt aff te neemen vanden ontfanck van den leen.

-Ick sweere, dat ick voortaen sall zijn getrouwe tot uwer hulden ende manscappe, alzoe een goet leenman schuldich is te zijne sijnen heer; 
ende ick en sall mij nemmermeer vijnden in steeden noch inne plaetsche, aldaer mijn Heer sall moeghen verliesen, lijff off lijdt, off dair hem sall moeghen geschyeden grijeff off hijnder van zijnen persoen, noch iniurie noch contumelie, noch dat men doen sall teghen zijn eere.

Folio ij verso
Ick salt mijnen Heer belettene ende beschudden met mijnen lyeffve, aenghaende dat ickx van hem versocht sijn sall, alsoe verre alst moegelicken is, ende als ick weethen sall sijnder eeren off lyeffve aanghaende, dat sall ick hem getrouwelicken ontdecken ende te kennen gheven ende ick sall oyck zijn saecken secreet houden ende heelen, daer aff nyet te ontdecken sonder sijnen weethe off consent, ende doen goet recht tot uwer vermaennighe van u mijn heer off uwen Stadthouder ende dat ick

Folio iij

dat selve leen, dat ick van u mijn erffleenheer ontfanghe op desen dach, datt en sal ick nyet beswaeren, belasten off verthieren, tenzij bij merckelicke nootsaecken ende dat bij wille ende consente van mijnen erffleenheer. Alzoe moet my Godt almechtich helpen ende alle zijn heijlighen.  -

Dit ghedaen zijnde, woirden van den Heere:

- Alsoe ontfanghe ick u als mijn leenman, behoudelicken tot sulcken costuijme ende usantie

Folio iij verso

al dat leen schuldich zoude moegen zijn gehouden te doen; ende in teecken van dijen boven geschreven, alsoe cusse ick u voir den mondt ende stelle ende setthe u int tselve leen voerscreven als een erffleenman.  -

Folio iiij 

- Distinctie van den relieffve off heergeweijden, stadthoudersrechte, ende mannen-recht der leenen van Brabandt.


- Soe wanneer ennich leen werdt is, vijffthien rijnsgulden tjaers, dan wordt gereeckent ende gehouden voer een volle leen; ende als tselve leen, bij doode, coope, ghijfte off anderssins ontfanghen woirdt, dan moet men betaelen voir theergeweijde darthien rijders, elcken rijder tot xxx stuyvers gereeckent.

- Ende als eenich leen weerdt is onder die vijffthien rijnsgulden sjaers,

                                                                                                                                         

Folio iiij verso

dat wordt gereeckent ende gehouden voer een smaelleen; ende alst tselve leen, bij doode, coep, ghijften off anderssins ontfanghen woirdt, dan moet men betalen voir theergeweydt die vroeme van eenen jaere; ende betaelt men voer die vroeme, wanneer die vroeme compt tot thien rijnsgulden tsjaers darthien rijnsguldens, ende dat is voer tcammerlyncrecht ende voer trecht van den zelven leene; ende allen anderen vroemen nae advenandt.

Die stadthouder van den leenhove van Brabandt heeft van zijn stadthoudersrechte van elcken smaelen

Folio V

leen, somptijden acht stuyvers, somptijden thien stuyvers, somtyden twelff, somtijden XVI stuyvers nae dat die vroemen van de leenen zijn, Eende van elcken vollen leene heeft die stadthouder van den leenen van Brabandt vijffenveertich stuyvers ende worden getrocken van den XIII rijders. Die mannen van den leenen van Brabandt hebben voor hen mannenrecht als ennich leen wordt ontfangen, bij coepe XVI stuyvers ende bij doode VIII stuyvers. –

Aldus de letterlijke tekst van dit leenboek berustend in ‘t rijksarchief te Den Bosch. Aldaar te vinden onder: R. A. Heeze Le I folio 1-5.

De interpunctie en ‘t plaatsen van hoofdletters is van mezelf.

