Kasteel Geldrop, een edel verleden

Heemkronijk jaar:2016, jaargang:55, nummer:4, pag:67 -74

Kasteel Geldrop, een edel verleden

door: Bart Klomp

Vanaf begin december ligt het boek Kasteel Geldrop, een edel verleden in de boekhandel. Dit rijk geïllustreerde boek bestaat uit drie delen en is geschreven door Saskia Minjon, Eugene Franken en ondergetekende. Saskia heeft Kunstgeschiedenis gestudeerd met als specialisatie Architectuurgeschiedenis en Monumentenzorg  en werkt momenteel bij Paleis ’t Loo . In het boek beschrijft zij de periode 1340 tot 1828. Eugene (architect) is ruim dertien jaar verbonden met het kasteel, grotendeels in de functie van secretaris. Hij heeft enkele jaren geleden in eigen beheer een boekje uitgegeven over de markante kasteelbewoner Hubertus Hoevenaar. Voor dit boek heeft hij oude documenten onderzocht, en van dit onderzoek zal hij in de volgende editie van de Heemkronyk verslag doen. Zijn periode beslaat 1828 tot 1905.

Ik ben ruim veertien jaar beheerder van het kasteel en heb in die tijd veel informatie ontvangen van bezoekers. In 2006 kwam ik in contact met oud-bewoners van het kasteel, toen allen nog in leven, en heb met hen veel gepraat over hoe het er vroeger aan toe ging. Door de bundeling van deze interviews ontstond het idee om een boek uit te geven. Uitgeverij Matrijs uit Utrecht, gespecialiseerd in historische boeken, heeft ons hierin begeleid. Mijn periode begint in 1905, het jaar dat de familie Van Tuyll van Serooskerken-Hoevenaar het kasteel erfde.

Hierna vindt u een greep uit de vele verhalen, die uitvoeriger in het boek te vinden zijn.

Van Tuyll van Serooskerken op Kasteel Geldrop

De familie Van Tuyll van Serooskerken deed haar intrede in de geschiedenis van kasteel Geldrop door het huwelijk van Arnaudina Hoevenaar (1855-1933) met mr. Hendrik Nicolaas Cornelis baron van Tuyll van Serooskerken (1854-1924) op 24 mei 1881. Arnaudina Hoevenaar was geboren op 20 augustus 1855 in Oedjoengroeisi, in het toenmalige Nederlands-Indië. Haar vader Hubertus Paulus Hoevenaar en moeder jonkvrouw Anna Marciane Holmberg de Beckfelt hadden al drie oudere dochters. Nadat zij waren getrouwd, vestigden Arnaudina en Hendrik zich aanvankelijk in Den Haag. In 1905 overleed Anna Marciane te Geldrop en erfde dochter Arnaudina het kasteel. Hendrik was al sinds 1883 burgemeester van Voorburg en bekleedde dit ambt tot 1912. Daarom verhuisde het echtpaar pas zeven jaar later naar Geldrop. Hendrik werd benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in 1916 door de Duitse keizer benoemd tot ereridder van de Johanniter Orde. Het huwelijk bracht vier zonen voort, Hendrik, Hubert, Jan Maximiliaan (Jan Max.) en Arnaud.

Huis te Voorburg. Hendrik baron van Tuyll van Serooskerken wordt gehuldigd met een ereboog vanwege zijn vijfentwintigjarig jubileum als burgemeester van Voorburg. Door de poort in de openstaande tuindeuren zit Hendrik samen met Arnaudina. 

Zoon Jan Maximiliaan baron van Tuyll van Serooskerken werd op 29 mei 1886 te Voorburg geboren als derde zoon. In 1911 liet vader Hendrik huize Kampzicht bouwen in de Hofstraat in Geldrop. In dat jaar trouwde Jan Max. met jonkvrouw Carolina Frederika Henriette Quarles van Ufford waarna het echtpaar ging wonen op Kampzicht.

In 1917 werd Jan Max. op éénendertigjarige leeftijd lid van de gemeenteraad van Geldrop en kreeg toen meteen de functie van wethouder. Het echtpaar woonde vanaf 1934 op Kasteel Geldrop.

Jonkvrouw Carolina Frederika Henriette Quarles van Ufford was geboren op 21 maart 1887 op Oud Rozenburg te Loosduinen, als dochter van jonkheer Louis Pierre Quarles van Ufford en Maria van Herwaarden. Ze was het zevende kind van vijf jongens en vier meisjes. Toen het rijtuig te klein werd om alle kinderen naar school te brengen, verhuisde het gezin naar Den Haag. Later kocht vader Louis Pierre een buiten in de gemeente Voorburg. In Geldrop was Carolina bekend als ‘de barones’. Nadat haar man op 14 april 1938 in Amsterdam was overleden, bleef zij nog tientallen jaren op het kasteel. In 1972 brak de barones door een val haar heup. Na enkele weken dag en nacht te zijn verpleegd in het kasteel, overleed zij op vijfentachtigjarige leeftijd aan de gevolgen van een longontsteking op 17 december 1972.

