Het verdwijnende ambacht: koperslager

Heemkronijk jaar:1967, jaargang:6, nummer:5,  blz.57 -61

KOPERSLAGER JAN VAN DIJK

door: M. Verhagen - van Draanen

Het verdwijnende ambacht

Het koperslagersvak verdwijnt; het met de hand vervaardigd koperwerk gaat langzaamaan geheel plaats maken voor het machinale.

Wat kunnen wij, Leendenaren, en vooral wij, minnaars van "ons heem", trots zijn op een echte koperslager in ons midden. Deze maand, om precies te zijn op 29 april, viert hij zijn gouden bruiloft en voor deze gelegenheid leek een praatje met Jan van Dijk (geb. 25-9-87) wel op zijn plaats.

Bewust werd ‘t gesprek gebracht op zijn koperslagersvak.

Met groot enthousiasme vertelde hij erover. Al in zijn prille jeugd ging zijn interesse uit naar dit ambacht. Zo vertelde hij, dat hij als schooljongen dikwijls bij de firma van Engelen, ‘n koperslagerij, die toen nog gevestigd was in het huis van Antoon van Engelen, de bakker, door het raam stond te kijken.

Later, toen hij nog bij zijn vader, die landbouwer was, werkte, ging hij bij slecht weer bij koperslager van Engelen werken, ook al verdiende hij daar niets mee. Zijn ouders begrepen dat hij niet voor landbouwer in de wieg was gelegd. Zij waren zo verstandig hem dat vak te laten leren, waar zijn interesse naar uitging.

Zo werd Janus van Engelen zijn eerste werkgever (1904). Hij leerde daar het maken van koperen ketels, waterpompen, roomzeven, producten waar toen veel vraag naar was. In die tijd zag hij zijn baas al kleine koffiepotjes maken en zijn belangstelling groeide in die richting. Hij was er trots op daarbij te mogen helpen.

Hij werkte er hard, maakte dagen van 14 uur en verdiende fl. 1,50 per week. Na 1 dienstjaar (vroeger werden knechten en dienstmeisjes telkens voor 1 jaar aangenomen, in de regel viel dat op "Sinte Peter", 22 februari), ging hij bij zijn zwager W. van Heugten in Deurne werken (1905). Het was een loodgietersbedrijf. Hij leerde er het loodgietersvak, maar belangrijk koperslagerswerk heeft hij daar niet gedaan.

Hij weet zich nog heel goed te herinneren, dat er in die tijd ‘n hondsdolheidplaag in de omgeving heerste en samen met zijn baas heeft hij toen honderden muilkorven gemaakt van gegalvaniseerd ijzerdraad. En wat verdiende hij daar? Alleen de kost en 1 paar schoenen. Militaire dienstplicht brak ook voor hem aan (1907-1908).

Daarna ging hij weer werken bij Janus van Engelen, die zijn bedrijf verplaatst had naar St.Michielsgestel; zijn wens om helemaal zelfstandig koperwerk te mogen maken ging niet in vervulling, want in die tijd was er geen vraag naar koperwerk in de vorm van potjes en pannetjes; en het loodgietersbedrijf alleen bracht voldoende op. Maar toch denkt hij met genoegen terug aan die tijd, al was het alleen maar omdat hij toen het hele loodgieterswerk verricht heeft van het doofstommeninstituut in St.Michielsgestel. En hij verdiende er goed: fl. 2,50 per week.

Via kennissen vernam  hij, dat bij de firma van Gerwen in Den Bosch het koperwerk werd gemaakt, dat hem trok en zodra het kon probeerde hij er 'n baan te krijgen. Hij werd aangenomen voor 13 ct. per uur (1910). Hier kwam hij tot ontplooiing; hij kon laten zien dat hij koperwerk kon maken, vakwerk, wat anderen niet kenden. Hij was vooral goed in het maken van koffiepottuiten, waarvoor groot vakmanschap vereist was. Mandenvol heeft hij er gemaakt, want niemand kon het beter. Ook raam- of glazenspuiten heeft hij daar veel gemaakt. En hier kreeg hij de kans om ‘s avonds met zelfgemaakt gereedschap allerlei koperwerk in mini-formaat te maken, zoals koffiepotjes, doofpotjes, melkkannetjes, lampjes.

