Archeologisch onderzoek aan de Talingstraat in Geldrop

Heemkronijk jaar:2018, jaargang:57, nummer:3, pag:4 -5

Archeologisch onderzoek aan de Talingstraat in Geldrop

door: Jan Broertjes

In het gebied begrensd door de Talingstraat, Kievitstraat , Mierloseweg en de Kleine Dommel heeft RAAP (adviesen onderzoeksbureau voor archeologische monumentenzorg en cultuurhistorie) een archeologisch vooronderzoek verricht vooruitlopend op geplande woningbouw. Het gebied ligt aan de oostkant van de Kleine Dommel. In het laatste deel van de laatste ijstijd was het zeer koud en relatief droog met weinig vegetatie. In het voorjaar en de zomer stroomde hier in een brede maar ondiepe rivier sneeuwsmeltwater richting de Maas. In de winter viel de bedding grotendeels droog en kon er zand uit het dal waaien. Toen zo’n 10.000 jaar geleden de ijstijd afliep en het klimaat verbeterde, werd deze rivier, de Kleine Dommel, een regenrivier die het hele jaar al kronkelend (met meanders)vrij regelmatig water afvoerde. Het brede dal was niet meer nodig en de rivier sneed zich dieper in waardoor het oude smeltwaterdal geen waterafvoerfunctie meer had. Wat overbleef was de oude bedding van de brede rivier die in het genoemde gebied een weinig helt van oost naar west. Het gaat daarbij om slechts ongeveer een meter.

Afbeelding 1 De situatie in 1843. (Bron Historische topografische Atlas 1836-1843 Noord-Brabant) 

Het gebied raakte begroeid met planten die aan vochtige gronden de voorkeur geven. Deze gronden werden zeker vanaf de Late Middeleeuwen gebruikt als weiland en mogelijk (later) als bouwland. Ook was het nodig om aan grondverbetering te doen en men ging de grond bemesten met onder andere afval van rond de boerderij. Door de relatief lage ligging was het nodig om het gebied te ontwateren richting de beek. Er werden greppels gegraven die het water in die richting konden afvoeren. Langs de greppels stonden bomen (zie afbeelding 1).

Bij het archeologisch onderzoek is aan de hand van de resten van een pot gebleken dat de oudste greppels dateren uit de vijftiende eeuw. Er zijn diverse sporen van (paal)kuilen, greppels en karrensporen en veel kuilen langs greppels gevonden. De paalkuilen zijn vrijwel zeker afkomstig van hekwerk langs de greppels of in plaats van de greppels als afscheiding. Er zijn enkele aardewerkscherven gevonden die dateren uit de negentiende / twintigste eeuw.

Afbeelding 2 De situatie in 1905. (Bron Historische topografische Atlas 1905 Noord-Brabant) 

De vele sporen van greppels liggen loodrecht op de beek en dienden voor afvoer van water. In het noordelijk deel komen meer greppelsporen voor dan in het zuiden. In het opgravingsvlak ziet de greppel er uit als op afbeelding 4. Enkele greppels lagen langs een zandpad dat parallel aan de beek liep (zie afbeelding 2).

Eén greppel bevatte veel afval van keramiek, flessen en keukenspullen uit de twintigste eeuw. De oudste greppel dateert uit de vijftiende of zestiende eeuw, zoals dat met de C14 methode is bepaald. Niet alle greppelsporen zijn op de oude kaarten aangegeven.

Afbeelding 3 Sporen van een zandweg die liep van zuidoost naar noordwest.(Foto Paul Henneman) 

De sporen van karrenwegen staan op oude kaarten (zie afbeelding 2). De vulling in de sporen leverde vondsten op die dateren uit de elfde tot de negentiende eeuw. In het opgravingsvlak ziet dit karrenspoor er uit als op afbeelding 3. Het aantal vondsten bedraagt vijftig stuks variërend van baksteen, dakpan, keramiek tot tegel en vuursteen. De keramiekresten bestaan in meerderheid uit blauwgrijs (1050 en 1350), grijs- (1350-1500), wit- en roodbakkend (veertiende eeuw) aardewerk, steengoed (vijftiende – achttiende eeuw), porselein en industrieel witbakkend aardewerk. Resten van bakstenen werden in enkele greppels aangetroffen. Omdat hier geen gebouwen hebben gestaan moeten deze hier zijn gestort. Dit geldt ook voor de gevonden fragmenten van tegels. Tevens werden er dakpanfragmenten aangetroffen, en wel van zogenoemd oud Hollandse pannen. Ook deze resten werden hier gestort. Er werd één vuursteenafslag gevonden die thuishoort in de Midden Steentijd (Mesolithicum).

Wat de functie was van de perceelscheiding parallel aan de beek is wat onduidelijk. Mogelijk kwam vroeger de hoge waterstand tot hier. Misschien liep hier een pad langs.

Afbeelding 4 Opgravingsvlak van een greppel. (Foto Paul Henneman) 

Er is macrobotanisch onderzoek verricht aan twee monsters uit greppels om de aanwezigheid van plantenresten vast te stellen. Het monster uit één greppel leverde geen zaden of vruchten op. Wel werd een kleine hoeveelheid houtskool gevonden. Middels C14 onderzoek bleek dit uit de periode tussen 350 en 540 na Chr. te dateren. Omdat de greppel op zijn vroegst uit de vijftiende eeuw is, gaat het hier om zogenoemd oud hout. In de andere greppel werden zeer veel zaden van bramen aangetroffen, maar ook enkele zaden van wilde planten. Men onderzocht monsters van drie locaties op stuifmeel. Monster 1 kwam uit een oude loop van de Kleine Dommel. Het ging hier om veen waarin stuifmeelkorrels (pollen) van elzen en berken en ook van waterdrieblad en sporen van veenmos werden aangetroffen. Deze laatste geven aan dat het moeras geen voeding kreeg van het Dommelwater. Er werden ook veel stuifmeelkorrels van rogge, tarwe en akkeronkruiden aangetroffen. Rogge komt voornamelijk voor na de Middeleeuwen. Vermoedelijk zijn deze pollen er secundair in terechtgekomen.

Afbeelding 5 Situatie in 1949. (Bron: Topografische kaart van het Koninkrijk der Nederlanden Schaal 1:25000 51 G Verkend in 1949)

Door overstroming is op het veen een pakket zand door de Kleine Dommel afgezet. De aanvang van de veengroei is bepaald op 2130 en 1910 voor Chr., oftewel het einde van de Jonge Steentijd (Neolithicum) en de Bronstijd.

In een ander monster uit een greppel zijn zeer veel zaden van bramen aangetroffen en van andere wilde plantensoorten. Er zijn stuifmeelkorrels van veel grassen aanwezig, maar boompollen komen beduidend minder voor. Stuifmeelkorrels (pollen) van rogge, tarwe, gerst en boekweit zijn ook aanwezig.

In een andere greppel zijn monsters verzameld en die blijken pollen van diverse bomen te bevatten, vooral eik en els . Hulst, iep en berk zijn minder aanwezig. Beuk en haagbeuk zijn ook aangetroffen. De beuk verschijnt pas in de Late Bronstijd en de haagbeuk komt in beeld in de Romeinse tijd.

Bronnen:

Geologische kaart Eindhoven Oost 1973

Advies Archeologische Monumentenzorg – nr. 134 2017

Plangebied Talingstraat in Geldrop RAAP Rapport 3314 2017

Archeologisch proefsleuvenonderzoek plangebied Talingstraat te Geldrop, gemeente Geldrop RAAP 2017

Ga terug