De Nieuwendijk in Geldrop

Heemkronijk jaar:2017, jaargang:53, nummer:1, pag:2 -11

De Nieuwendijk in Geldrop Geschiedenis van de aanleg en de naam

door: Gerard Steeghs

Inleiding

Mijn interesse voor de geschiedenis van mijn geboortestraat heeft in 2016 geleid tot een boek met de titel de Nieuwendijk vroeger. een Geldropsche straat in de negentiende en twintigste eeuw[1] De Nieuwendijk is een straat die pas ontstond na de aanleg in 1855 van de Rijksgrintweg van Eindhoven via Geldrop naar Weert. Deze nieuwe weg was heel belangrijk voor het textieldorp dat Geldrop eens is geweest. Omdat Geldrop over weinig geschikte landbouwgrond beschikte, begonnen de boeren al snel om voor eigen gebruik wollen of linnen lakenstof te vervaardigen, als aanvulling op hun karig bestaan. De wol was afkomstig van eigen schapen en het linnen van het vlas dat ze verbouwden. Hieruit zijn uiteindelijk de Geldropse textielfabrieken voortgekomen, zoals die van Eijcken, Van den Heuvel, Raue & Bodde, Carp, Van de Nieuwenhuijzen enzovoort.

De weg die nu de Nieuwendijk heet, was gedurende lange tijd voor een groot gedeelte onbebouwd , maar na aanleg van de Rijksgrintweg werd deze meer gebruikt en dus interessanter voor bebouwing, zeker na de aanleg van de paardentram in 1888.

In het boek komt ten eerste kort de ontstaansgeschiedenis van Geldrop en zijn textielverleden aan bod. Daarna wordt uitgebreid ingegaan op de totstandkoming van de straat de Nieuwendijk, de naamgeving en de aanleg van de verschillende voorzieningen. Verder wordt van elk adres de geschiedenis beschreven en wordt er dieper ingegaan op onderwerpen die een speciale binding hadden met de Nieuwendijk, zoals verschillende bedrijven en enkele bijzondere personen. In dit artikel komen twee onderwerpen uit het boek aan de orde: De weg zelf en de naam. Het zou mooi zijn, indien het boek of dit artikel voor de lezer aanleiding zou zijn om de geschiedenis van zijn/haar geboortestraat te onderzoeken. Hoewel men het misschien op voorhand niet zou verwachten, levert zo’n zoektocht vaak mooie ontdekkingen, wetenswaardigheden en verhalen op over de geschiedenis van een straat of wijk.

Topografische kaart van omstreeks 1855; witte lijn: de oude zandwegen van Geldrop naar Eindhoven, grijze lijn: de nieuw aangelegde Rijksgrintweg van Eindhoven naar Weert, zwarte lijn: de huidige Nieuwendijk. 

De weg van Geldrop naar Stratum, van karrenspoor naar Rijksweg Voorgeschiedenis

Vanouds heeft Geldrop belangrijke verkeerswegen over zijn grondgebied gehad. Zo zou de weg, die van Vught via Boxtel en Eindhoven over Zesgehuchten en Geldrop naar Heeze, Asten en Blerick liep, al van Romeinse oorsprong zijn. Toch heeft men het eeuwenlang met zandwegen moeten doen, die vaak heel slecht waren door onder meer de invloed van de turfkarren.

De belangrijkste verbinding vanuit het centrum van Geldrop met Eindhoven liep gedurende lange tijd over het traject Heggestraat, via Hoog-Geldrop en de Rielschen Dijk. Een andere vanuit Geldrop minder gebruikte verbinding, kwam bij Poeijers onder Stratum met de eerste verbinding samen. Deze tweede verbinding liep via de lastig te passeren Beekloop, via Hulst en de Geldropsche Dijk. Geldrop lag via deze zandwegen anderhalf uur gaans van Eindhoven. Deze zandwegen waren op natuurlijke wijze ontstaan. Immers de gronden waren over het algemeen zeer laag gelegen, terwijl zich hier en daar plotseling scherpe verhogingen voordeden. Het is dus begrijpelijk dat de zandwegen ontstonden op hoger gelegen gedeelten en daarom vaak de naam ‘Dijk’ kregen. Omdat de weg vanuit het centrum zeer sterk afliep naar de lage natte gronden bij de Beekloop, die de grens met Zesgehuchten markeerde, en de weg voorbij de beek weer steil opliep, moet de overgang van Geldrop naar het gehucht Hulst over deze beek vrij moeizaam zijn geweest en zodoende niet de voorkeur hebben gehad als route naar Stratum.

