Merkwaardige putten reeks

Heemkronijk jaar:1968, jaargang:7, nummer:1,  blz.3 -5

DE MERKWAARDIGE PUTTENREEKS VAN GELDROP

door: A. Jansen

Er worden de laatste jaren tientallen zandafgravingen en ontgrondingen verricht, waarbij in veel gevallen sporen uit het verleden naar boven komen. Dikwijls zijn dit slechts scherven en artefacten, waaruit het nog moeilijk valt iets naders te konkluderen over onze verre voorouders. Heel anders wordt het, als men net als in ons geval, waterputten vindt en deze gaat opgraven. De akker waar deze Geldropse putten zijn gevonden, is gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het nieuwe Geldropse kerkhof. Feitelijk dus op het grondgebied van de voormalige gemeente Zesgehuchten. De zandafgraving hier wordt verricht door de Fa. de Koning uit Heeze en deze gronden zijn eigendom van de heer Feyen uit Geldrop. Van beiden mochten wij veel medewerking ontvangen.

De ontdekking van de eerste twee putten vond plaats op zaterdag 1 juni van dit jaar. Put 1 was totaal uit elkaar gerukt, en van put 2 was het gehele bovendeel al verdwenen, zodat alleen het onderste gedeelte nader kon worden onderzocht. Helaas kwam er geen duidelijk te dateren materiaal uit de put te voorschijn. Merkwaardigerwijs kwamen wel eikebladeren en een paar eikels mee naar boven. Alle putten die zijn gevonden, hadden een ronde vorm. Put 2 had een buitendiameter van gemiddeld 95 cm, en een binnendiameter van ruim 70 cm. De wanddikte van deze put varieerde sterk en bedroeg 10 tot 15 cm. De put bestond uit zes segmenten die aan de onderkant waren aangepunt. Enkele spievormige, aangepunte paaltjes hielden de segmenten op hun plaats.

Op zaterdag 8 juni werd een eerste stookplaat ontdekt, die tamelijk rechthoekig van vorm was en ongeveer 30 cm van put 2 verwijderd lag. Bij het onderzoek werden geen sporen van paalgaten teruggevonden. Regelmatig zijn op dit terrein ook afvalkuilen aangetroffen. In totaal zijn er plm. 35 gevonden. De inhoud bleek nogal variërend te zijn. Zeer vaak werd in deze afvalkuilen leem en ovenafval gevonden, wat vermoedelijk wijst in de richting van plaatselijke pottenbakkerij. Het verdere onderzoek heeft hiervoor echter nier meer aanwijzingen opgeleverd. Nogal eens troffen we overblijfselen van tanden aan (runderen?), wat m.i. het bezit van huisdieren bewijst. Begin juli waren we in de gelegenheid het terrein veertien dagen aan een stuk te onderzoeken. De welwillende medewerking van de draglinemachinist was hierbij een gelukkige omstandigheid. In deze periode werden enkele belangrijke ontdekkingen gedaan. Put 3 en enkele afvalkuilen werden nu gevonden. Deze 3e put leverde enkele interessante gegevens en ook enige houten voorwerpen op. Wel was het uitzonderlijk natte weer er oorzaak van, dat het onderzoek, vooral op grotere diepte, niet meer zo vlot verliep

Put 3
Bij het onderzoek van afvalkuil 16 waarbij honderden scherven tevoorschijn kwamen - meestal van het z.g. Pingsdorfer type (9e - 13e eeuw) - werd op een diepte van 1.47 m, onder het maaiveld een typische vierkante verkleuring (plm. 1.40 m2).
Waarschijnlijk heeft er een vierkantig hekwerk om deze put gestaan of had deze een vierkant bovengedeelte. Geleidelijk aan verdween deze vierkante verkleuring, om op 1.67 m. onder het maaiveld plaats te maken voor een ronde aftekening in de grond. Op 1.80 m. zagen we de eerste houtoverblijfselen die grijsachtig van kleur waren. Dan op twee meter diepte kwam de rand van de werkelijk resterende houten put te voorschijn. De kleur van het zich in de put bevindende zand was nagenoeg zwart. Bij het verder uitgraven van de put, bemerkte ik dat zich tegen de buitenwand hiervan een witte zandlaag bevond, die in dikte varieerde van enkele tot hoogstens tien cm. De betekenis hiervan is niet helemaal duidelijk, maar wellicht moest dit zand het hoger gelegen water filtreren dat in het algemeen onsmakelijk is.

