Herinneringen aan het tiendrecht

Heemkronijk jaar:1968, jaargang:7, nummer:2,  blz.16 -18

HERINNERINGEN AAN HET TIENDRECHT

door: G. van Asten

Aan de vrije grondheerlijkheid van Heeze, Leende en Zesgehuchten was een belangrijk pakket van heerlijke rechten verbonden. Een van de meest bekende daarvan is wel het tiendrecht. Een recht, dat niet alleen drukte op veldvruchten maar b. v. ook op schapen en bijen. Onder vruchten verstaan we o.m. rogge, haver, hooi en boekweit. Van iedere vim (= honderd garven of schoven) moesten er tien op het veld blijven staan.  Bestond de oogst uit tien vimmen, dan was er een bestemd voor de heer.

De boeren hadden de stuiken die moesten blijven staan van tevoren gemerkt. Dit gebeurde door het uittrekken van een bosje met aren, waarin een knoop werd gelegd. De bedienden van het kasteel haalden tiend zelf op en brachten deze naar een van de tiendschuren, die over het hele grondgebied van de heerlijkheid verspreid lagen. De laatste tiendschuur die op de Heezerenbosch te Heeze stond, is op 18 september 1944 door Engelse militairen in brand geschoten. Deze was toen eigendom van Driek van de Paal en uiteraard niet meer in gebruik als tiendschuur. Het zal wel duidelijk zijn, dat de tiendopbrengst van de hele heerlijkheid niet onbelangrijk was. Ook de schaapsboeren waren tiendplichtig; van elke tien schapen moest een vacht aan de heer geleverd worden. 

Eens had een boer uit Leende verzuimd om de woltiend te voldoen, met het gevolg dat hij  met zijn schapen niet meer op de heide mocht komen en bovendien zijn graan niet meer  op de plaatselijke molen mocht laten mallen. Uit hoofde van het windrecht waren de molens eigendom van de heer. Er zat voor deze Leender boer dus niets anders op, dan de woltiend zo spoedig mogelijk te voldoen. De andere mogelijkheid de schapen opruimen en 't graan voortaan buiten de heerlijkheid laten malen, was natuurlijk minder aantrekkelijk. De tiendplicht drukte ook op de bijenhouders, immers de bijen haalden de honing op de heide en die was weer van de heer.

Met het vervallen verklaren van de rechten na de komst der Fransen, was hiervan het tiendrecht uitgezonderd omdat dit niet uit het feodale stelsel voortkwam, maar van veel oudere datum was. Niettemin werd het tiendrecht rond het midden van de vorige eeuw overal steeds meer gevoeld als een onrecht of tenminste als een recht, dat volkomen uit de tijd was. Het gemor nam overal toe en hier en daar ontstonden zelfs opstanden tegen de bezitters van het tiendrecht. De heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten heeft in 1848 zo'n tiendopstand gekend. Het "Memoriale Parochiae de Heeze", dat berust op de pastorie van St. Martinus, bevat hierover enkele aantekeningen:  "1848 Had hier een noodlottige opstand plaats regen de Baronesse van Tuyll van Serooskerke(n) (douairiére J.C. van Tuyll van Serooskerken-Westreenen) ter zaken van de tiende. Ene algemene opgewondenheid heerschte hier te Leende en Someren.

Heeze en Leende, men trok in magten ‘s avonds naar het kasteel deed allerlei bedreigingen zoodat de gewapende magt hier tusschen beide moest komen. Doch slechts zeer korten tijd, om de opgewonden luie niet te vermeerderen, kwamen hier enige soldaten. De zaak werd voor de regtbanken van Eindhoven en later van ‘s Bosch behandeld met gevolgen dat het tiendregt der Baronesse van Heeze erkend, en enige die de zaak begonnen en op zich genomen hadden tot de kosten van het geding werden veroordeeld. 

Waardoor, alhoewel de gemoederen steeds in wreveling bleven tegen de eigenaren der heerlijkheid, de rust zich herstelde.

" Ook d1. H. van Velthoven schrijft hierover in Stad en Meierij van ’s Hertogenbosch. "Op 18 juli 1848 berichtte douairière Van Tuyll van Serooskerken uit haar kasteel aan de Gouverneur dat er ongeregeldheden te Leende plaatsvonden. Zoals ieder jaar, nu 2 juli verpachtte notaris Freher de tienden in de herberg "de Valk" aldaar. De condities werden in stilte aangehoord, doch toen de veldwachter de tienden ter verpachting aanbood werd in het aangrenzende vertrek zo hard gezongen, dat men hem niet kon verstaan. Niemand bood er op; ook in Heeze niet. ‘s Avonds kwamen zich enige boeren op het kasteel aanbieden om de tienden weg te rijden. De volgende morgen was er echter voor het huis van een van deze boeren een oploop van mensen en werd de boer op ketelmuziek getracteerd. Deze dreigementen schrikten hen af, zodat ze hun aanbod schriftelijk herriepen. De barones zond nu naar eigen karren naar Leende om de roggetiend in te halen. Bij het naderen dier karren werd er op den hoorn geblazen, en kwamen er bij de Strijpse kapel een menigte van meer dan honderd mensen bijeen. Toen de koetsier de derde schoof van de tiend op de kar laadde vloog een kogel boven zijn hoofd heen, waarop hij het inladen staakte. De troep mensen die met knuppels, zeisen en geweren gewapend was, dwong hem de twee roggeschoven die hij op de kar had af te laden. Tot op de grens van Heeze begeleide hem de menigte, terwijl verschillende schoten klonken.

Toon Wijfelaars, een van de hoogbejaarde Heezenaren die enkele jaren geleden is overleden heeft eens verteld hoe een boerin, een Heezerse Kenau dus, in deze boerenopstand een belangrijke rol had gespeeld. Eens toen men weer een demonstratieve tocht naar het kasteel had belegd, ging vrouw Venne, als altijd, weer voorop. Bij het kasteel aangekomen riep. ze "Hier is vrouw Venne, die zalde wel kenne! Ze was zich blijkbaar bewust van de reputatie die ze daar genoot.

De ontevredenheid smeulde echter voort, tot in 1870 de tienden werden afgekocht voor fl. 78000,-- . Dit blijkt uit de notitie in het hiervoor al aangehaalde Memoriale van de Parochie St. Martinus. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe deze afkoop tot stand is gekomen. Ook weten we niet of de genoemde som alleen Heeze of de hele heerlijkheid . betreft.

In 1907 werd het tiendrecht bij de wet afgeschaft en tevens werd bepaald, dat tiendplichtigheid niet meer kon worden gevestigd. In 1895 werd freule Ursela v. Tuyll v.Serooskerke, bij gelegenheid van haar negentigste verjaardag, uitbundig gehuldigd, wat wel een bewijs is voor het volledig herstel van de vriendschap tussen de bewoners van de heerlijkheid en die van het kasteel.

Over de tienden en het tiendrecht van de heerlijkheid Heeze en Leende is nog veel te weinig bekend. Dir artikel is ontstaan uit de herinneringen van Johannes van Asten (1830 - 1912) de grootvader van de heer G, van Asten, die deze herinneringen uit de mond van zijn grootvader, die o.m. jarenlang raadslid en wethouder van Heeze is geweest, heeft opgetekend.

In overleg met de heer G. van Asten, is deze publikatie aangevuld met de ter redaktie bekend zijnde feiten en gegevens.

 

Ga terug