Een proefschrift over de adel in Noord-Brabant

Heemkronijk jaar:2016, jaargang:55, nummer:1, pag:20 -23

Een proefschrift over de adel in Noord-Brabant

door: Sjaak de Waal

Kaft voorzijde van het proefschrift. 

Op 16 december 2015 verwierf Klaasje Douma, lid van de redactie van dit tijdschrift Heemkronyk, aan de Universiteit van Tilburg de graad van doctor na de verdediging van haar proefschrift getiteld De adel in Noord-Brabant, 1814-1918, met als ondertitel groepsvorming, adellijke levensstijl en regionale identiteit. Haar promotoren waren prof. dr. A.J.A. Bijsterveld en prof. dr. Y.B. Kuiper.

Deze gebeurtenis verdient, behalve natuurlijk een felicitatie voor de gepromoveerde, aandacht in dit tijdschrift. Onze heemkundekring is genoemd naar de heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten. Met haar driedelige artikelserie ‘Van ‘inhaalinge’ tot uitvaart’, is Klaasje in 2013 en 2014 in de Heemkronyk nog ingegaan op de verhouding tussen ‘heer’ en inwoners van deze heerlijkheid, zoals die vorm kreeg tijdens publieke gebeurtenissen. Eerder publiceerde zij in dit tijdschrift al een lange serie artikelen over de strijd om de tienden van Heeze en Leende, waarbij leden van de plaatselijke familie Van Tuyll van Serooskerken als tiendheffers en leden van andere adellijke families betrokken waren. Ook in het proefschrift komt veel informatie over de adellijke bewoners van het kasteel in Heeze voor.

De promotie van Klaasje heeft een fraai uitgevoerd proefschrift van 568 pagina’s opgeleverd. Het van talrijke illustraties voorziene werk – niet zo gebruikelijk voor een proefschrift – is uitgegeven door de Stichting Zuidelijk Historisch Contact in Tilburg en Uitgeverij Verloren in Hilversum. En dat is nog niet alles, want een afzonderlijke serie van twaalf bijlagen die, inclusief een register, 245 pagina’s telt, is te raadplegen en te downloaden van de website van de mede-uitgever van het boek (www.verloren.nl/downloads; omvang van het bestand: 12,7 MB).

Het in dit proefschrift gepresenteerde onderzoek voorziet in een leemte. De adel in Noord-Brabant bleef als provinciale adelsgroep en onderdeel van de Nederlandse adel tot dusver onbesproken, hoewel het eliteonderzoek in ons land de laatste decennia erg is toegenomen. Het onderzoek van Klaasje richtte zich vooral op de negentiende eeuw. Na het ontstaan van onze eenheidsstaat werden in 1814 de eerste Noord-Brabanders benoemd in de provinciale ridderschap, een vereniging die vooral fungeert als een elitenetwerk, waardoor de regionale adel sinds de lange periode na de Opstand (1629/1648) hier zijn intrede deed. (In de grondwet van 1815 werd de naam Braband voor het gebied van onze huidige provincie vervangen door Noord-Braband, later Noord-Brabant, ter onderscheiding van Zuid-Braband, één van de nieuwe zuidelijke provincies.) Klaasje neemt de adel in Noord-Brabant onder de loep tot 1918. Genoemd jaar beschouwt ze als een omslagpunt: de aristocraten verdwenen in de eerste decennia van de twintigste eeuw steeds meer naar de achtergrond. Er brak een wereldoorlog uit. Nieuwe, burgerlijke elites kregen het in de Nederlandse parlementaire democratie voor het zeggen, de verzuiling, de invoering van het algemeen kiesrecht, al deze aspecten waren redenen om het onderzoek tot 1918 af te bakenen.

Het woord adel roept bij veel mensen uiteenlopende gedachten op. Volgens haar promotor Y. Kuiper zijn dat nog steeds allang achterhaalde stereotypen van een rijke familie met kasteel en veel personeel die dol is op de jacht en bekakt Nederlands spreekt. Wie het proefschrift van Klaasje doorneemt zal zelf kunnen vaststellen wat er van die stereotypen rest. Het is onmogelijk om in kort bestek recht te doen aan alle aspecten die in dit rijke proefschrift aan de orde worden gesteld. Zeer herkenbaar is de systematische aanpak van Klaasje in de behandeling van haar onderwerp. En natuurlijk de nauwgezette verantwoording van haar bronnen, zoals lezers van haar artikelen in de Heemkronyk gewend zijn. De toegevoegde noten met verhelderende toelichtingen van bepaalde begrippen of passages worden zeer op prijs gesteld.

