Archeologisch overzicht van Geldrop (5)

Heemkronijk jaar:2016, jaargang:55, nummer:3, pag:57 -61

Archeologisch overzicht van Geldrop (5)

door: Jan Broertjes

Merovingische tijd

In de vijfde eeuw breekt de Merovingische periode aan die duurde van 481 tot en met 752.

De Merovingen waren een dynastie van Frankische koningen, die over een regelmatig veranderend gebied in delen van het huidige Nederland,  België,  Frankrijk en Duitsland regeerden van de vijfde tot in de achtste eeuw.

In Geldrop is er bewoning in de zevende eeuw, want bij archeologisch onderzoek in Genoenhuis in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw, werden ten zuiden van de begraafplaats het ‘t  Zand een aantal plattegronden blootgelegd van gebouwen uit die tijd.

De gebouwen, waterputten en graven uit de laat-Merovingische (in het zwart) en vroeg-Karolingische tijd (650-750).

Deze gebouwen dateren uit de laat-Merovingische en vroeg-Karolingische tijd (650 – 750). De overzichtsplattegrond laat een losse onregelmatige spreiding van gebouwen zien. Een plattegrond van een gebouw en een  reconstructie geeft een beeld van zo’n gebouw. Is er sprake van domeinvorming[1]?

Een rij paalsporen in het midden duidt op een zadeldak. Toch zijn er mogelijk enkele groepen gebouwen te onderscheiden, waarbij iedere groep waarschijnlijk een soort aparte bedrijfseenheid vormde. Er lijkt hier geen sprake te zijn van een straatje of plein. De plattegronden B, C en D zijn mogelijk hoofdgebouwen waarvan gebouw B een aparte vorm laat zien met afmetingen van 17 bij 10,50 meter.

Plattegrond van een bijzonder hoofdgebouw. 

Ook werd een opvallende plattegrond van een ander hoofdgebouw blootgelegd.

Bijzonder is de vondst van een klompje verbrand leem. Het klompje bleek een gietvorm te zijn om bronzen of zilveren nagels met een holle kop te maken. Zou hier een zilversmid of bronsgieter hebben gewerkt?

De mensen hebben een deel van hun doden begraven op het erf. Dit wijst er op dat de traditie van begraven op een grafveld werd verlaten. Niet iedereen werd hier begraven; deze plaats van begraven was wellicht voorbehouden aan de leider van de “familia”. Er zijn zes van deze graven aangetroffen die dateren van rond 675. 

Een van deze graven is leeggeroofd. Slechts enkele stukjes van een met zilver belegde gordel en een gouden munt werden nog aangetroffen.

In een ander graf werden een zwaardschede van een kort zwaard gevonden waarvan de schede met zilver was beslagen. Ook waren nog een lans, een mes en een schild aanwezig. Er stond een pot bij waarin voedsel moet hebben gezeten.

Met zilver ingelegde beslagen waren ook nog aanwezig. Twee graven werden bovendien ontdekt die mogelijk afkomstig zijn van een tweede generatie.

De zes graven op een rij.  

Na het onderzoek van deze christelijke graven bleken er nog twee graven onder te liggen. Deze twee graven bleken van grote betekenis te zijn. Het ging hier om een vrouwengraf en een mannengraf. In het mannengraf werd een grote hoeveelheid roestklompen gevonden.

Bij de linkervoet werd een ruiterspoor aangetroffen. Tevens werden een restant van een schildknop en resten van een korte zwaardschede aangetroffen. Het zwaard zelf ontbrak. Er werd verwacht dat de wapenuitrusting groter zou zijn; zou het graf geroofd kunnen zijn?

Op de plaats van de mond lag een gouden muntje, een imitatie van een in Dorestat geslagen munt gedateerd tussen 650 en 670. Dit Madelinusmuntje zat onder de tong en zou bestemd zijn voor de veerman Charon om de rivier de Styx over te steken, een gewoonte die al bekend was bij de Grieken.

Het Madelinusmuntje. 

Bij nader onderzoek van de roestklompen middels röntgenfoto’s bleek dat hierin 24 stuks beslagen zaten die rijk versierd waren met zilver.

