In den beginne. De vroege geschiedenis van Kasteel Geldrop

Heemkronijk jaar:2017, jaargang:56, nummer:3/4, pag:3 -8

In den beginne. De vroege geschiedenis van Kasteel Geldrop

door: Saskia Minjon

In 2016 vierde Kasteel Geldrop zijn vierhonderdjarig bestaan. In de gevel van het kasteel is met muurankers het jaartal 1616 aangebracht, het jaar waarin de grootschalige verbouwing van het kasteel door Amandus I van Horne gereed kwam. Met deze renovatie ontstond voor een belangrijk deel het uiterlijk van het kasteel zoals we het vandaag de dag kennen. Het centrale deel bekroond met zijn kenmerkende trapgevels is een van de oudst bewaarde delen van het bouwwerk.

Kasteel Geldrop met in de gevel van het centrale deel de muurankers die het jaartal 1616 vormen. (Bron: Wikimedia Commons) 

Het vierhonderdjarig bestaan van Kasteel Geldrop werd gevierd met de uitgave van het boek Kasteel Geldrop, een edel verleden.[1] Hierin wordt de geschiedenis van het kasteel vanaf de eerste vermelding tot aan het heden beschreven. Maar ook wordt aandacht besteed aan de vroegste geschiedenis van het gebied. Waarom staat er in Geldrop een kasteel? Met de verdeling van de Lage Landen in kleinere machtsgebieden, ontstond bij lokale adel de behoefte versterkte huizen te bouwen. Niet alleen vanuit het oogpunt van macht en rijkdom, maar vooral ook voor de verdediging van bezittingen en mensen. Vier eeuwen geleden kreeg het kasteel voor een groot deel zijn huidige vorm, maar wat ging er aan die verbouwing van 1616 vooraf?

Kastelen in Nederland

In de loop van de elfde eeuw was het grondgebied van het huidige Nederland verdeeld in verschillende machtsgebieden, waaronder de graafschappen Holland, Gelre en Leuven.[2] Sinds de tijd van Karel de Grote (768-814), die in de achtste eeuw grote delen van de Lage Landen wist te veroveren, werd gebruik gemaakt van een feodaal stelsel. Gebieden waren vaak te groot voor de machthebber om controle over te houden, waardoor hij afhankelijk was van lokale edelen om macht uit te oefenen. Het bestuurlijk gezag over een gebied werd aan hen overgedragen, ‘in leen’ gegeven, in ruil voor trouw en de belofte van (militaire) steun.

Met de steeds verdere verspreiding van deze regionale macht, ontstond rond de elfde eeuw de behoefte om eigen gebieden te verdedigen. Bijna elk dorp in Noord-Brabant had een of meerdere ‘kastelen’. Deze waren bedoeld als adellijke woonhuizen die in geval van nood bescherming moesten bieden en verdedigbaar moesten zijn.[3] Vanaf de elfde eeuw werden heuvels opgeworpen, de motte, waarop een houten toren omheind door een palissade werd gebouwd.[4] De torens op deze motteburchten werden later vervangen voor stenen constructies. Ter verdediging werd rondom de motte een gracht aangelegd. Voor de motte lag vaak een tweede stuk grond, de voorburcht, dat eveneens omringd werd door een gracht. Hier kon landbouw en veeteelt worden bedreven om in het levensonderhoud te voorzien wanneer men zich terug moest trekken binnen het verdedigbare gebied. Op de motte werden verder vaak nog kleinere, houten gebouwen opgetrokken, waar bijvoorbeeld een kapel in onder werd gebracht. Aanbouwsels aan de torens en de verbinding van bijgebouwen zorgden voor de klassieke kasteelvorm.

Voorbeeld van een motteburcht. (Bron: ThingLink) 

In de dertiende eeuw werd de motteburcht als kasteeltype losgelaten. In veel gevallen beperkte men zich tot de bouw van meer eenvoudige bakstenen woontorens, donjons. Deze bestonden meestal uit drie tot vijf verdiepingen. De verdiepingen bestonden uit één vertrek zonder verdere opdeling. De toren had verschillende functies. Naast de woonvertrekken van de heer, werd hier vaak ook een zaal ingericht die voor verschillende doeleinden kon worden gebruikt, van diners tot rechtspraak. Met de introductie van moderne oorlogsmiddelen als buskruit en het kanon, kwam vanaf de zestiende eeuw langzaam een einde aan de militaire functie van kastelen. De muren van de bouwwerken waren hier niet tegen opgewassen. Kastelen werden verbouwd tot landhuizen, met nieuwe gevels en de aanbouw van woonvertrekken.