Interview met de barones

In maart 1967 sprak Hans Wierenga van het dagblad Trouw met de barones ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag. De volgende fragmenten zijn aan dit interview ontleend.

“Het is vandaag een heerlijke dag”, zei verleden week het bejaarde dienstmeisje, toen mevrouw Van Tuyll tachtig jaar werd. Voluit is haar naam baronesse Van Tuyll van Serooskerken-Quarles van Ufford en haar meisjesnamen zijn Carolina Frederika Henriette. “Maar dat hoeft er niet allemaal bij. U moet er echt een klein stukje van maken. Wat voor verdienste schuilt er in het worden van 80 jaar? Ik ben trouwens een gewoon mens. Wat ik in mijn leven gedaan heb? Niets meneer, absoluut niets en ik heb het altijd vreselijk druk gehad. Ik sta er nóg elke morgen vroeg voor op. (...)

Vriendenkring van de barones rond 1905. De barones staand uiterst rechts, vriendin Marietje ten Bosch zittend, tweede van links.

Ik heb een heerlijke jeugd gehad. Als ik bij een vriendin op bezoek was of bleef eten, dan moest altijd het handwerkje mee. Je moest altijd iets doen. Je mocht niet zomaar zitten. Toen ik achttien, negentien was, mocht ik uit. Tegenwoordig gaan één jongen en één meisje samen uit en dan blijven ze de hele avond met z’n beiden. Vroeger was dat anders. Dan ging je gezamenlijk uit, een club jongens en een club meisjes, gechaperonneerd natuurlijk. Je ging samen dansen en het was gewoon onbeleefd als de jongens niet elk meisje een beurt hadden gegeven. Maar toch waren we veel ongedwongener dan de meisjes nu. En nu spreekt iedereen elkaar direct met de voornaam aan. Vroeger werd je voorgesteld als freule en jonkheer. Maar we kunnen natuurlijk niet terugkeren naar wat vroeger was. Als ik met mijn kleinkinderen over deze dingen praat, dan zeggen ze: maar dat kán toch helemaal niet, dat is vreselijk ouderwets. We doen lekker wat we zelf willen. Wij hadden in die tijd veel van die avondjes en op één daarvan werd ik voorgesteld aan de zoon van de burgemeester en van het één kwam het ander”.

Het echtpaar Jan Maximiliaan baron van Tuyll van Serooskerken en jonkvrouw Carolina Frederika Quarles van Ufford vestigde zich in 1934 op Kasteel Geldrop. De drie zoons, Hendrik Nicolaas Cornelis (Henk, 1916), Jan Maximiliaan (Max, 1918-2007) en Carel Frederik Hendrik (Carel, 1924-2014) spreken over hun herinneringen aan het leven op het kasteel en de laatste bewoonster, de barones.

Henk baron van Tuyll van Serooskerken

“Eén van mijn eerste heldere herinneringen gaat over de grote storm”, vertelt Henk van Tuyll van Serooskerken. Op 6 november 1921 was er een storm in Geldrop en omstreken. Daarbij zijn verschillende eiken omgewaaid in de hoofdoprijlaan naar de Helze. “Ik weet nog goed, ondanks dat ik vijf jaar was, dat wij als brave kinderen tijdens de middag moesten rusten. Toen ik rond drie uur wakker gemaakt werd, keek ik uit het raam van Kampzicht en zei: ‘Ach gunst, er liggen allemaal struiken in de wei.’ Dat waren natuurlijk de omgewaaide bomen.” De Meijerijsche Courant van 7 november 1921 maakt melding van “den woesten storm” waardoor “heele rijen boomen zijn omgewaaid”. In de kasteellaan waren twintig dikke eiken ontworteld en van de ijzeren schoorsteen van de bierbrouwerij Cambrinus was een stuk van drie meter afgeknapt. “Tal van huizen en fabrieken in Geldrop bekwamen schade door afvliegen van pannen en breken van ruiten, en op den Geldropschen Weg werden ook enige boomen ter wereld gesmakt”, aldus de krant. Henk vertelt dat zijn grootvader een aantal eiken van de oprijlaan heeft laten optakelen. “Deze bomen zijn nog enkele jaren met kabels overeind gehouden, zodat ze weer konden wortelen. En het is nog gelukt ook. De oprijlaan van het kasteel vanaf de Mierloseweg was eigenlijk helemaal geen mooie oprijlaan. Het ging van rechts, links, dan weer rechts. Het was eigenlijk geen oprijlaan maar een bochtig geheel.”