Deze zogenaamde riemtongen zaten aan een riem met een gesp aan een kant en aan de andere kant een riemtong met halfedelstenen (almandijn) bezet. De andere tongen hingen aan de riem en zullen door hun zilverglans zeker goed zijn opgevallen.

Reconstructie van de gordel uit Zuid-Duitsland. 

Metalen voorwerpen uit het mannengraf. 

Deze ijzeren beslagen riemtongen zijn bekend uit Zuid-Duitsland in het gebied waar de stammen Alamanni en de Baiuvarii (de Beieren) verbleven. Blijft de vraag of via handel deze sieraden hier zijn geraakt of dat de man uit Duitsland kwam.

Wat ook was opgevallen dat deze ‘glanzende’ ruiter, die wellicht een belangrijk persoon moet zijn geweest, in een dubbele kist was begraven met in de ene helft van de kist de man en in de andere helft de ruimte voor datgene dat hij meekreeg. De kist was geplaatst op twee dwarsbalken.

Het vrouwengraf met de kralen.

Naast het graf van de man was een graf van een vrouw. Daarin werden ook de resten van een gordel aangetroffen. Deze soort werd wel gebruikt in Zuid-Nederland en België. In dit vrouwengraf werden kralen aangetroffen die als ketting om haar nek hebben gehangen. Ze werden dan ook gevonden op de plaats van haar hals. Ook trof men in het graf een mes en een riembeslag aan.

De kralen in een ketting gezet. 

Karolingische tijd

De Karolingische tijd is van 750 – 900 na Christus. Deze tijd is begonnen onder Karel de Grote. Er zou sprake zijn van culturele bloei, hoewel daar ook anders over wordt gedacht.

Karolingische huisplattegronden en waterputten in zwart bij die van de Merovingische plattegronden. 

In Geldrop  moeten we het uitsluitend hebben van archeologische vondsten en vooral van grondsporen.  Deze grondsporen van huizen laten zien dat er sprake is van een nieuwe huisstijl. De huizen waren iets groter dan die uit de vorige periode, 13-17 meter lang en 8-10 meter breed.  Deze huizen hadden dwarsverbanden in de balken en mogelijk de eerste gebinten. Dit kan men afleiden uit de gevonden verdeling van de paalsporen. Mogelijk was het dak een schilddak en/of een zadeldak.

Karolingische huisplattegrond en waterput bij het voormalig Hagelven

Karolingische boerderijplattegrond en waterput. 

Er zijn minder erven en er lijkt sprake van teruglopende agrarische economie. Bij het voormalig Hagelven is ook een huisplattegrond gevonden. Dit was een drieschepige boerderij.

Plattegrond van een Karolingische boerderij. 

Mogelijk was deze ook al eens gerepareerd. De paalsporen vertonen nog duidelijk de dikte van de paal met een doorsnee van ongeveer 30 cm. Voor het dak werden zware palen gebruikt en voor de zijkanten, die het dak niet hoefden te dragen, werden kleinere palen gebruikt. De zijwanden stonden 2,15 tot 2,30 m vanaf de palen die het dak droegen.

Resten van aardewerk waren zogenaamd  ‘wielgedraaid’ en kwamen overeen met het aardewerk uit Dorestad. De boerderij dateert uit de negende eeuw.

Bij de huizen werden  resten van waterputten aangetroffen, gemaakt van uitgeholde boomstammen. De boomstam werd eerst gespleten en de delen waren niet aan elkaar verbonden. Er stonden waarschijnlijk twee stammen op elkaar. De ene put was dieper dan de andere. Het kan zijn dat de diepere put jonger is, hetgeen verklaard wordt door waarnemingen in het land, dat de grondwaterstand daalde, wellicht door een drogere tijd. De doorsnede van de zogenaamde insteek, het gat dat werd gegraven, bedroeg ongeveer 2,50 m en dat mag  klein worden genoemd.

Restanten van een waterput met nog duidelijk zichtbaar de boomstam. 

De waterput na te zijn vrij gegraven.

Over het begraven van de overledenen uit die tijd is hier niets bekend. Op één plek zou er sprake kunnen zijn van een graf, maar helaas is daar geen verder onderzoek naar gedaan.

Mogelijk graf uit de Karolingische tijd. 

[1]Domein is een bezit van het hof.

Ga terug