Waarom Geldrop?

Vanaf de laatste ijstijd is het gebied rondom Geldrop vrijwel onafgebroken bewoond geweest. Uit de Bronstijd (3000-800 voor Chr.) en IJzertijd (800-50 voor Chr.) zijn sporen van bewoning aangetroffen op het hoger gelegen gebied bij Genoenhuis.[5] Er werden schapen gehouden en graan verbouwd. Zodra de grond uitgeput was, trok men weer verder. Vanaf de zesde eeuw begonnen boeren zich definitief te vestigen in het gebied rond Zesgehuchten.[6]

Plattegrond van de Merovingische nederzetting bij Genoenhuis. (Bron: Thuis in Brabant) 

Deze Frankische boeren stichtten nederzettingen op de hoger gelegen gebieden tussen de beekdalen. Deze gronden waren relatief vruchtbaar. De lager gelegen gebieden waren dicht begroeid met elzenbroekbos en moeilijk begaanbaar. In de loop van de tijd werden deze gebieden langzaamaan ontgonnen om ook als landbouwgrond in gebruik te worden genomen. Aan deze ontginningen konden lokale heren macht en status ontlenen. De huidige provincie Noord-Brabant viel voor het grootste deel onder het graafschap Leuven, dat later verheven zou worden tot het hertogdom Brabant. Het hertogdom was een leengoed van de heren van het Bourgondische Rijk. Geldrop maakte echter geen deel uit van het hertogdom Brabant. In 1334 werd door Jan III, de hertog van Brabant, en graaf Reinoud II van Gelre een verdrag opgesteld waarin de bezittingen van het graafschap Gelre in het hertogdom werden vastgelegd. Het graafschap, later hertogdom, Gelre strekte zich uit over grote delen van het huidige Gelderland en het noorden van Limburg. In het verdrag wordt Geldrop genoemd als Gelders leen, een enclave in Brabants gebied.

Het dorp Geldrop lijkt zijn naam te danken te hebben aan de band met het hertogdom, het dorp van Gelre. Gheldorpe wordt voor het eerste vermeld in een akte van 2 mei 1296. Rond het begin van de dertiende eeuw waren de eerste mensen begonnen ook de lager gelegen gebieden van de beekdalen te gaan bewonen. Hier werden rond dezelfde tijd de eerste versterkte huizen opgetrokken. In Geldrop waren dit er twee, de Burght en het Kasteel. [7] De Burght wordt voor het eerst genoemd in 1394. Het bouwwerk bevond zich tussen de gehuchten Grote en Kleine Heuvel ten zuiden van het dorp, aan het einde van het huidige Burghtstraatje, en grensde aan een dode tak van de rivier de Kleine Dommel.[8] De ligging aan de rivier zorgde ervoor dat er altijd water in de slotgracht stond. Uit een beschrijving uit 1670 blijkt dat de Burght zich reeds in de zeventiende eeuw in vervallen staat bevond.[9] Omdat er weinig bekend is over het uiterlijk en de omvang van de Burght, laten we dit versterkte bouwwerk voor wat het is en concentreren we ons op het Kasteel.

Een donjon met voorburchten

Op 25 mei 1838 werd in het Provinciaal Dagblad de aankondiging gedaan van de verkoop van ‘den Steenen Toren, bij het Kasteel te Geldrop, waaraan behoort: ijzeren Leuning, Hardsteenen Dorpels, Binnentrap, 24 Glasramen en Deurgebinten, vier komplete Zolders Balken, Kap met Pannen gedekt: het Houtwerk meestal Eiken en nog zeer goed’.[10] Sara Hoevenaar verkocht de donjon voor afbraak en zo geschiedde in 1840. In 1996 kon door archeologisch onderzoek van de Werkgroep Archeologie van de Heemkundekring 'De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten' de precieze locatie van de woontoren bepaald worden. Vermoedelijk werd deze donjon reeds in de dertiende eeuw aan de noordkant van Geldrop opgetrokken, maar wanneer de toren precies is gebouwd, is niet bekend. ‘dat huys tot Geldrop met den voirborcht, cingelgraven ende allen sijnen tobehoren’ wordt voor het eerst genoemd in de leenboeken van de hertog van Gelre in 1403.[11] De toren, gebouwd op een eilandje omringd door een gracht, het hoofdburchteiland, bestond uit een bovengrondse kelder met daarboven drie verdiepingen. Van de verdiepingen waren alleen de onderste twee voorzien van een open haard. Hier bevonden zich vermoedelijk de woonvertrekken en de zaal. De ingang op de eerste verdieping bereikte men via een brug en later vermoedelijk via een stenen trap. Op basis van historische tekeningen is bekend dat de toren bovenaan afgewerkt was met een kanteling. Of er tegen de donjon nog meer bebouwing heeft gestaan, is niet bekend.

