de heerlijkheid gaasbeek II

Heemkronijk jaar:1964, jaargang:3, nummer:5,  blz.89 -93

DE HEERLIJKHEID GAASBEEK II

door: J.Aerts 

 
Beatrix van Leuven schenkt Gaasbeek aan Willem van Horne.

Willem van Horne draagt Heeze-Leende op aan hertog Jan III van Brabant.

Moeten wij deze beide gebeurtenissen met elkaar in verband brengen ?

Beatrix van Leuven volgde haar broer Jan II in 1324 in Gaasbeek op. Zij verhief de heerlijkheid op zondag na Maria Hemelvaart van het jaar 1325.
Deze belening staat ingeschreven in het oudste register van de Brabantse Lenen, aanwezig in het Algemeen Rijksarchief in Brussel. De verheffing had plaats op kasteel Gaasbeek, in tegenwoordigheid van de edelen Otto van Cuyck, Rogier van Leefdael, Arnold van Diest, Raoul Pipenpoy, drossaard van Brabant en vele andere leenmannen van de hertog en van Beatrix.
Tegen 1334 vermaakte Beatrix de heerlijkheid Gaasbeek aan haar neef Willem van Horne, zoon van haar tante Johanna van Leuven en van Gerard van Horne. Het schijnt dat de hertogp hiertegen bezwaar had en waarschijnlijk zelfs geprobeerd heeft om zelf deze bezittingen te verwerven. dat kunnen we althans concluderen uit de belofte van de hertog van 13 januari 1334 (in het oktaaf van Epiphania 1333 (o.s.) (1)), waarin hij zegt, niet te zullen proberen om de goederen en renten die Beatrix van hem in leen heeft te verkrijgen.


Waarom had Jan III bezwaar tegen de schenking van Beatrix aan Willem van Horne ? Bij het zoeken naar een antwoord op die vraag, moeten we weten dat niet alleen maar de heerlijkheid Gaasbeek in het geding was. Trouwens al was dat wel, dan nog zou het een veel omvattende overdracht zijn, waarbij we ook nog in het oog dienen te houden dat Gaasbeek tot dan toe uitsluitend in bezit was geweest van leden uit het Leuvense Huis die rechtstreeks van Hertog I van Brabant afstamden en dat de heerlijkheid toen reeds een zeer groot gebied onder haar rechtsmacht moet hebben gehad (op het toppunt behoorden zestien dorpen geheel of gedeeltelijk daaronder). Naast Gaasbeek vermaakte Beatrix aan haar neef bovendien de heerlijkheden Leeuw, HerstaI, Montcornet en Bausignies. Hierbij komen dan nog de andere bezittingen van Willem van Horne; hij was heer en graaf van Horne, heer van Altena, Weert, Nederweert, Wessem, Cortessem, Loon op Zand en door zijn eerste huwlijk waren hem ook Putten en Strijen n0g aangekomen (2). Verder was hij nog drossaard van Brabant helaas weten we niet sinds wanneer) groot erfelijk jagermeester van het Roomse Rijk en ondervoogd van het vorstendom Thorn.
Het is nu wel duidelijk, dat hier sprake is van machtsconcentratie bij één persoon die zacht uitgedrukt niet meer gewoon is. De hertog zal hierin wel niet direct een bedreiging hebben gezien; maar het komt mij toch als waarschijnlijk voor dat hij van het op handen zijnde transport van Beatrix politieke munt heeft willen slaan. En de hertog is daar, indien onze veronderstelling juist is, goed in geslaagd.

Willem van Horne had nog een aanzienlijke bezitting die we tot hier nog niet noemden. We bedoelen zijn vrijgoed of allodium Heeze-Leende, waarbij waarschijnlijk ook Zesgehuchten moet worden begrepen. Dit uitgestrekte goed viel buiten de macht van de hertog. Willem van Horne was daar de van niemand afhankelijke heer. Ongetwijfeld pasten die zelfstandige gebieden niet in het patroon dat de hertog zich van zijn rijk voorstelde.

Willem van Horne droeg zijn dorpen Heeze en Leende op li januari 1334 of zoals het in de oorkonde staat "in de octave van derthiendaghe, in ‘t jaer ons Heeren dusentech drie hondert drie ende dertich" (1), op aan hertog Jan III van Brabant. De bezitting is nu van allodiaal of eigen goed geworden tot een feodale heerlijkheid, waarvan de heren voortaan leenhulde moeten brengen aan de hertog. Opvallend is dat zowel de belofte van de hertog aan Willem van Horne inzake de goederen van Beatrix als de opdracht van Heeze-Leende op dezelfde dag plaats vond. Is dat toevallig of moeten wij beide gebeurtenissen met elkaar in verband brengen
Gezien dit alles menen wij hier het volgende te mogen veronderstellen:
De leenhulde van Willem van Horne en de belofte van Jan III vonden niet toevallig beide plaats op 13 januari 1334, maar staan in verband met elkaar; n.l. de hertog eiste van Willem van
Horne dat hij zijn allodium Heeze-Leende tot leengoed maakte en stelde daar tegenover zijn belofte om niet te zullen proberen de bezittingen van Beatrix te verwerven. Feitelijk keurt de hertog dus de schenking aan haar neef goed men.
Een akte van 2 januari 1336 geeft aan Willem de titel heer van Gaasbeek.

Beatrix van Leuven overleed in l340 of 1341 in het klooster van Baumont bij Valenciennes, waar zij ook was opgevoed.
Willem van Horne wordt metterdaad een der machtigste edelen van Brabant. Op 3 december 1339 staat hij aan het hoofd van de hele Brabantse ridderschap. Hij is dan de tweede ondertekenaar van een belangrijk verdrag tussen Jan III en Lodewijk van Nevers, graaf van Vlaanderen. In 1315 was Willem voor het eerst gehuwd met Oda vrouwe van Putten en Strijen en in1322 hertrouwde hij met Elisabeth van Kleef.
(wordt vervolgd)

OVERZICHT HEREN VAN GAASBEEK

 

(1) Dertiendag is Driekoningen (Epiphania) de dertiende dag vanaf kerstmis (inklusief) ter herinnering aan de twaalf heiligen nachten (Weihnachten in ‘t Duits) der Germanen. Oktaaf vanaf Dertiendag is ’t oktaaf van Driekoningen
Oktaaf van Dertiendag is ‘t oktaaf van Driekoningen, dus 13 januari 1334 n.s., daar in Brussel (de akte werd ondertekend in Brussel) Kamerijkse stijl heerst, ook genoemd Brabantse stijl, waarbij ‘t jaartal veranderd wordt met Pasen; feitelijk al na het aansteken van de Paaskaars op Paaszaterdag.
(F.W.Smulders)

(2) We noemden alleen de bezittingen waarvan we zeker weten dat hij ze in bezit had. Zonder twijfel is de lijst langer te maken. We houden ons gaarne aanbevolen voor gedocumenteerde aanvullingen.

Ga terug