In 1934 verhuisde de familie van Kampzicht naar het kasteel. “Mijn grootmoeder overleed in april 1933 en daarna hebben mijn ouders enkele verbouwingen aan het huis laten uitvoeren. Zo is in 1934 de centrale verwarming aangelegd door de firma Braat uit Delft en is er een bliksemafleiding geïnstalleerd. Het platje is verdwenen, daarvoor in de plaats is een terras gekomen. Je moet weten dat aan de oostkant van het kasteel vroeger een aanbouw was. Deze is in 1866 verwijderd tijdens de grote verbouwing door mijn overgrootvader Hoevenaar. Tot in 1934 was het fundament van die aanbouw overdekt met een zinken dak, het platje. Mijn ouders hebben dit dakje verwijderd. Hiervoor moest wel een gewelf in de kelder worden afgetopt. Het plafond in de kelder werd dus verlaagd, zodat het ontstane terras vanuit de zitkamer betreden kon worden. Hiervoor moest ook een raam worden aangepast tot deur. Nu kon je dus vanuit het kasteel buiten zitten, zonder het kasteel te verlaten”.

De baldakijn aan de voordeur en de raampartij met glas-in-lood in de trappenhal zijn toegevoegd door Henks grootouders in 1912. “Ook is toen de bovenverdieping op de oostvleugel geplaatst, zeer tegen de zin van mijn vader en zijn jongere broer. Het ziet er naar mijn mening ook niet fraai uit, want de stenen van die extra verdieping zijn van een oranjeachtige kleur die totaal misstaat; het is gewoon lelijk. Mijn ouders hebben in 1934 nog overwogen die verdieping er weer af te laten halen, maar de kosten daarvan waren erg hoog.”

Max baron van Tuyll van Serooskerken

Max ging naar de Openbare Nutsschool in de Reigerlaan te Eindhoven waar in die tijd veel niet-katholieken naartoe gingen. In Geldrop was de protestantse Beatrixschool nog niet opgericht. Broer Henk en hij gingen met de tram uit Geldrop naar Eindhoven, vergezeld door een kinderjuffrouw, die de dag doorbracht in een gehuurd appartement in Eindhoven. Een enkele keer kwam hun grootmoeder hen bij school ophalen in een rijtuigje. Na de basisschool bezocht Max het Lorentz Lyceum in Eindhoven (gymnasium-β).

Toen Max bijna vijftien was, overleed zijn grootmoeder en verhuisde het gezin van Hofstraat 17 naar Hofstraat 23, het kasteel. Voordat de Mierloseweg in 1964 werd doorgetrokken naar de Nieuwendijk, was dit het postadres van het kasteel. Max betrok de torenkamer, die hijzelf het mooiste kamertje van het huis vond. Het was betrekkelijk klein, maar het uitzicht was prachtig. Vlak voor het intrekken van Max’ familie was het kasteel grondig verbouwd. Het belangrijkste element was de aanleg van een centraal verwarmings-systeem. Dat was een enorme verbetering van het comfort, want tot die tijd had elke kamer een eigen kachel en in de winter kon het erg koud zijn.

Gedurende de eerste jaren van de oorlog was Max vrijgesteld van de Arbeitseinsatz omdat het landgoed onder zijn leiding hout moest leveren voor de mijnen in Limburg. Tijdens de bezetting waren er veel onderduikers op het kasteel. De Duitsers in Geldrop waren niet erg driftig op zoek naar onderduikers; ze lieten zich gemakkelijk om de tuin leiden. In de eerste jaren van de oorlog kwamen ook veel vrienden en familieleden naar Geldrop om daar ‘bij te eten’. Een bezit met eigen akkerbouw, moestuin, boomgaard en vee was natuurlijk altijd relatief rijk voorzien van goed voedsel. In het laatste oorlogsjaar verborgen Max en zijn oudere broer Henk zich bij razzia’s op het zoldertje van het brandstofhok, een klein huisje tegenover het kasteel.