 

Kasteel Geldrop vanuit het zuidoosten door F.N.M. Eyck van Zuylichem, 1831. Op deze tekening zijn zowel de donjon als de voorburcht(en) te zien. (Bron: Pinterest) 

Aangenomen wordt dat de burcht voorzien was van twee voorburchten of een voorburcht en neerhof. [12] Dit valt af te leiden uit de oudste kadasterkaart van omstreeks 1830 en de beschrijving door Adriaan Brock. Deze koster te Sint Oedenrode beschrijft in zijn ‘geografische, historische en chronologische beschouwing van de steden, dorpen, vlekken, heerlijkheden, gehuchten en voornaamste buurtschappen der Meiery van ’s Hertogenbosch’ uit 1825 zijn bezoek aan Kasteel Geldrop, waarbij hij drie ophaalbruggen moest passeren.[13] Hoe de bebouwing van deze voorburchten er precies heeft uitgezien is niet met zekerheid te zeggen. De verschillende tekeningen die van het kasteel gemaakt zijn en historische beschrijvingen geven echter wel een idee. Het huidige kasteel bevindt zich op de eerste voorburcht. In de vijftiende en zestiende eeuw werd het kasteel nauwelijks bewoond en raakte het bouwwerk in verval. Amandus I van Horne liet de bouwwerken op de voorburcht verbouwen tot een ‘fraye edelmanswoninghe’. De trapgevels die hij liet aanbrengen, vormen vandaag de dag het middendeel van het kasteel. De muurijzers met het jaartal in de gevel en een bovendorpel met het wapen van de Van Hornes, dat in de negentiende eeuw verplaatst werd naar de huidige bijkeuken van het gebouw, herinneren nog altijd aan deze verbouwing.

Heren van Geldrop

De eerste heer van Geldrop, ridder Philips I van Geldrop, wordt in 1340 genoemd.[14] Over hem is niet veel bekend. Als leenman van de hertog van Gelre had hij veel heerlijke rechten, zoals molenrecht, benoemingsrecht voor de benoeming van kerkmeesters en alle dorpsbestuurders en de hoge jurisdictie, waarmee hij de macht had om de rechtspraak te bepalen en te beslissen over leven en dood. Zijn kleinzoon, Philips II, werd in 1403 vermeld in het eerste leenboek van het hertogdom Gelre. In 1456 kwam met Philips III een eind aan de macht van het geslacht Van Geldrop. Hij liet al zijn bezittingen na aan zijn dochter en haar echtgenoot Aert Daniels van Goor. Zij verkochten de heerlijkheid Geldrop op 29 juni 1462 aan de Duitse Orde die de heerlijkheid in leen overdroeg aan Philip van Horne, heer van Heeze, Leende en Zesgehuchten. Geldrop was lange tijd een leengoed van de hertog van Gelre. Philip van Horne was echter een leenman van de hertog van Brabant, waardoor de heerlijkheid Geldrop een onderdeel werd van het hertogdom Brabant.

Hoewel Kasteel Geldrop nooit zijn verdedigingsfunctie waar heeft hoeven maken in een van de vele oorlogen of conflicten die door de eeuwen heen woedden, heeft het wel als toevluchtsoord gediend tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Bisschop Ophovius moest, net als alle andere geestelijken, in 1629 ’s-Hertogenbosch verlaten, nadat de stad was ingenomen door het protestantste Staatse leger van stadhouder Frederik Hendrik, prins van Oranje.[15]

Portret van Michael Ophovius (1570-1637) door Peter Paul Rubens, circa 1615-1617. (Bron: Wikimedia Commons) 

Hij vond in de jaren die volgden tussen al zijn reizen door onderdak bij de katholieke Amandus II van Horne in Geldrop. Onder de gasten die hij tijdens zijn verblijf ontving, bevond zich ook de Vlaamse schilder Peter Paul Rubens.[16] Ophovius was de biechtvader van de schilder. Op 16 maart 1631 schreef hij in zijn diarium: ‘’s Ochtends een viering in de kerk. Bij de lunch niemand behalve Vrouwe Taeterbeeck, van Moij uit ‘s-Hertogenbosch, de schilder, en de kanunnik Swertius. Ze kwamen met de pastoor naar Mierloo.’ Met de schilder wordt vermoedelijk Rubens bedoeld.