Tot halverwege de negentiende eeuw moesten alle (textiel)goederen door voerlui over de zandwegen via karrensporen vervoerd worden van en naar de diverse markten. Geldrop lag langs geen enkele grote handelsroute, zodat er weinig overig verkeer door het dorp kwam. De enige grote weg in de nabijheid was de postroute van Den Bosch naar Luik, die aanvankelijk langs de Aalsterhut liep.

De aanleg van de Rijksweg

In 1842 ontwierp de regering onder koning Willem II het plan voor de aanleg van een straatweg van Eindhoven naar Weert en Roermond. Deze weg zou rechtstreeks van Eindhoven naar Leende lopen en zo dus Geldrop niet aandoen.

Kadasterkaart van de situatie omgeving Nieuwendijk in 1855. 

Dit was aanleiding voor het gemeentebestuur van Geldrop om een adres te richten tot de koning, waarbij men wees op het feit dat de wegen naar Eindhoven en Helmond in zeer slechte staat waren en zodoende veel bijgedragen hadden aan de kwijnende toestand van de voornaamste tak van bestaan voor Geldrop, de fabricage van lakens en wollen stoffen. Men pleitte er dan ook voor om de nieuwe straatweg door de gemeenten Geldrop en Heeze te laten lopen in plaats van rechtstreeks door de heide van Eindhoven naar Leende.

Uiteindelijk besloot koning Willem III op 5 april 1852 dat de grindweg op kosten van het Rijk zou worden aangelegd door Geldrop, Heeze, Leende en Maarheeze onder aanvaarding van de door de gemeente Geldrop toegezegde bijdrage van ƒ 8.000,–. In Heeze droeg barones Van Tuyll van Serooskerken f 4.000,- bij. Op 5 september 1852 besloot de Koning niet aan het verzoek te voldoen om van Rijkswege een zijtak van de Rijksgrintweg aan te leggen vanuit het centrum van Geldrop via Mierlo naar Helmond. Daarom werd door de gemeenten Geldrop en Helmond een soortgelijk verzoek gericht aan de Staten der Provincie Noord-Brabant. Onder de voorwaarden van een bijdrage van ƒ 2.025,– in de kosten en het kosteloos afstaan aan de Provincie van de straten Kerkstraat, het Marktveld, Hofstraat en Mierloschebaan ten behoeve van het traject, werd hiertoe op 20 maart 1855 besloten.

Het aanleggen van de grindweg in rechte lijn vanaf Stratum naar Geldrop moet, vanwege de vele hoogteverschillen en de aanwezigheid van verschillende vennen, niet eenvoudig zijn geweest. Mede in het kader van deze aanleg, ontgon men tussen 1858 en 1862 het uitgestrekte moeras- en heidegebied tussen Riel en Hulst, in totaal ongeveer 150 hectare. Daarna kon het gebruikt worden als weiland of volgde bebossing van de natste kavels. De vennen werden drooggelegd en enkele beekjes werden rechtgetrokken.

Kadasterkaart van de situatie omgeving Nieuwendijk in 1910. 

Verharde straten in Geldrop

De Rijksgrintweg was tegen het einde van 1855 voltooid. De straten waarover het traject van de Rijksgrintweg liep, waren daarna de eerste min of meer goed verharde straten van Geldrop. De Provinciale weg van Geldrop naar Helmond kwam in augustus 1857 gereed, waardoor nu ook voor het eerst de Kerkstraat, de Heuvel, de Hofstraat en de Mierloschebaan met klinkers verhard waren. Het eigenaardige gevolg was dat de voornaamste straten in de gemeente eigendom waren geworden van het Rijk en de Provincie, welke instanties dan wel voor het onderhoud moesten zorgdragen.

Door de aanleg van de grindweg werd het traject ook voor het eerst geschikt voor vervoer via diligence en postkoets. Op 8 juni 1857 reed de diligence met reizigers vanuit Den Bosch via Eindhoven naar Helmond voor de eerste maal door het centrum van Geldrop, hetgeen een buitengewone belangstelling onder de inwoners opwekte. Als men zich realiseert dat deze veranderingen voor Geldrop al een grote vooruitgang waren in het dagelijks leven van zijn bewoners, dan kan men nagaan hoe primitief het leven vóór die tijd voor hen moet zijn geweest. En dat is nog maar ruim anderhalve eeuw geleden!