Max heeft zijn vrouw jonkvrouw Christine de Savornin Lohman tijdens de oorlog leren kennen via zijn broer Henk, die in Utrecht rechten studeerde met Christines broer Chris. In september 1945 trouwden zij in Geldrop, in het oude protestants kerkje dat schuin tegenover de ingang van het kasteelpark in de Hofstraat stond. Het was één van de eerste naoorlogse huwelijken in het dorp en dat was terug te zien in de veelal zelf gemaakte huwelijkscadeaus. De smid smeedde een paar koekenpannen en de timmerman maakte zelf een kast. Ter voorbereiding op het feestmaal was Max met zijn vrienden dagen in de weer geweest om voor iedere gast een patrijs te schieten.

Trouwplechtigheid september 1945 in het protestants kerkje aan de Hofstraat. 

Max en Christine betrokken het Vossenhol op de Heuvel, waar alle vijf hun kinderen zijn geboren: Max, Pieter, Carel, Caroline en Chris. Hij bestierde de zaken van het kasteel en de pachten voor zijn moeder, vanaf 1948 in samenwerking met rentmeester Arend Lok. Hij hield kantoor in ‘Vaders Kamer’, waarin ook zijn vader gewerkt had. Vanaf 1947 was hij gemeenteraadslid van Geldrop en tot 1953 ook wethouder. Naast zijn moeder was Max de meest bekende Van Tuyll in Geldrop en viel op door zijn rijzige gestalte en aantrekkelijk voorkomen. In 1955 vertrok het gezin richting Breda waar Max de functie van rentmeester van de Kroondomeinen ging bekleden.

Carel baron van Tuyll van Serooskerken

Op 17 maart 1924 werd de derde en tevens laatste zoon van Jan Maximiliaan en Carolina geboren. Hij kreeg de naam Carel Frederik Hendrik baron van Tuyll van Serooskerken en kwam evenals zijn broers op Kampzicht ter wereld. Op latere leeftijd wilde hij, in tegenstelling tot zijn oudere broers, Kasteel Geldrop niet meer bezoeken. Hij had goede herinneringen aan het huis en wilde deze precies zo houden. In Geldrop was hij de minst bekende Van Tuyll, waarschijnlijk omdat hij geen lokale werkzaamheden had, zoals zijn broer Henk op kasteel Heeze en broer Max als wethouder in Geldrop. Als kind was hij vooral in het park en in de tuin te vinden. Daarom wist hij veel over hoe het landgoed eruitzag rond de jaren dertig. Hij heeft zijn interesse in de natuur tot aan zijn overlijden in 2014 nooit verloren.

Carel baron van Tuyll van Serooskerken (1924-2014). 

“Ik heb de situatie van de tuin toen ik nog kind was, weergegeven op een plattegrond. Daar staan de oude namen op van de diverse locaties, met daarin een aantal paden die vervallen zijn. Een van die paden was het pad dat via het prieel naar de sequoiaboom liep en het andere verdwenen pad liep achter de rododendrons via het ‘Donkere Woud’ naar de Speelweide. De Speelweide is het gazon achter de treurbeuk. De sequoia was overigens de enige boom die je vanaf station Geldrop kon zien. Vlak bij de sequoia stond ‘het monument’. Dat was een gedenkteken in de vorm van een vaas op een sokkel, die herinnerde aan het veertigjarig huwelijk van mijn grootvader en grootmoeder Van Tuyll van Serooskerken-Hoevenaar op 24 mei 1921.

‘Het monument’: ter nagedachtenis van het vijfentwintigjarig huwelijk van Hendrik baron van Tuyll van Serooskerken en Arnaudina Hoevenaar in 1896. Achterkleinkind Pieter (zoon van Max) staat bij ‘het Monument’ in Oostkapelle. 

De paden in de tuin werden regelmatig verhoogd tegen wateroverlast met zand uit de Spaarpot. Mijn vader liet dan Tinus Zwegers met een tweewielige kar heen en weer rijden en elke keer werd er voor twee strekkende meter gestort. Zwakke of zieke bomen werden gekapt met een bijl en zonder zaag en met een paard en mallejan weggereden. Nieuwe bomen werden geplant: drie beuken op het Hoogbroek en één tulpenboom op het speelveldje. Langs het Hoogbroek werd een border aangelegd. Daar stond ook een grote fazantenkooi van hout en gaas, waar jonge fazanten in werden gefokt voor de jacht. Maar die werd in 1934, het jaar dat we er kwamen wonen, afgebroken”.

“Mijn moeder besteedde veel tijd aan het uitzoeken van planten in catalogi. De bloemenborder op het Hoogbroek werd later verplaatst naar het gazon voor het kasteel. Dit werd gedaan omdat het Hoogbroek bijna jaarlijks overstroomde met water uit de Dommel. De gracht werd uitgediept met een door een paard getrokken ‘kiepwagentje’ op rails om de visstand te verbeteren. Toch bleef bevriezing een bedreiging voor de toen aanwezige karpers. Ik herinner me een winter dat ze werden overgebracht naar de sloot tussen de laan naar ‘het blauwe hek’ en de moestuin. Omdat het water daar altijd stroomde, bevroor het niet. Ik zie de vissen nog zwemmen en naast me stond een postbode ook naar de karpers te kijken. In die tijd had men daar nog de tijd voor.