De rest van de put had nog een hoogte van ruim 2,25 m. Ook hier bestond de put weer uit zes segmenten, maar deze waren niet zo aangepunt zoals dat bij put 2 het geval was en hadden duidelijk een vlakke onderkant. De wanddelen van deze put werden als volgt aan elkaar bevestigd: op een hoogte van ongeveer 50 cm. werd in beide naast elkaar liggende delen een houten stop bevestigd, die met buigzame twijgen stevig werden omwonden en goed vastgemaakt. Bij vier segmenten werd deze methode toegepast. De twee andere werden merkwaardigerwijs door een ongeveer 1.80 m. lange balk op hun plaats ge houden.

Aan aardewerk kwamen slechts enkele scherven uit put 3 tevoorschijn. Wel werden nog al veel houten voorwerpen en gedeelten daarvan aangetroffen, iets dat over het algemeen zeldzaam is. Het doel waarvoor de voorwerpen moeten hebben gediend, is in de meeste gevallen moeilijk aanwijsbaar, ook al omdat geen vergelijkend materiaal voorhanden is. In de direkte omgeving van put 6 is wel een prachtig houten schepje gevonden. Ook nu weer bevond zich op 26 m. van de put verwijderd een prachtig ronde stookplaats met een diameter van 94 cm.

Het plaatsen van een put.
Een put werd meestal geplaatst door ingraving. Hiervoor werd een trechtervormig gat, de z. g. insteek gegraven, waarin vervolgens de put werd geplaatst. Was de bodem van de put niet diep genoeg, dan kon men door middel van uitgraven aan de binnenkant de put nog laten zakken tot het gewenste niveau was bereikt. Tenslotte werd het gat rondom de put weer dichtgeworpen met de uitgegraven aarde.

De datering van de putten.
Het dateren van een put is een zeer moeilijk werk. Zowel typologisch als chronologisch levert dat moeilijkheden op, terwijl de voorwerpen, in de put gevonden, meestal ook geen houvast geven. Deze zijn er immers vermoedelijk pas in geraakt nadat de put in onbruik raakte. Een vermoeden, dat nog wordt verstrekt door de wetenschap dat een put ten tijde van gebruik zeker geregeld zuiver moest worden gemaakt. De beste datering geven de vondsten uit de insteek. De voorwerpen daarin, moeten er ten tijde van de plaatsing in terecht zijn gekomen. De jongste vondst uit de insteek wordt als bindend beschouwd voor de datering.

Het belang van de vondsten.
De vondsten op dit terrein door ons gedaan, zijn voor de regionale geschiedbeoefening van niet re schatten belang. Ik zou hier dan ook met de aandrang willen pleiten voor spoedige konservering van de houten voorwerpen en enkele putten die hier gevonden zijn. Dan zullen deze overblijfselen van een bijna onvoorstelbaar verleden niet voor altijd verloren gaan. Dit is de enige afbetaling die we kunnen doen op de schuld die we hebben aan degenen, die door de millennia heen mede ons wereld- en maatschappijbeeld hebben helpen bepalen. Bovendien kan deze liefhebberij en wetenschap m.i. kleur geven aan het heden en moed voor de toekomst.

Zie voor dergelijke vondsten:
Brab. Heem jrg. XVII, afl. 4; blz. 74-92 en jrg. XVIII, afl. 1, blz. 12-15.
Waterputten uit de Romeinse tijd te St. Michielsgestel en elders door W.H. Th. Knippenbergh.

Ga terug