Verbinding met het station

In februari 1904 nam de Regering het besluit tot de aanleg van een spoorweg van Eindhoven via Geldrop naar Weert. Door de aanleg van deze spoorlijn werd het noodzakelijk een toegangsweg vanuit de kom van Geldrop naar het stationsgebouw aan te leggen. Het gemeentebestuur richtte hiertoe in 1909 een verzoek tot het Ministerie van Waterstaat, welke op 28 mei mededeelde beslist te hebben dat de toegangsweg voor Rijksrekening zou worden aangelegd.

Het toeval wilde dat er twee percelen met vier arbeiderswoningen (Heggestraat) en een winkelhuis (’t Spitje) van respectievelijk Hendricus en Franciscus Peijnenburg te koop stonden. Hierdoor kon, na sloop van de woningen, de aansluiting met de nieuwe weg in het verlengde van de toenmalige Kerkstraat aangelegd worden. De Staatsspoorwegen hebben toen in juli deze woningen aangekocht. De sloop volgde echter pas in oktober 1912. Vanaf september 1910 had een deel van het huis, voorheen van Frans Peijnenburg, nog dienst gedaan als kantoor voor de aannemers van de spoorlijn, de ‘Gebr. de Vries’. Op dat moment was de klinkerbestrating vanaf het station reeds gevorderd tot hotel ‘Hof van Holland’ van Frans Peijnenburg. Dit hotel was als eerste gebouwd in de nog niet voltooide straat. Eind 1912 is dus het aanzien van de verkeerssituatie bij het begin van de huidige Nieuwendijk bepaald.

Luchtfoto Stationsstraat ca 1928.

Aan de andere zijde werd de Nieuwendijk begrensd door de Beekloop, welke sinds de aanleg van de Rijksweg overbrugd was. De Beekloop zelf werd begin jaren vijftig ondertunneld bij de realisatie van het nieuwbouwplan ‘Middenbeekloop’. De aanleg van het ‘Beekpad’ vond plaats in 1952 in het kader van het uitbreidingsplan ‘De Beneden Beekloop’.

De Nieuwendijk richting Eindhoven gezien, omstreeks 1915. 

Nieuwendijk ca 1923.

Nieuwendijk ca 1949.

Toenemend verkeer

Het doorgaande verkeer afkomstig uit Eindhoven richting Helmond (een provinciale weg) reed dwars door het centrum van Geldrop. Van de Nieuwendijk via de Kerkstraat, Heuvel en Hofstraat naar de Mierloseweg. Met het toenemende (auto)verkeer leverde dit steeds meer problemen en gevaarlijke situaties op. Daarom had de gemeente reeds in 1935 de mogelijkheid laten onderzoeken om een deel van de provinciale weg te verleggen via een doorsteek van de Nieuwendijk, achter de kerk door, naar de Mierloseweg. Echter door de zeer moeilijke financiële omstandigheden van de gemeente kon deze geen middelen beschikbaar stellen en omdat de Provincie Noord-Brabant niet volledig voor de kosten van de aanleg op wilde draaien, werd het plan toen niet ten uitvoer gebracht.

In 1958 nam men de plannen voor de omlegging van de Provinciale weg opnieuw ter hand. Hiervoor waren door de gemeente inmiddels enkele woningen aan de Nieuwendijk en de Helze aangekocht en in 1956 gesloopt. Dit alles leidde ertoe dat uiteindelijk op 26 juni 1964 de doorbraak Nieuwendijk-Mierloseweg officieel in gebruik werd gesteld. Om bij de Hofstraat een behoorlijke doorstroming van het verkeer te bevorderen, werd het Protestants Kerkje aan de Hofstraat in 1964 ook nog afgebroken. Hierdoor kon een ventweg langs de Mierloseweg worden aangelegd om het verkeer komend uit de Hofstraat en het langzame verkeer op te vangen. Dit alles bracht veel verlichting voor het verkeer door het centrum van Geldrop.

Toch konden hiermee niet alle moeilijkheden worden opgelost. Vooral bij de uitmonding op de Nieuwendijk bleef, ondanks de verkeerslichten, een gevaarlijk knelpunt bestaan voor het langzame verkeer vanuit Eindhoven. Om deze situatie te kunnen verbeteren, moesten de panden Nieuwendijk 6 met de daarachter liggende werkplaats (oktober 1967) en Nieuwendijk 12 (juli 1965) ook nog afgebroken worden.