Hij groeide uit tot ‘n volwaardige knecht, 'n goed vakman, zelfs zo goed dat hij voor 3 ct. per uur meer kon komen werken bij Grasso in Den Bosch (1912). Hij werkte daar samen met 24 andere koperslagers. Het was hard werken. Hij maakte daar o.a. koperen ketels voor melkfabrieken. Vele ketels werden zelfs geëxporteerd. Toen groeide met de kennis ook 't formaat van zijn eigen werkstukken. Hij kreeg steeds meer bestellingen Met 26 ct. per uur vond hij dat de tijd gekomen was zelf  'n bedrijfje te gaan opbouwen (1913).

Hij huurde 'n leegstaande boerderij in de Dorpstraat in Leende. Van de voorherd of "goeikamer" maakte hij 'n simpele winkel en van de keuken zijn werkplaats. In die keuken bevond zich nog ‘n lemen schouw, die niet geschikt was om er ‘n smidsvuur onder te stoken. Samen met Cis Jutten (bekend om zijn belangrijke werkzaamheden bij de restauratie van de Leendertoren in 1904), bouwde hij ‘n nieuwe schouw.

Zijn bedrijfje werd eenvoudig opgezet, maar er kwamen naast loodgieterswerk vele bestellingen binnen voor koperwerk, zoals waterpompen, was- en sopketels, beddekruiken, voetstoven en melkkruiken. Wat hij maakte was vakwerk, de mensen uit de hele omgeving wisten, dat koperwerk door Jan van Dijk gemaakt, lang mee ging en dat was een voorname eis in die tijd, immers toen bestond bijna al 't koperwerk uit gebruiksvoorwerpen. 'n Stuk koperwerk uitsluitend als luxe kwam bijna niet voor.

Jammer genoeg moest hij van 1914-1917 weer in militaire dienst. Daarvan teruggekeerd was hij totaal lamgeslagen. Het zo lang niet bezig zijn met zijn vak, 'n paar jaren geen koperwerk maken, had de inspiratie in hem gedoofd. Gelukkig heeft hij de moeilijkheden kunnen overwinnen en ging het werk hem weer boeien.  Zijn zaak floreerde. 

 

In 1918 trad hij in het huwelijk met Johanna Maria Liebregts (geb. 31-12-88), een vrouw die hij naast zich nodig had. Zij werd een geweldige zakenvrouw en vooral in de eerste  jaren van hun huwelijk, toen zij nog geen knecht hadden, heeft ze haar man bij zijn werk veel geholpen. B.v. voor het vervaardigen van grote koperen ketels moest de koperslager        altijd door haar geholpen worden. Door hun grote ijver en doorzettingsvermogen waren ze in staat in het 4e jaar van hun huwelijk (1922) 'n nieuwe zaak en woonhuis te bouwen. Maar juist toen de zaak gevestigd was brak 'n slechte tijd aan voor de ambachtslui, er was geen geld, dus kwamen er weinig opdrachten.

Zeer moeilijke jaren hebben zij samen doorgemaakt met hun kinderen (ín 15 jaren groeide het gezin uit tot 10 kinderen).

Jan van Dijk weet zich nog te herinneren dat hij op de fiets naar de Eerselse markt ging met koperen ketels en melkzeven, daar 10 ct. staangeld moest betalen en toen hij naar huis ging dat staangeld niet eens verdiend had. Achteraf begrijpen ze niet hoe zij deze tijd zijn doorgekomen. De heer van Dijk hier letterlijk citerend: "Ja, als 't me te zwaar werd, dan nam ik m'n geweer en trok de velden in om te jagen en ook m'n vrouw was 'n grote steun. Er kwam altijd wel weer eten op tafel".