Tuinbaas Smaal had de supervisie over de moestuin. Dat was een hele aardige, grote man. Hij woonde tot 1945 op Hofstraat 21 (nu Mierloseweg 3, tegenover de oranjerie), en is na het overlijden van zijn vrouw in Den Haag gaan wonen. Organisatorisch waren er twee gescheiden afdelingen op het terrein, namelijk ten eerste de moes- en bloementuin en ten tweede de paarden- en koeienstallen met weilanden. Er waren twee paardenstallen: die bij het koetshuis (ik herinner me de koetsen nog wel, maar niet dat ermee gereden werd) en een paardenstal bij de sloot. Daarin stonden ‘de Vos’ en ‘de Duc’ en een grote veulenbox voor merrie en veulen, samen met daar tegenover de haverkist.

Mijn ouders hebben niet veel veranderd aan de tuinen, uitgezonderd de rozentuin (momenteel zintuigen- en insectentuin). Deze hebben zij helemaal laten opruimen. De kweekbakken hebben mijn grootouders nog laten plaatsen in de jaren twintig. Het blad in het park werd jaarlijks gestort tussen de oranjerie en de opslagschuur. Dat werd met Maaszand vermengd en na compostering gebruikt om de bakken te bemesten. Tegen de muur in de tuin groeide een moerbei. Daar begroeven wij vroeger gestorven beesten onder. Het verhaal gaat namelijk dat een moerbei goed groeit op kadavers”.

Vader van Carel, Jan Max met ‘Fritske’ en rentmeester Nienhuis (1934). 

Schilderij van Henri Knip van Kasteel Geldrop (vlak voor 1900).

“Op het schilderij van het kasteel van Henri Knip, dat nog in de familie is, staat een mevrouw met een parasolletje. Dat moet mijn grootmoeder zijn geweest. Zij loopt direct voor het kasteel. Dan krijg je het gazon met de zonnewijzer erop en daarna het perk met de begonia’s en de tamme kastanjeboom. Daarachter is nog een pad dat uitkomt bij het piephek, zo noemden we vroeger dat hek dat inmiddels is verdwenen. Dat hek was echt het begin van het privéterrein. Daarvoor had je de lanen die uitkwamen op de Hofstraat aan de ene kant en de Helze aan de andere kant. Als je dan het piephek doorging, kwam je via de grote platanen bij het kasteel. De lanen waren vroeger geplaveid met donkere steenslag, zoals je bij spoorrails wel eens ziet. Als er kuilen ontstonden, werd het met cement en steenslag opgevuld. Dat moest zo vaak gebeuren dat iemand er bijna continu mee bezig was.

Het Torenveldje lag direct ten oosten van het kasteel. Daar stond vroeger de Donjon, vandaar de naam ‘Torenveldje’. Vlakbij het Torenveldje lag het vogelbos en dat is een oud gedeelte dat mijn grootouders hebben laten maken. Daar stond een grote volière en om een groot deel stond een gaas. Vlakbij de volière was een vijvertje. Op de bodem van dat vijvertje lag een stenen muur en ik heb altijd gedacht dat deze resten nog van de oude woontoren waren die daar van de veertiende eeuw tot 1839 heeft gestaan”.

De drie zonen van de barones hebben in 1974, twee jaar na het overlijden van hun moeder, het kasteel met grond en bijgebouwen verkocht aan de gemeente Geldrop voor 1,1 miljoen gulden. Dit bedrag lag ver onder de reële waarde van het landgoed, dat geschat werd rond de 3 miljoen gulden. Voorwaarde van de verkoop was dat het kasteel ten goede moest komen aan de Geldropse gemeenschap. Heden ten dage staat deze voorwaarde nog steeds in de statuten van de in 1994 opgerichte Stichting Kasteel Geldrop. Pas in 1996 viel het landgoed onder deze stichting.

Momenteel is het kasteel met alle bijgebouwen gerestaureerd. In de komende jaren wordt de Engelse landschapstuin in ere hersteld door het deels terugbrengen van zichtassen en het realiseren van jonge aanplant.

Volière van Max, gelegen op de plaats waar de voormalige woontoren stond, naast het pad ten oosten van het kasteel naar het bruggetje (augustus 1935). 

Ga terug