Met het overlijden van Amandus III van Horne in 1672 kwam er voor lange tijd een eind aan de permanente bewoning van het kasteel. In 1768 werd het verkocht aan de hoogste bieder en ging het over in particuliere handen. Hoewel in 2016 het vierhonderdjarig bestaan van Kasteel Geldrop werd gevierd, mag de (bouw)geschiedenis van voor 1616 zeker niet vergeten worden. De geschiedenis van het kasteel en de plek waar dit gebouwd werd, begon al vele eeuwen eerder. Aan de hand van de geografische ligging en kenmerken van het gebied, kan verklaard worden waarom juist op deze plek bewoning was en versterkte huizen werden gebouwd. Met de donjon op de omgrachte hoofdburcht en bebouwing op de voorburcht voldoet het complex aan een algemeen bestaand beeld van de ontwikkeling van middeleeuwse kastelen. Hoewel de donjon in de negentiende eeuw voorgoed verloren is gegaan, is de plek waar deze heeft gestaan met contouren in de grond aangegeven. Een blijvende herinnering aan dit vroegste stukje geschiedenis van Kasteel Geldrop.

Een uitsnede van de kasdastrale kaart van Geldrop, 1832. Op deze kaart zijn rechtsboven in het omlijnde gebied de resten te zien van de Burght. Linksboven is het kasteel met het bijbehorende landgoed te zien. (Bron: Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) 

 
[1] Eugène Franken, Bart Klomp, Saskia Minjon, Kasteel Geldrop. Een edel verleden (Utrecht 2016)
[2] H. Beliën en M. van Hoogstraten, De Nederlandse geschiedenis in een notendop (Amsterdam 1998), 23-27.
[3] A. van Oirschot, Middeleeuwse kastelen van Noord-Brabant. Hun bewoners en bewogen geschiedenis (Rijswijk 1981), 7-8.
[4] H. Verhees-Wouters, De geschiedenis van Kasteel Geldrop en zijn bewoners (Geldrop 2002), 5; B. Aarts, ‘Vroege burchten in het hertogdom Brabant. Inventarisatie en analyse’ in: B. Aarts en R. Gruben (red.), Noord-Brabantse kastelen. Nieuwe ontwikkelingen in de archeologie en de bouwhistorie van het kasteelonderzoek (Tilburg 2016), 5-31 (Het Brabants Kasteel 36 (2013)).
[5] J.P.J. van Laarhoven, ‘Wat was, wat werd, wat is Geldrop?: de geschiedenis van een leefgemeenschap door alle tijden heen.’ in: Heemkronyk 49 (2010), 23-27.
[6] F. Theuws, ‘Heren en boeren in vroeg-middeleeuws Geldrop’ in: N. Roymans e.a., Een en al zand. Twee jaar graven naar het Brabantse verleden (’s-Hertogenbosch 1993), 88-96.
[7] J. Broertjes, ‘De Burght in Geldrop’ in: Heemkronyk 47 (2007), 51.
[8] Broertjes, ‘De Burght’, 51-52.
[9] Verhees-Wouters, De geschiedenis, 7.
[10] A.G.W.G. van Asten, ‘De verdwenen kasteeltoren te Geldrop’ in: Heemkronijk 28 (1989), 25-31.
[11] Verhees-Wouters, De geschiedenis, 14.
[12] B. Aarts, ‘De kastelenbouw in het noordoosten van het hertogdom Brabant en enkele aangrenzende gebieden’ in: N. Arts, H. Roosenboom en L. van Zalinge-Spooren (red.), De kastelen van Helmond. Een machtscentrum aan de rand van de Peel (Helmond/Utrecht 2001), 10-21, met name 19.
[13] D.B.M. Hermans, Middeleeuwse woontorens in Nederland: de bouwhistorische benadering van een kasteelvorm (Leiden 2013), 75.
[14] Verhees-Wouters, De geschiedenis, 12-14.
[15] J. Coenen, Alles wat hier leeft, spint, twernt of weeft. Geschiedenis van Geldrop en Zesgehuchten (Geldrop 1987), 162.
[16] Verhees-Wouters, De geschiedenis, 24.
Ga terug