Pas in december 1969 vond de aanbesteding plaats door Provinciale Waterstaat voor de reconstructie van de kruising Mierloseweg-Nieuwendijk, de aanleg van de verbindingsweg Helze-Wielewaal naar de Nuenenseweg en de bouw van de benodigde brug en het omleggen van de Kleine Dommel hiervoor. Men had moeten wachten op de goedkeuring van het krediet door Den Haag. In maart 1970 kon men beginnen en op 16 juni 1970 was het eerste deel van de reconstructie zover klaar, dat het doorgaande verkeer Eindhoven-Helmond van de weg gebruik kon maken. Op 22 juli werd tevens het kruispunt Nieuwendijk-Kerkstraat-KorteKerkstraat-Heggestraat-Stationsstraat voor het verkeer opengesteld en werden de verkeerslichten Nieuwendijk-Mierloseweg in werking gesteld. Pas op 30 oktober vond de opening plaats voor het verkeer van de nieuwe provinciale weg Helze-Wielewaal, zodat uiteindelijk een geheel nieuwe en gunstigere verkeerssituatie was ontstaan.

De naam Nieuwendijk en andere benamingen De herkomst van de namen ‘Endepoel’ en Nieuwendijk

De tegenwoordige Nieuwendijk wordt ten westen begrensd door de Willem-Alexanderlaan en het Beekpad en loopt met een bocht naar het centrum toe tot waar de Stationsstraat, de Korte Kerkstraat en de Heuvel (voorheen Kerkstraat) bijeenkomen. Dit is echter niet altijd zo geweest.

Ontwerp doorbraak Nieuwendijk 1936.

Voor de aanleg van de Rijksgrintweg in 1855 bestond de straat uit een zandweg met alleen bebouwing nabij de kerk en een aantal huizen iets verderop. Verder lagen er tot aan de Beekloop alleen akkers en weilanden. Het is niet zeker of men destijds met paard en wagen de Beekloop kon oversteken, al zal er zeker een doorwaadbare plaats of een vlondertje geweest zijn om de weg over Hulst te kunnen vervolgen. Aansluitend lag er ook een voetpad dat zuidwaarts evenwijdig aan de Beekloop door het gehucht Papenvoort liep richting Riel. Dit pad had ook betekenis voor de kerkgangers uit Zesgehuchten. Vanuit het centrum, dat op 20 meter boven NAP lag, liep het hoogteverschil over ongeveer vierhonderd meter met drie meter af tot aan de beek. Voorbij de beek was de stijging van drie meter richting Hulst binnen ongeveer honderdvijftig meter weer bereikt. Hierdoor vormde zich aan de Geldropse kant van de beek een laagte tussen de Geldropse woonkern en het hoger gelegen gehucht Hulst.

Luchtfoto Nieuwendijk splitsing 1947.

De aanleg van de Rijksgrintweg veranderde de situatie grondig. Doordat de verhoogd aangelegde Rijksweg als het ware een dijk over het dal van lage gronden legde, was aan de zuidkant een langgerekte komvormige poel ontstaan. In de volksmond werd deze ‘Endepoel’ genoemd, waarschijnlijk pas nadat hier enkele wevershuisjes gebouwd waren. Deze huisjes stonden namelijk langs het restant van de oude zandweg, daar waar de nieuwe Rijksweg iets noordelijker liep. Dit weggetje lag lager en liep naar beneden richting Beekloop. Volgens Frans Verhagen zou de naam ontstaan kunnen zijn als aanduiding van een plaats met huizen ‘aan het einde bij de poel’, wat dan in de volksmond Endepoel werd. ‘Ende’ zou dan niet op eenden slaan, omdat in het Geldropse dialect eend als ‘ind’ en einde als ‘end’ uitgesproken werd.[2] Frits Ketelaars beschrijft in zijn boek de Endepoel rond 1920.[3] Hij stelt dat door de aanleg van de hoger gelegen Rijksweg hier in het laaggelegen moerassige en altijd natte gebied bij de Beekloop een rustige poel lag, die ideaal was voor eenden die er hun kostje bijeen scharrelden. Hij geeft aan dat in Geldrop een eend, ‘un end’ heette, een wak in het ijs, een ‘endegat’ was en eenden, ‘ende’ waren. De naam Endepoel zou dan afgeleid zijn van de eendenpoel die er vroeger gelegen had. Een aanwijzing hiervoor vindt men ook op de gevelsteen van het herenhuis uit 1915 dat er nu staat. Hierop staan namelijk eenden afgebeeld.