Zelden wordt de lezer bij twijfel over interpretatie of betekenis van een bepaalde tekst in het ongewisse gelaten. Het moet een tijdrovende en geen gemakkelijke opgave zijn geweest om dit onderwerp van de adel verantwoord en evenwichtig uit te diepen en te bewerken tot een leesbare studie. Het vereist ook begrip en grote kennis van de desbetreffende periode van onze vaderlandse geschiedenis. In haar doctoraalscriptie uit 2002 over de bewoners van het kasteel Heeze van 1796 tot 1901, waar de human interest niet ontbrak, bleek haar belangstelling voor het onderwerp adel en bovendien haar interesse in onderzoek van relevante archieven en familiearchieven, die niet steeds gemakkelijk toegankelijk zullen zijn geweest. De inhoud van haar proefschrift getuigt van de opgebrachte energie en het doorzettingsvermogen. Het mag dan wat achterhaald zijn om aan het begin van een proefschrift een opsommend, beredeneerd overzicht te geven van de voorafgaande bestaande theorieën en literatuur over het bestudeerde onderwerp, voor de lezer biedt het een dankbare hulp om inzicht in de historie te krijgen en verschaft het kennis van hoe een bepaalde leefwijze of hoe bepaalde gewoonten en theorieën zich hebben kunnen ontwikkelen.

De Brabantse adel in de onderzochte periode was bescheiden van aard. Die conclusie trok Klaasje uit haar onderzoek in familiearchieven, waar ze bijvoorbeeld inzage kreeg in de kosten van feesten, zoals huwelijken, of in de kosten van uitvaarten. Die Brabantse adel bestond ook uit een kleine groep, vergeleken met de adel in andere provincies van ons land. Er waren in deze regio betrekkelijk weinig kastelen; de adel concentreerde zich hier voornamelijk in of rond de grote steden als Den Bosch en Eindhoven. De voorrangspositie van de adel heeft sinds het herstel in 1814 niet lang geduurd, mede door de politieke ontwikkelingen in 1848 (grondwets-herziening met Thorbecke) en 1917 (vrije verkiezingen voor mannen), hoewel de adel aanvankelijk, met name in andere provincies, grote invloed had op de samenstelling van de Provinciale Staten en de keuze van leden van de Tweede Kamer.

Familie Van Tuyll van Serooskerken op kasteel van Heeze, ca. 1912. 

Het proefschrift De adel in Noord-Brabant, 1814-1918, telt zeven hoofdstukken, waarvan het eerste hoofdstuk een inleiding is (p. 15-87) en het laatste hoofdstuk conclusies bevat (p. 481-506). De pagina’s na de conclusies worden ingenomen door een Engelstalige summary, door overzichten van geraadpleegde archivalia en literatuur en door een register (p. 507-568). De hoofdstukken tussen de inleiding en conclusies zijn de volgende:

2 Groepsportret van de adel in Noord-Brabant (p. 89-175)

3 Connubium en convivium: adellijk en Brabants? (p. 177-251) (Met ‘connubium’ worden netwerken van nabije en verre verwanten van leden van de adel bedoeld die ontstonden als gevolg van huwelijks-verbintenissen.

Met ‘convivium’ worden netwerken van leden van de adel bedoeld die het gevolg waren van de omgang in het sociale speelveld, zoals de omgang met vrienden, kennissen, informele en formele relaties en medeleden van verenigingen.)

4 De Brabantse edelman als politicus-bestuurder (p. 253-309)

5 De Brabantse landadel (p. 311-397)

6 Edelen in en buiten de ridderschap: adellijk en Brabants? (p. 399-479)

Met deze opsomming is natuurlijk niet al te veel over de inhoud gezegd. Ze geeft echter een indruk van de behandelde onderwerpen en de opbouw van het proefschrift. Wie zich in de geschiedenis van de adel in Noord-Brabant wil verdiepen, kan niet om dit werk van Klaasje Douma heen, dat is wel duidelijk. Het vormt de kroon op haar jarenlange studie. Ze heeft de adel in onze provincie een ‘gezicht’ gegeven.

De gilden St.-Joris en St.-Agatha in 1902 op kasteel Heeze tijdens het inhalen van de nieuwe kasteelheer, S.J. baron van Tuyll van Serooskerken (1874-1955).

Ga terug