Gelukkig kwam er een kentering. Zijn loodgietersbedrijf groeide uit tot 'n zaak van formaat en betekenis. Hij kon 'n paar knechten in dienst nemen en zijn koperslagerswerk werd meer en meer gevraagd. De bestellingen kwamen binnenrollen, zoveel hij maar wou. Met andere koperslagers richtte hij met veel enthousiasme 'n bond op, die echter maar 'n korte levensduur had.

Hij kreeg o.a. opdracht 'n koperen deksel te maken voor de oude doopvont in de Leenderkerk. Foto's getuigen dat hij prachtige cibories creëerde, die naar de missionarissen gingen. Hij maakte de koperen helm, alsmede 3 trommen voor "de Schut van Leender-Strijp", het St. Jansgilde, waar hij sinds jaren bestuurslid van is. Hij vervaardigde de koperen bol die 't gemeentehuis van Heeze siert. Zijn koperen haan kraait op de Protestantse kerk van Nuenen. Verschillende koperen schoorsteenmantels heeft hij samen met zijn zonen gemaakt. Een ervan prijkt in hotel 't Silveren Seepaerd (± 4000 klinknagels zijn daarin verwerkt). Hij kreeg ketels te maken voor brouwerijen met 'n afmeting van 2.25 meter hoog, 1. 90 meter breed.

Vele jaren gingen voorbij. Hard werken, samen met zijn vrouw. Toch vond hij altijd wel weer tijd, ofwel hij nam de tijd ervoor om gewoon uit pure liefliebberij met koperwerk bezig te zijn. Steeds probeerde hij iets te maken wat anders was, of beter, of mooier dan al 't vorige.

Drie van zijn zes zonen zijn ook in het loodgietersvak gegaan. Ook toonden zij aanvankelijk interesse voor het maken van koperwerk, maar naarmate zij ouder werden, namen zij 'n steeds grotere plaats in in de zaak van hun vader en hadden alleen tijd voor de zakelijke bezigheden. Door hun grote zorg en ijver voor de zaak, was het hun vader mogelijk, zich op tijd uit de zaak terug te trekken en nu, op de leeftijd van 80 jaren, is hij nog wel dagelijks in de smidse te vinden, maar heeft alleen nog oog voor zijn koperslagerswerk. Zijn energie is enorm en zijn hartstocht voor het werk ontroerend. Zijn ambachtskunst wekt bewondering bij de mensen die hem speciaal daarvoor komen bezoeken. Geen moeite is hem teveel als er uitleg gevraagd wordt over zijn ambacht. Hij demonstreert het uitkloppen van ‘n plaat, het maken van tuiten en oren aan potten en kannen. Altijd nog met behendigheid laat hij zien hoe 'n bodem door middel van "zwaluwstaarten" in 'n ketel of kan wordt aangebracht. De blaasbalg heeft weliswaar al lang plaats gemaakt voor 'n ventilator, maar 't is toch altijd weer interessant de koperslager bezig te zien aan zijn smidsbed. Als bescheiden kunstenaar blijft hij altijd op de achtergrond. De Heemkunde kring heeft hem met trots, bij verschillende gelegenheden naar voren geschoven. Als hij dan zijn werkstukken liet zien en zijn ambachtskunst demonstreerde, was de belangstelling en bewondering altijd groot.

Wij kunnen alleen maar hopen, dat hij nog vele uren in de "smis" kan doorbrengen, omdat we weten dat dit op zijn oude dag zijn liefste tijdspassering is. Op zijn hoge leeftijd is het voor Jan van Dijk een genoegen in zijn "smis" bezig te kunnen zijn. Het werk dat hij zijn leven lang met plezier heeft gedaan, doet hij nu alleen nog maar voor zijn genoegen.

Dat je er een lang leven gezond bij kunt blijven, daar is koperslager Jan van Dijk uit Leende het sprekende bewijs van.

Ga terug