Doorbraak Nieuwendijk 1966.

Voordat de naam Nieuwendijk officieel werd, is deze waarschijnlijk na 1855 in de volksmond ontstaan als aanduiding van de, als onderdeel van de Rijksgrintweg, nieuw aangelegde dijk. Deze moest immers het natte laaggelegen gedeelte bij de Beekloop overbruggen. De naam is waarschijnlijk dan ook naar analogie met de Rielschedijk en de Geldropschedijk ontstaan. Vóór die tijd had het zandpad geen naam en werd het bebouwde gedeelte van de weg rond de kerk plus het deel dat nu de Korte Kerkstraat heet, Kerkhofstraat genoemd. Op de kaart van 1873 wordt de Korte Kerkstraat inmiddels wel aangegeven, wat dus ten koste is gegaan van een deel van de Kerkhofstraat. Café ‘De Kroon’ werd trouwens nog wel tot de Kerkhofstraat gerekend. De weg richting Beekloop werd nog aangegeven als ‘Weg van Eindhoven naar Geldrop’. Er was officieel dus nog geen sprake van de naam Nieuwendijk.

Voor zover ik heb kunnen nagaan werd de Nieuwendijk voor het eerst genoemd in een ‘lijst van aangifte der gebouwde eigendommen’ van 1879. De Kerkhofstraat werd daarin ook nog genoemd! De weg bij de kerk tot wat later de Helze zou worden, heette Kerkhofstraat en vanaf de splitsing richting Eindhoven werd deze Nieuwendijk genoemd. In de Kadastrale Leggers (register van eigenaren met hen toebehorende percelen) uit die tijd en tot ver in de twintigste eeuw was er echter sprake van de Eindhovenscheweg en de Nieuwendijk werd daarin pas diep in de twintigste eeuw vermeld. Het lijkt er daarom op dat buiten Geldrop de naam Nieuwendijk niet bekend was en deze dus ook geen officiële status had. Overigens, de Kerkhofstraat kwam men ook nog tot diep in de twintigste eeuw in de Leggers tegen.

Geldrop 1959 plattegrond.

Het wijkregister

Door de invoering van de gemeentewet van 1852 werd een gemeente onderverdeeld in wijken en werden de panden binnen de wijk genummerd met louter als doel om snel per district een volkstelling uit te kunnen voeren. Voorheen is er een periode geweest dat men al gebruik maakte van straatnamen en huisnummers, maar daar is men toen weer van afgestapt. De gemeente Geldrop werd onderverdeeld in twee wijken, A en B, waarschijnlijk overeenkomstig de kadastrale secties. De Kerkhofstraat, de Endepoel en de weg ertussenin behoorden tot wijk B.

De minister van Financiën besloot tot hermeting door het Kadaster voor gemeenten, waarbij de opmeting door het Kadaster gebrekkig was uitgevoerd en tot vele fouten en onnauwkeurigheden had geleid. Voor Geldrop werd dat bij resolutie van 18 augustus 1871 bepaald, waarna men hiermee begon na juni 1872. Op 13 juni namelijk kreeg de Ingenieur van het Kadaster van B&W toestemming een lokaal in het raadhuis te huren ten behoeve van de landmeters die belast waren met de opmeting der gemeente. Hierbij werden de kadastrale secties hernoemd tot C en D. Niet lang daarna is men in Geldrop overgegaan naar de verdeling in vier wijken, A t/m D. In ieder geval vanaf 1876 behoorden de Kerkhofstraat enzovoort, daarom voortaan tot wijk D.

In een wijkregister van 1909 was  nog steeds sprake van vier wijken. Inmiddels bestond ‘wijk D’ onder andere uit de Nieuwendijk, de Helze en ’t Spitje, maar niet meer uit de Kerkhofstraat. In het ‘Register ten behoeve van de Veiligheidswet’ werd vanaf 1897 ’t Spitje reeds genoemd als adres voor gebouwen die voorheen tot de Kerkhofstraat behoorden. Bovendien vielen in de Politieverordening van augustus 1913 onder ‘wijk D’ alleen de Nieuwendijk, de Helze en ’t Spitje. De net aangelegde Stationsstraat viel onder de nieuwe ‘wijk E’.