‘n Vrije verklaring volgt hiervan enkele woorden uit bovengenoemde tekst.

cammerlyncrecht = letterlijk kamerlingrecht; recht van de heer betreffende zijn kamerdienaar. Nu dit zeer oud rech in 'n geldsom uitgedrukt die de nieuwe leenhouder aan de heer schuldig wordt, als een leen door overeenkomst (wandelcoop) of door overlijden (sterfcoop) in andere handen komt.

consent = toestemming

contumelie = contumacie = weerspannigheid tegen de wet.

costuyme ende usantie = wat men gewoon is; gebruiken.

heergewyden = som geld of goederen in natura (b.v. hoenderen of schapen enz.) die de leenman schuldig wordt bij verheffing of belening. Dit recht komt van de goederen of krijgsuitrusting (heergewade) die de heer oorspronkelijk van zijn leenman eiste.

iniurie = injurie of onrecht

relieffve = relief = uitkering die de leenman schuldig is aan de heer bij leenopvolging enz.

Relief betekent letterlijk het verheffen (relevare) van het leen. Is in dit stuk eigenlijk 't zelfde als heergeweyde.

vroeme = de opbrengst per jaar van een of ander leengoed.


Hier volgt een van de voornaamste leenmannen en zijn leengoederen toebehorend aan Maria de Hornes, vrouwe van Heeze – Leende.

A.   Joncker Jan Moenink tot Vuecht bij de stad ‘s Hertogenbosch heeft te leen een hoeve gelegen te Heeze bij de kerk en genoemd de hoeve van Middegael met al haar toebehoren van land, beemden enz. in het jaar 1594. De opbrengst er van is 14 of 15 mudden rog jaarlijkse rente en daarom een vol leen.

Joncker Johan van Gerwen huwde met joffrouwe Franchoise Monicx, oudste dochter van wijlen Joncker Johans Monicx (zie boven)

Op 1-7-1604 kreeg Jr. Johan van Gerwen die hoeve in zijn eigendom, na de dood van Jr. Johan Moenicx. Nu werd de hoeve genoemd de Middengael of Moenix hoeve en gelegen onder de heerschappe van de Venne.

Behalve Franchoise had Jr. Jan Monicx nog een dochter Maria. Deze joffr. Maria Monicx was gehuwd met Jr. Melchior Schuyrbrant, bestalter(aangestelde) overste des Cuerfursten van Saxen. Een andere dochter joffr. Cornelia Monicx was ongehuwd, zij had als momber bij deze overdracht Jr. Wolter van den Lauwijck. Verder was Mr. Johan van Lilie, schoolmeester, gemachtigde voor Jr. Schuyrbrant die afwezig was bij deze overdracht.

Jr. Johan van Gerwen kreeg deze hoeve om: te bezitten en te gebruiken en van de heer van Heeze en Leende te leen gehouden te worden in rechtvaardige leenrechten en hebben Jr. Jan van Gerwen daar van uit handen van Goedert van Lanckvelt, stadhouder ontvangen in presentie van Jonker Amant van Horne, heer van Geldrop ende supperintendent over Heeze en Leende en van schepenen en leenmannen van Heeze en Leende.

Hierbij deed Jr. Jan van Gerwen manschap en eed van trouw en voorts alles wat een goed leenman gewoonlijk schuldig is te doen zoals dat behoort. Jr. Jan is daarna in manschap ontvangen en heeft de gerechtigheid daartoe staande als van een vol leen voldaan, verder zijn hierin geschied alle rechten naar de gebuiken van het leenhof van Heeze - Leende, niets vergeten zijnde en zonder argelist.
Aldus gedaan in 1604 den 1e dach julio.

wg. Amandt de Hornes.

Aldus de door mij vereenvoudigde en ingekorte tekst uit R.A. Heeze Le I, folio 51 en 51 verso. 


‘n Volgende keer meer over deze hoeve en nog een ander leengoed uit Heeze. 

Ga terug