Het lijkt erop dat door de ontruiming van het kerkhof bij de bouw van de nieuwe kerk, de benaming Kerkhofstraat minder gangbaar werd en langzaamaan de naam ’t Spitje de voorkeur kreeg. In 1905 was door de aanleg van de nieuwe stoomtramlijn over het Vossenhol, het pad dat achter de kerk doorliep (later ook Tramstraat genoemd), een nieuwe situatie ontstaan. Een klein gedeelte van de Kerkhofstraat werd toen door de tramlijn afgesneden. Misschien was dit alles de aanleiding om de straat een nieuwe naam en samen met de Helze een beter gedefinieerde en meer officiële status te geven. De nieuwe naam ’t Spitje zou een toponiem zijn voor ‘om de kerk’, wat dus vrij goed overeenkwam met de toen ontstane situatie. In een document uit 1916 werd voor een huis op deze locatie ook nog de Torenstraat als straatnaam vermeld.

Overgang van wijken naar straatnamen

Omdat de wijkindeling in Amsterdam slecht voldeed, is men in 1875 bij de stadsuitbreiding weer overgegaan op straatnaamgeving en huisnummering. Men nummerde vanuit het stadscentrum waarbij rechts de even en links de oneven nummers toegekend werden. Deze verandering is in grote delen van ons land snel overgenomen, waarop in 1887 de ‘Wet op de Bevolking en Verblijfsregister’ ontstond en er een algemene maatregel van bestuur (‘Besluit Bevolkingsboekhouding’) tot stand kwam.

In Geldrop heeft het tot 1920 geduurd voordat men tot dit systeem overging. In een vergadering van B&W van 20 oktober 1919 werd in verband met de tiende volkstelling (uitslag 31 december 1920) besloten over te gaan tot nieuwe nummering. Hierbij sprak men af dat bij elke ingang van elke straat de straatnaam op ijzeren borden zou worden vermeld. Deze straatnaamborden zouden tegen het eerste gebouw in elke straat worden vastgehecht. Na inschrijving kreeg J.F. Knaapen (8 cent per nummer) op 6 december 1919 de opdracht om de nieuwe nummers op de gebouwen te schilderen. Overigens vond in 1930 op de Nieuwendijk nog een algehele hernummering plaats.

In de vergadering van 28 januari 1920 werd besloten om 33 straatnaamborden van gegoten zink (ƒ5,50 per stuk) te bestellen en werd de gemeenteopzichter H van der Eerden met de uitvoering belast. In de Meierijsche Courant van 3 september 1920 kan men lezen: “ten gerieve van de vele vreemdelingen welke ons vooruitstrevend dorp bezoeken, zijn deze week de straten van naamkaartjes voorzien.” In het huisnummerregister uit die tijd staan de betreffende zeventien straatnamen: Nieuwendijk, Helze, Korte Kerkstraat, Kerkstraat, Heuvel, Hofstraat, Mierloscheweg, Nuenenscheweg, Terborghstraat, Sluisstraat, Goorstraat, Molenstraat, Langstraat, Boogardeind, Laarstraat, Heggestraat en Stationsstraat. De naam ’t Spitje komt hierin niet meer voor en daaruit blijkt dat de Nieuwendijk vanaf dat moment uitgebreid werd met wat voorheen de straat ‘om de kerk’ was. De huidige Nieuwendijk kreeg dus pas in 1920 officieel haar naam.

Ten behoeve van het nieuwbouwplan ‘Middenbeekloop’ moesten er ook nieuwe straten komen. Daarop besloot de gemeenteraad op 23 mei 1950 de nieuwe weg vanaf einde Nieuwendijk tot de Parallelweg, Middenbeekloop te noemen. De weg zelf werd in 1952 aangelegd. Per 1 januari 1968 wijzigde men, vanwege de geboorte van de prins, de naam Middenbeekloop in Willem-Alexanderlaan, mede omdat de oude naam vaak verwarring gaf met de straat Beneden Beekloop.

Kruispunt Nieuwendijk 1970. 

[1] Gerard Steeghs, de Nieuwendijk vroeger. een Geldropsche straat in de negentiende en twintigste eeuw (Eindhoven2016). 
[2] F.B.A.M. Verhagen, ‘Endepoel’, Raadhuisklanken.: contactblad tussen het gemeentebestuur en de inwoners der gemeente Geldrop (Geldrop, 1976-1977).
[3] F. Ketelaars, Geldrop vruger. Herinneringen aan een dorp, 1908-1934 (Tongelre 1999).
Ga terug